ECLI:NL:RBZWB:2025:1562

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/02/432086 / JE RK 25-300
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in verband met ontwikkelingsbedreigingen door overbelasting van ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 maart 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuid-West Nederland. De minderjarigen zijn geboren uit het huwelijk van de ouders, die beiden belast zijn met het ouderlijk gezag. De Raad verzoekt om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de overbelasting van de ouders, die intensieve zorg nodig hebben voor [minderjarige 2] vanwege haar verstandelijke beperking.

Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2025 waren de ouders, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun inspanningen, niet in staat zijn om de noodzakelijke hulpverlening te waarborgen en dat de thuissituatie niet voldoende ondersteuning biedt voor de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft de ouders als bereid, maar onvoldoende in staat beoordeeld om de ontwikkelingsbedreigingen zelf weg te nemen, waardoor regievoering in het gedwongen kader noodzakelijk is.

De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, en heeft de ouders en de GI opgedragen om samen te werken aan de geformuleerde doelen voor de ontwikkeling van de minderjarigen. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 14 maart 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/432086 / JE RK 25-300
Datum uitspraak: 5 maart 2025
Beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUID-WEST NEDERLAND,gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad van 19 februari 2025 met bijlagen, ontvangen op 19 februari 2025;
- het e-mailbericht van de moeder van 27 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft de minderjarigen in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Daar hebben zij geen gebruik van gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.4.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader en moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht te stellen van de GI voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar het ingediende rapport. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd, omdat zij opgroeien in een gezinssituatie waarbij de ouders in sterke mate overbelast zijn geraakt vanwege de intensieve zorg voor [minderjarige 2] in verband met haar verstandelijke beperking en gedrag. Dit zorgt voor veel spanningen thuis en maakt dat [minderjarige 1] niet altijd voldoende aandacht krijgt. Er is al veel hulp ingezet in het gezin, waaronder casusregie van achtereenvolgens [kinderopvang] , [jeugdzorg] en momenteel vanuit [hulpverlening] en diverse hulpverleningstrajecten. Ondanks dat de ouders openstaan voor hulpverlening en daar zelf ook actief om vragen, wordt de hulpverlening vanwege visieverschillen steeds weer stopgezet. Het lukt de ouders daardoor nog niet om in voldoende mate te profiteren van de aangeboden hulpverlening en de thuissituatie te verbeteren. Hierdoor is de voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijke hulpverlening niet gegarandeerd en laat [minderjarige 2] inmiddels een achteruitgang in haar ontwikkeling zien. Dit maakt dat er regievoering in het gedwongen kader nodig is, zodat er passende hulp wordt ingezet en gemonitord, en de belangen van de minderjarigen worden behartigd. De komende tijd moet worden gewerkt aan de in het rapport geformuleerde doelen. Nu daar nog veel stappen voor moeten worden gezet, dient de ondertoezichtstelling te worden verleend voor de duur van twaalf maanden.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek tot ondertoezichtstelling. De zorg voor [minderjarige 2] is inderdaad intensief, maar het is inmiddels een routine geworden voor de moeder. Zij kan het mentaal goed aan, echter het fysieke gedeelte wordt nu [minderjarige 2] steeds groter wordt wel erg zwaar. Inmiddels is er een tweede ZZP’er bij het gezin betrokken. Ook is er tweemaal per week ambulante begeleiding voor [minderjarige 2] vanuit [zorgondersteuner] . Er is meer hulpverlening nodig, maar daar hebben de ouders geen budget voor. Verder merkt de moeder op dat het MDFT-traject moest worden stopgezet vanwege de jeugdbeschermingstafel en het onderzoek van de Raad. De ouders hadden dit traject liever afgemaakt, nu zij daar tevreden over waren.
4.3.
De vader stemt ook in met het verzoek tot ondertoezichtstelling en de door de Raad geformuleerde doelen. De ouders vragen al jaren om passende hulp thuis. Zij hebben inderdaad eerder hulpverleningstrajecten stopgezet omdat er dan geen klik met of vertrouwen in de hulpverleners was. Dat werkt niet volgens de vader. Hij heeft het beste voor met de minderjarigen en wil daar graag actief in meedenken, maar vindt het niet fijn als er uit het niets van alles wordt beslist. Verder merkt de stiefvader op dat [minderjarige 2] niet meer naar de dagbesteding van [gezondheidscentrum] gaat, omdat het daar fout is gegaan en [minderjarige 2] daar sindsdien niet meer naartoe wil. [minderjarige 2] staat nu op de wachtlijst voor dagbesteding van [accommodatie] te [plaats] . De vader zal zich inzetten voor de ondertoezichtstelling, zolang [minderjarige 2] niet uit huis wordt geplaatst.
4.4.
De GI is bereid om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Vanwege de zorgen en de achteruitgang in de ontwikkeling van [minderjarige 2] is daar haast bij. Er is dus weinig ruimte voor een uitgebreide kennismaking en het opbouwen van een vertrouwensband en er zal direct en op een hoog tempo aan de slag gegaan moeten worden. Dat zal het nodige van de ouders vergen. Om die reden worden er twee jeugdbeschermers aan het gezin gekoppeld. Verder merkt de GI op dat de meeste buddy-organisaties momenteel zwaar overbelast zijn. Ook heeft OpenDoor op dit moment een cliëntenstop.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
- de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
- de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal [minderjarige 1] en [minderjarige 2] daarom onder toezicht stellen van de GI voor de verzochte duur van twaalf maanden, met ingang van 5 maart 2025 en tot 5 maart 2026. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt.
5.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Beide minderjarigen zijn belast met kind-eigenproblematiek. Zo is [minderjarige 1] onder meer gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en heeft hij een bloedstollingsziekte. Daarnaast vertoont [minderjarige 1] de laatste tijd geregeld opstandig gedrag, waarbij ook sprake kan zijn van woedeaanvallen. [minderjarige 2] heeft op haar beurt een ernstige verstandelijke beperking, waardoor zij 24 uur per dag begeleiding en verzorging nodig heeft. Eerder ging [minderjarige 2] naar de dagbesteding [gezondheidscentrum] , waar zij stapjes maakte in haar ontwikkeling. Vanwege een incident is deze dagbesteding stopgezet en wordt de zorg voor [minderjarige 2] vrijwel volledig door de ouders wordt gedragen. De kinderrechter vindt het ontzettend knap van de ouders dat zij deze situatie al lange tijd bolwerken, maar stelt ook vast dat de ouders erg overbelast zijn geraakt. Daardoor zijn er veel spanningen thuis en is er niet altijd voldoende aandacht voor de behoeftes van [minderjarige 1] . De kinderrechter begrijpt voorts dat het in de thuissituatie niet lukt om [minderjarige 2] een passende dag invulling en structuur te bieden, als gevolg waarvan [minderjarige 2] stagneert in haar ontwikkeling. Zij is de laatste tijd erg snel overprikkeld en is in toenemende mate verdrietig en boos, wat zich uit in agressie tegen de ouders en automutilatie. Vanwege dit gedrag van [minderjarige 2] is de situatie thuis nog verder onder druk komen te staan. Dit vindt de kinderrechter erg zorgelijk.
5.4.
De kinderrechter begrijpt voorts dat er de afgelopen tijd al veel hulpverlening is ingezet in het gezin. Het is de kinderrechter duidelijk gebleken dat beide ouders ontzettend hard hun best doen om de situatie voor de minderjarigen te verbeteren. Zij hebben alles over voor de minderjaren en zetten zich volledig voor hen in. Desondanks is het de ouders nog niet gelukt om in voldoende mate te profiteren van de hulpverleningstrajecten nu deze vanwege visieverschillen steeds vroegtijdig worden afgesloten. De kinderrechter stelt dan ook vast dat de ouders momenteel weliswaar bereid, maar onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreigingen van de minderjarigen onder eigen verantwoordelijkheid weg te nemen. Er is daarom regievoering in het gedwongen kader nodig, zodat de belangen van de beide minderjarigen worden behartigd en er passende hulp wordt ingezet en deze wordt gemonitord, en de ouders worden ontlast. De kinderrechter vindt het van zeer groot belang dat de ouders overeind blijven staan en hoopt dat de betrokkenheid van twee jeugdbeschermers hen op een passende wijze zal kunnen ondersteunen. De kinderrechter vindt het positief dat beide ouders hebben aangegeven dat zij daarvoor openstaan.
5.5.
Voor de komende periode verwacht de kinderrechter dat er in ieder geval wordt gewerkt aan de volgende, door de Raad geformuleerde doelen:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een voorspelbare, gestructureerde en veilige opvoedingsomgeving;
- Zowel [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden in voldoende mate gestimuleerd in hun ontwikkeling;
- De draagkracht en draaglast van vader en moeder is in balans;
- Vader is in staat om zijn emoties op een passende wijze te reguleren;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] worden niet meer geconfronteerd met spanningen van hun ouders als gevolg van een te hoge draaglast van de ouders;
- Er is noodzakelijke ondersteuning en persoonlijke begeleiding ingezet in het gezin ter ondersteuning van [minderjarige 2] bij haar ontwikkeling;
- De ouders worden gecoached om [minderjarige 2] te kunnen ondersteunen bij de vaardigheden die ze zich op de dagbesteding heeft weten eigen te maken, met als doel om [minderjarige 2] te ondersteunen bij het vasthouden van deze vaardigheden in de thuissituatie;
- De ouders worden daarbij onder andere ondersteund in het begrenzen van [minderjarige 2] , maar ook bij de wijze waarop de ouders binnen de thuissituatie in de specifieke opvoedingsbehoeften van [minderjarige 2] kunnen voorzien;
- Voor [minderjarige 1] is een buddy ingezet via Stichting OpenDoor of een vergelijkbare instantie, zodat hij kan spreken over zijn emoties.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering voor de duur van een jaar, met ingang van 5 maart 2025 en tot 5 maart 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 14 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.