Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering
4.De standpunten
5.De beoordeling
- ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor [minderjarige] ;
- [minderjarige] heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
- [minderjarige] en (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
uiterlijk 4 april 2025,aanhangig zal maken. Voor het doorlopen van een hulpverleningstraject, waarbij zoals hier wordt ingezet op onbelast contact, wordt standaard een termijn van negen maanden aangehouden.
uiterlijk tegen op na te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, in de nog aanhangig te maken bodemprocedure in te brengen. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
UHA in KG met zaaknummer C/02/430574 KG ZA 25-9 d.d. 7 maart 2025’.
6.De beslissing
dinsdag 25 november 2025 pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, in de nu nog aanhangig te maken
bodemprocedurede rapportage over het verloop en het resultaat van het (jeugd)hulpverleningstraject ter griffie in te dienen;
UHA in kort geding met zaaknummer C/02/430574 KG ZA 25-9 d.d. 7 maart 2025’;