In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 maart 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in China en geadopteerd door zijn ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen tot aan zijn meerderjarigheid, omdat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de situatie thuis is onrustig en de aandacht gaat voornamelijk uit naar de andere kinderen in het gezin. De minderjarige verblijft sinds april 2024 in een pleeggezin en heeft geen contact meer met zijn ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de zorg voor de minderjarige te dragen en dat er noodzaak is voor regievoering in het gedwongen kader. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met als doel de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen en passende hulpverlening te bieden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.