ECLI:NL:RBZWB:2025:1560

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/02/432076 / JE RK 25-299
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuid-West Nederland heeft op 19 februari 2025 een verzoek ingediend om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) tot aan zijn meerderjarigheid. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de thuissituatie, waarin zijn moeder en stiefvader overbelast zijn door de zorg voor een halfzusje met een verstandelijke beperking. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2025 waren de moeder, stiefvader en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig. De vader was niet verschenen, ondanks tijdige oproeping. De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen, en heeft daarom besloten tot ondertoezichtstelling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om passende hulp en ondersteuning te bieden aan [minderjarige] en zijn ouders, en om de voortgang te monitoren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/432076 / JE RK 25-299
Datum uitspraak: 5 maart 2025
Beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUID-WEST NEDERLAND,gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats],
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats].
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad van 19 februari 2025 met bijlagen, ontvangen op 19 februari 2025;
- het e-mailbericht van de moeder van 27 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder;
- de stiefvader;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist en tijdig is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft de [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Daar heeft [minderjarige] geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder en stiefvader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI tot aan zijn meerderjarigheid, te weten tot [geboortedag] 2025, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar het ingediende rapport. [minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd, omdat hij opgroeit in een gezinssituatie waarbij zijn moeder en stiefvader in sterke mate overbelast zijn geraakt vanwege de intensieve zorg voor halfzusje [naam] in verband met haar verstandelijke beperking en gedrag. Dit zorgt voor veel spanningen thuis, waar [minderjarige] last van heeft, en maakt dat [minderjarige] niet altijd voldoende aandacht krijgt. Ook is de relatie tussen [minderjarige] en de stiefvader onder druk komen te staan. Er is al veel hulp ingezet in het gezin, waaronder casusregie van achtereenvolgens [kinderopvang], [jeugdzorg] en momenteel vanuit [hulpverlening] en diverse hulpverleningstrajecten. Ondanks dat de moeder en stiefvader openstaan voor hulpverlening en daar zelf ook actief om vragen, wordt de hulpverlening vanwege visieverschillen steeds weer stopgezet. Het lukt de moeder en stiefvader daardoor nog niet om in voldoende mate te profiteren van de aangeboden hulpverlening en de thuissituatie te verbeteren. De Raad maakt zich verder zorgen over de omstandigheid dat de vader van [minderjarige] de afgelopen jaren niet continu aanwezig is geweest in zijn leven en het contact tussen hen wisselend is verlopen. Daarbij komt dat de verstandhouding tussen de moeder en de vader verstoord is geraakt en zij vrijwel niet met elkaar communiceren. De ouders zijn dan ook niet in staat om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. Daarom is er regievoering in het gedwongen kader nodig, zodat er passende hulp wordt ingezet en gemonitord, en de vader daar ook bij wordt betrokken. De komende tijd moet worden gewerkt aan de in het rapport geformuleerde doelen. Daarbij acht de Raad met name het verkrijgen van zicht op het contact tussen de vader en [minderjarige] en de inzet van een buddy voor [minderjarige] van belang.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek tot ondertoezichtstelling. Daarbij merkt zij op dat het MDFT-traject moest worden stopgezet vanwege de jeugdbeschermingstafel en het onderzoek van de Raad. De moeder en stiefvader hadden dit traject liever afgemaakt, nu zij daar tevreden over waren.
4.3.
De stiefvader merkt op dat hij samen met de moeder al jaren vraagt om passende hulp thuis. Zij hebben inderdaad eerder hulpverleningstrajecten stopgezet omdat er dan geen klik met of vertrouwen in de hulpverleners was. Dat werkt niet volgens de stiefvader. Hij heeft het beste voor met [minderjarige] en wil daar graag actief in meedenken, maar vindt het niet fijn als er uit het niets van alles wordt beslist. Verder merkt de stiefvader op dat er recent een nieuw verslag is ontvangen over de autismestoornis van [minderjarige]. Het verslag biedt veel nieuwe inzichten. Ook wordt daarin een begeleide woonomgeving geadviseerd voor [minderjarige], van waaruit verdere hulpverlening kan worden opgestart.
4.4.
De GI is bereid om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Vanwege de naderende achttienjarige leeftijd van [minderjarige] is daarvoor maar zeer weinig tijd, waardoor er weinig ruimte is voor een uitgebreide kennismaking en het opbouwen van een vertrouwensband. Er zal direct en op een hoog tempo aan de slag gegaan moeten worden en dat zal het nodige van de ouders en stiefvader gaan vergen. Om die reden worden er twee jeugdbeschermers aan het gezin gekoppeld. Verder merkt de GI op dat de meeste buddy-organisaties momenteel zwaar overbelast zijn. Ook heeft [stichting] op dit moment een cliëntenstop.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
- de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
- de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal [minderjarige] daarom onder toezicht stellen van de GI voor de verzochte duur, te weten met ingang van 5 maart 2025 en tot [geboortedag] 2025. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.3.
[minderjarige] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Er is sprake van kind-eigenproblematiek bij [minderjarige], bestaande uit onder meer zijn autismespectrumstoornis, zijn sombere gevoelens, zijn gebrekkige zelfzorg en zijn zelfbepalende gedrag. Daarnaast heeft [minderjarige] veel last van de vele spanningen in de thuissituatie als gevolg van de overbelasting van de moeder en stiefvader vanwege hun intensieve zorg voor halfzusje [naam]. Er is daardoor niet altijd voldoende aandacht voor de behoeftes van [minderjarige]. Daarbij komt dat de relatie tussen [minderjarige] en de stiefvader momenteel verstoord is geraakt. Er zijn verder zorgen over de moeizame verstandhouding tussen de vader en de moeder van [minderjarige], en het gebrek aan communicatie tussen hen. De vader is de afgelopen jaren niet altijd aanwezig geweest in het leven van [minderjarige] en het contact tussen hen is wisselend verlopen. Ook daarover heeft de kinderrechter veel zorgen.
5.4.
De kinderrechter begrijpt voorts dat er de afgelopen tijd al veel hulpverlening is ingezet bij [minderjarige] thuis, maar dat het de moeder en stiefvader nog niet is gelukt om daar in voldoende mate van te profiteren nu de hulpverleningstrajecten steeds vroegtijdig worden afgesloten. Tijdens de mondelinge behandeling is het de kinderrechter nogmaals gebleken dat de moeder en stiefvader openstaan voor de inzet van passende hulpverlening. Zij willen heel graag extra hulp en ondersteuning in de thuissituatie zodat zij deze voor alle minderjarigen kunnen verbeteren. Vanwege visieverschillen is dat in het vrijwillig kader tot op heden niet gelukt. Nu de verhouding tussen de ouders van [minderjarige] daarnaast moeizaam is en er vrijwel geen communicatie tussen hen plaatsvindt, stelt de kinderrechter vast dat de ouders momenteel niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. Er is daarom regievoering in het gedwongen kader nodig, zodat de belangen van [minderjarige] worden behartigd en er passende hulp wordt ingezet, deze wordt gemonitord en de vader daar ook bij wordt betrokken. De kinderrechter acht het vanwege de leeftijd van [minderjarige] van groot belang dat de GI daarbij spoedig doorpakt en indien nodig een buddy voor [minderjarige] aanstelt. Ook zal de GI het recent opgestelde verslag over [minderjarige] in acht moeten nemen. De kinderrechter vertrouwt erop dat de GI zal doen wat nodig is om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] te doen afnemen.
5.5.
Voor de komende periode verwacht de kinderrechter dat er in ieder geval wordt gewerkt aan de volgende, door de Raad geformuleerde doelen:
- [minderjarige] groeit op in een voorspelbare, gestructureerde en veilige opvoedingsomgeving;
- [minderjarige] wordt in voldoende mate gestimuleerd in zijn ontwikkeling en er is individuele aandacht voor de behoeftes van [minderjarige];
- De draagkracht en draaglast van moeder en stiefvader is in balans;
- [minderjarige] wordt niet meer geconfronteerd met spanningen van moeder en stiefvader als gevolg van een te hoge draaglast van moeder en stiefvader;
- Er is noodzakelijke ondersteuning en persoonlijke begeleiding ingezet voor [minderjarige] gericht op het verbeteren van zijn welbevinden en ter versterking van zijn vaardigheden op het gebied van zijn zelfstandigheid;
- Voor [minderjarige] is een buddy ingezet via [stichting] of een vergelijkbare instantie, zodat hij kan spreken over zijn emoties en zijn vaardigheden op het gebied van zijn zelfstandigheid kan vergroten;
- Vader wordt betrokken bij de voor [minderjarige] noodzakelijke stappen, gericht op het verbeteren van zijn welbevinden en het vergroten van zijn zelfstandigheid.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering met ingang van 5 maart 2025 en tot [geboortedag] 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 14 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.