In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 8 januari 2025 vonnis gewezen in de zaak van de curator van [eiseres] B.V. tegen [gedaagde]. De curator vorderde betaling van een bedrag van € 5.497,95, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] voor de levering en montage van een schuifpui. De gedaagde heeft een deel van het bedrag, € 5.000, al betaald, maar weigerde het resterende bedrag te voldoen, onder andere omdat de schuifpui gebreken vertoonde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de curator de vordering niet kon onderbouwen, omdat [gedaagde] terecht een beroep deed op opschorting van haar betalingsverplichting. De rechtbank oordeelde dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, doordat de aannemer, die door [gedaagde] was ingeschakeld, het voorbereidende werk ondeugdelijk had uitgevoerd. Hierdoor stond de schuifpui scheef na montage. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de gebreken, aangezien zij herhaaldelijk had gevraagd om controle van het werk van de aannemer, maar [eiseres] dit had nagelaten.
De vordering van de curator werd afgewezen, en de proceskosten werden toegewezen aan de curator, die in het ongelijk was gesteld. De rechtbank heeft de curator veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagde], die in totaal € 813,00 bedroegen, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig betaald.