In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 maart 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuid-West Nederland. De minderjarigen zijn geboren uit het huwelijk van de ouders, die beiden belast zijn met het ouderlijk gezag. De Raad verzoekt om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de overbelasting van de ouders, die intensieve zorg nodig hebben voor [minderjarige 2] vanwege haar verstandelijke beperking.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2025 waren de ouders, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks hun inspanningen, niet in staat zijn om de noodzakelijke hulpverlening te waarborgen en dat de thuissituatie niet voldoende ondersteuning biedt voor de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter heeft de ouders als bereid, maar onvoldoende in staat beoordeeld om de ontwikkelingsbedreigingen zelf weg te nemen, waardoor regievoering in het gedwongen kader noodzakelijk is.
De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan, en heeft de ouders en de GI opgedragen om samen te werken aan de geformuleerde doelen voor de ontwikkeling van de minderjarigen. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 14 maart 2025. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.