In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 maart 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuid-West Nederland heeft op 19 februari 2025 een verzoek ingediend om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) tot aan zijn meerderjarigheid. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de thuissituatie, waarin zijn moeder en stiefvader overbelast zijn door de zorg voor een halfzusje met een verstandelijke beperking. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2025 waren de moeder, stiefvader en vertegenwoordigers van de Raad en de GI aanwezig. De vader was niet verschenen, ondanks tijdige oproeping. De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord, maar hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen, en heeft daarom besloten tot ondertoezichtstelling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om passende hulp en ondersteuning te bieden aan [minderjarige] en zijn ouders, en om de voortgang te monitoren.