ECLI:NL:RBZWB:2025:1563

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
424591 HA ZA 24-378(E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietig bestuurdersbesluit tot wijziging van de statuten van de Stichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2025 uitspraak gedaan over de rechtsgeldigheid van een bestuursbesluit tot wijziging van de statuten van de Stichting, die verbonden is aan de Protestantse Gemeente Sint-Kruis - Aardenburg. De rechtbank oordeelt dat het besluit nietig is, omdat drie bestuursleden op het moment van de wijziging gedefungeerd waren. Dit betekent dat de statuten niet rechtsgeldig konden worden gewijzigd, aangezien een wijziging alleen mogelijk is wanneer er geen bestuursfuncties vacant zijn. De rechtbank stelt vast dat de betrokken bestuursleden, ondanks hun defungeren, hebben deelgenomen aan de besluitvorming, wat in strijd is met artikel 2:14 lid 1 BW. De Gemeente vordert dat de rechtbank verklaart dat de statutenwijziging van 25 maart 2022 nietig is en dat de oorspronkelijke statuten weer van kracht zijn. De rechtbank wijst deze vordering toe en verklaart dat de statuten (oud) hun gelding behouden. De rechtbank wijst ook de vordering af om de bestuurders te ontslaan en om een tijdelijk bestuurder te benoemen, omdat de Gemeente geen rechtsgrond heeft voor deze vorderingen. De rechtbank veroordeelt de Stichting en de Bestuurders in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/424591/ HA ZA 24-378
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap PROTESTANTSE GEMEENTE SINT-KRUIS - AARDENBURG,
hierna ook: “de Gemeente”,
gevestigd in Aardenburg, gemeente Sluis,
-eiseres-,
advocaat: mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,
tegen
de stichting [gedaagde sub 1],
hierna ook: “de Stichting”,
te [plaats 1] , [gemeente] ,
-gedaagde sub 1-,
en
[gedaagde sub 2] ,
hierna ook: “ [gedaagde sub 2] ”,
wonend in [plaats 1] , [gemeente] ,
-gedaagde sub 2-,
en
[gedaagde sub 3],
hierna ook: “ [gedaagde sub 3] ”,
wonend in [plaats 1] , [gemeente] ,
-gedaagde sub 3-,
en
[gedaagde sub 4] ,
hierna ook
: “[gedaagde sub 4] ”,
wonend in [plaats 2] ,
-gedaagde sub 4-,
en
[gedaagde sub 5] ,
hierna ook: “ [gedaagde sub 5] ”,
wonend in [plaats 3] ,
-gedaagde sub 5-,
en
[gedaagde sub 6] ,
hierna ook: “ [gedaagde sub 6] ”,
wonend in [plaats 4] ,
-gedaagde sub 6-,
advocaat van gedaagden sub 1 – sub 6: mr. dr. J.J.H. Post te Barneveld.
Gedaagden sub 2 – sub 6 zullen gezamenlijk ook wel ‘de Bestuurders’ worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verder verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 september 2024 van de rechtbank;
- de akte ‘aanpassing c.q. aanvulling eis’ van 21 januari 2025;
- de akten ‘in het geding brengen producties’ van 21 januari 2025 van de advocaten van partijen;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 21 januari 2025 waaraan de spreekaantekeningen van de advocaten zijn gehecht.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Stichting is op 11 juni 1994 opgericht.
2.2.
De statuten (oud) vermelden in artikel 4 lid 1 het volgende:

Het bestuur van de stichting bestaat uit tenminste vijf en maximaal zeven leden. (…)
Twee bestuursleden worden geacht in het bestuur zitting te nemen namens de Kerkeraad [1] en drie bestuursleden namens de Hervormde Gemeente Aardenburg .
Eerstbedoelde twee bestuursleden worden benoemd uit en door de Kerkeraad, laatstbedoelde drie bestuursleden uit en door de leden der Hervormde Gemeente Aardenburg , volgens de regelen, welke daarvoor bij elk college zijn voorgeschreven.
Een eventueel zesde en zevende bestuurslid wordt door het bestuur zelf benoemd.
Lid 6 van artikel 4 van de statuten (oud) bepaalt:

Bestuursleden worden benoemd voor een periode van vijf jaren. Zij treden af volgens een door het bestuur op te maken rooster. Indien en zodra de zittingsperiode van een kerkeraadslid eindigt, eindigt daarmee tevens het bestuurslidmaatschap dezer stichting, tenzij de kerkeraad uitdrukkelijk schriftelijk en unaniem te kennen geeft, dat zij wenst, dat het desbetreffende lid namens haar bestuurslid blijft.
Lid 7 van artikel 4 van de statuten (oud) bepaalt:

Ieder bestuurslidmaatschap eindigt binnen een maand na de zeventigste verjaardag van het bestuurslid, met dien verstande dat de ten tijde van in werking treding dezer statutenwijzing zittende bestuursleden hun lopende termijn volledig kunnen beëindigen.’
Lid 8 van artikel 4 van de statuten (oud) bepaalt:

Er mag geen bloed- of aanverwantschap bestaan tot in de tweede graad tussen bestuursleden onderling of tussen hen en na te noemen Ontvanger/Griffier.
Lid 9 van dit artikel 4 van de statuten (oud) bepaalt:
‘De Predikant van de Hervormde Gemeente te Aardenburg of diens plaatsvervanger zal toegang tot de vergaderingen hebben en aldaar een adviserende stem hebben, doch geen lid van het bestuur zijn.’
Artikel 11 lid 1 van de statuten (oud) bepaalt:
‘(…)
Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen. Het besluit daartoe moet worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vakature bestaat.
(…)’
Artikel 12 lid 6 van de statuten (oud) ‘
Ontbinding en Vereffening’ bepaalt:

Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt uitgekeerd aan de Diaconie der Nederlandse Hervormede Gemeente te Aardenburg.’
2.3.
Bij brief van 28 februari 2022 bericht het breed moderamen protestantse kerk, classis delta, hierna ook: ’BMCD’, aan de kerkenraad van de Gemeente over een voorziening in verband met het niet tijdig kunnen (her-) bevestigen van ambtsdragers het volgende:
‘(…)
A.s. donderdag 3 maart is de uiterste datum waarop ambtsdragers bevestigd zouden moeten zijn en op 28 maart vindt een gemeenteavond met stemming plaats.
(…)
Het breed moderamen heeft alles overziende voor de periode na 3 maart 2022 op grond van(…)
besloten de volgende matregel te treffen:
Het breed moderamen machtigt de huidige ambtsdragers de lopende zaken en verantwoordelijkheden te behartigen waaronder de voortzetting van de erediensten en de ambtelijke vertegenwoordiging daarin.
Besluiten en handelingen van groter belang dan lopende zaken dienen aan het breed moderamen te worden voorgelegd. Het breed moderamen zal dan na overleg met betrokkenen waaronder de huidige ambtsdragers noodzakelijke besluiten nemen.
Voor vermogensrechtelijke zaken van gemeente en diaconie is al geregeld dat gemeente en diaconie onder verscherpt toezicht staan.(…)
(…)
Voor alle zaken waar enige twijfel is of het lopende zaken of dit overstijgende zaken zijn verzoeken wij de kerkenraad contact op te nemen met ds. [persoon 1] en/of ds. [persoon 2] .(…)’
2.4.
De beslissing van de voorzitter van het classicaal college voor de behandeling van bezwaren en geschillen classis delta van 2 maart 2022 op verzoek van [gemeentelid 1] , lid van de Gemeente, [gemeentelid 2] , lid van de Gemeente ds. [gemeentelid 3] , predikant, en [gemeentelid 4] , lid van de Gemeente, om toepassing van ordinantie 12-8-3 luidt als volgt:
‘(…)
Tussen partijen is niet in geschil dat de ambtstermijn van de vijf zittende kerkenraadsleden per 3 september 2021 is verstreken en dat verzuimd is tijdig ambtsdragersverkiezingen te organiseren. Evenmin is in geschil dat op grond van ordinantie 3-7, vierde lid, de vijf aftredende ambtsdragers tot uiterlijk 3 maart 2022 zitting mogen blijven houden in de kerkenraad tot hun opvolgers zijn bevestigd.
6. De voorzitter stelt vast dat het breed moderamen bij besluit van 28 februari 2022 voor de periode na 3 maart 2022 op grond van ordinantie 4-6-5 de volgende maatregelen heeft getroffen, voor zover hier van belang:
a. de huidige ambtsdragers worden gemachtigd de lopende zaken en verantwoordelijkheden te behartigen, waaronder de voortzetting van de erediensten en de ambtelijke vertegenwoordiging daarin, waarbij besluiten en handelingen van groter belang aan het breed moderamen dienen te worden voorgelegd, waarna dat breed moderamen na overleg met betrokkenen noodzakelijke besluiten zal nemen;
b. het breed moderamen zal (vanaf 3 maart 2022) zelf leiding geven aan de procedure van de verkiezing van ambtsdragers tot aan de dienst van (her)bevestiging, in nauwe samenwerking met de scriba van de kerkenraad, waarbij de preses van de classicale vergadering van de classispredikant leiding zullen geven aan het deel van de gemeenteavond waarin de verkiezing van ambtsdragers plaatsvindt.
7. Met treffen van bovengenoemde voorziening is door het breed moderamen gewaarborgd dat ook in de periode na 3 maart 2022 leiding wordt gegeven aan de gemeente.
(…)’
2.5.
De notulen van de bestuursvergadering van 25 maart 2022 van de Stichting vermelden het volgende:
‘ [gedaagde sub 1]
Notulen van de vergadering van 25 maart 2022 aanvang 15.45 in het weeshuis.
Aanwezig:
[gedaagde sub 3] , voerzitter
[gedaagde sub 4] , bestuurslid (notulist)
[gedaagde sub 2] , bestuurslid
[gedaagde sub 5] , bestuurslid
[gedaagde sub 6] , bestuurslid
[de adviseur] , adviseur
[de advocaat] , advocaat
Agenda:
Opening
Ingekomen stukken
Notulen
Wijziging Statuten
Rondvraag
De voorzitter opent de vergadering en heet Dhr. [de advocaat] van harte welkom en bedankt hem tevens voor de snelle behandeling van de zaak.
Er wordt contact gelegd met de notaris en om 15.54 uur worden de wijzigingen in de statuten unaniem aanvaard en worden deze door [gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 5] , [gedaagde sub 6] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] geparafeerd en getekend.
Om 17.00 sluit de voorzitter de vergadering
(…)’
Deze notulen houdende het bestuursbesluit zijn enkel door [gedaagde sub 3] ondertekend maar niet door notulist [gedaagde sub 4] . De statuten (oud) bepalen hierover in artikel 5 lid 8 ‘(…)
De notulen worden vastgesteld en getekend door degenen, die in de vergadering als voorzitter en griffier hebben gefungeerd.’
2.6.
Op 25 maart 2022 verlijdt waarnemend notaris [de notaris] te [plaats 5] , gemeente Moerdijk, de statutenwijziging van de Stichting.
2.7.
Bij brief van 8 april 2022 bericht de Gemeente aan het bestuur van de Stichting als volgt:
‘(…)
Bij besluit van 8 april 2022 zijn [persoon 3] en ondergetekende door het Breed Moderamen van de Classis Delta benoemd tot tijdelijke ambtsdragers van de Kerkenraad van de Protestantse Gemeente te Sint Kruis & Aardenburg . De reden voor deze benoeming is het gegeven dat de voltallige Kerkenraad met ingang van 3 maart jl. is gaan defungeren op kerkordelijke gronden. In 2017 zijn de diverse ambtsdragers van de Kerkenraad in functie getreden en deze hadden in 2021 na afloop van hun termijn van vier jaar moeten worden herbenoemd. Dit is niet gebeurd. De Kerkenorde kent dan een uitloopt van een halfjaar en na afloop hiervan zijn zij simpelweg niet langer ambtsdrager.
(…)
De Stichting(…)
is een stichting die oorspronkelijk vanuit de kerk is opgericht. De banden met de kerk zijn altijd sterk gebleven en dit komt ook terug in de statuten zoals deze in 1994 zijn opgesteld.
(…)
Teneinde deze doelstelling te bewaken is bepaald dat het bestuur zal bestaan uit twee leden vanuit de Kerkenraad en drie leden namens de Protestantse Gemeente. De twee leden namens de Kerkenraad zijn ook Kerkenraadslid. Daarnaast bestaat dan de mogelijkheid nog een zesde of zevende lid door het bestuur zelf te benoemen.
Wij als Kerkenraad en de Classis hebben vernomen dat u recentelijk statutenwijzigingen heeft doorgevoerd waarbij niet alleen de namen, maar ook de doelstelling en de wijze van samenstelling van het bestuur zijn gewijzigd. De klaarblijkelijke bedoeling hiervan is dat de stichting als het ware op meer afstand komt te staan van de kerk. Voor de kerk is dit onacceptabel.
U was er zich bewust dat op het moment dat u de statuten liet wijzigen niet langer werd voldaan aan de statuten. Immers, vanaf 3 maart jl. waren er namelijk geen functionerende kerkenraadsleden meer en dit heeft uiteraard direct gevolgen voor het bestuur omdat kerkenraadsleden in de hoedanigheid van kerkenraadslid zitting hebben in het bestuur van de stichting. Zodra deze kwaliteit komt te vervallen (q.q.) is daarmee ook het lidmaatschap van het bestuur komen te vervallen.
Voorts had voor een wijziging van de statuten een besluit moeten worden genomen in een vergadering waarbij alle bestuursleden aanwezig zijn of vertegenwoordigd zijn. Dit was niet het geval. Wij hebben begrepen dat minimaal een bestuurslid niet op de vergadering aanwezig was en daarnaast speelt sowieso de kwestie dat de aanwezige leden die voorheen in de kerkenraad zaten hun kwaliteitszetel inmiddels hadden verloren.
(…)
Hierbij verzoek en voor zover nodig sommeer wij u om in overleg met de door u benaderede notaris(…)
de akte te laten vernietigen zodat de oorspronkelijke statuten weer komen te gelden.
(…)’
2.8.
Aan deze sommatie geeft het bestuur geen gevolg. Bij ongedateerde brief reageert [gedaagde sub 3] als volgt:
‘(…)
Het is juist dat recentelijk de statuten van de stichting zijn gewijzigd. Dit besluit is op 25 maart 2022 unaniem genomen door het voltallige bestuur. U stelt begrepen te hebben dat een bestuurslid niet op de vergadering aanwezig was. Dit is niet juist. Dhr. [gemeentelid 4] was niet aanwezig maar dhr. [gemeentelid 4] is geen bestuurslid van de stichting. In het handelsregister van de kamer van koophandel is dit onjuist vermeld.
De stelling als zou de volledige Kerkenraad op 3 maart 2022 zijn gaan defungeren is niet juist. Het bestuur was op 25 maart 2022 voltallig.
U schrijft dat de kerk het niet accepteert dat de stichting als het ware op meer afstand van de kerk komt te staan. Die opmerking kunnen wij als bestuur niet plaatsten. In de oude statuten overweegt de notaris onder andere het volgende:
dat echter al sinds vele jaren zowel de Nederlandse Hervormde Gemeente te Aardenburg , het Provinciaal College van Toezicht, de Burgerlijke gemeente Aardenburg en de Provincie Zeeland van mening zijn, dat aan haar geen enkele toezichthoudende of nadere functie (meer) toekomt, hetgeen ook in overeenstemming is met de vermelding op de voormelde Gemeentelijke lijst onder de Rubriek “c” (instellingen, door bijzondere personen of bijzondere niet kerkelijke verenigingen of stichtingen geregeld of bestuurslid);
Uit de akte blijkt dat er in juridische zin al afstand was tussen de stichting en de kerk. Immers, de kerk heeft al jaren geen enkele toezichthoudende functie meer ten aanzien van de stichting. Dat er in juridische zin geen band meer was tussen de stichting en de kerk heeft er in het verleden niet aan in de weg gestaan dat er met de kerk is samengewerkt. Ook onder de nieuwe statuten wordt “gedacht” aan de kerk, zo valt onder het doel van de stichting:
…vanuit de opbrengsten van de bezittingen van de Stichting plaatselijke sociale instellingen welke verbonden zijn aan de Protestantse Gemeente Sint-Kruis en Aardenburg en gelegen zijn binnen het doelgebied van de Stichting te ondersteunen…
(…)’
2.9.
Bij email van 8 april 2022 bericht ds. [persoon 2] ‘
aan allen’ het volgende:
‘(…)
Vandaag heeft het breed moderamen van de classis vergaderd. Ze heeft in het licht van de huidige situatie het besluit genomen om met ingang van vandaag 8 april een tijdelijke kerkenraad te benoemen van twee personen die samen alle bevoegdheden hebben om leiding te geven aan gemeente en diaconie. Het zijn de heren [persoon 3] en [persoon 4] . Zie verder het bijgevoegde besluit voor onderbouwing en uitwerking.
Verder heeft het breed moderamen besloten om bij het classicale college voor het opzicht bezwaar in te dienen tegen de bevestiging van [gedaagde sub 5] als ouderling kerkrentmeester. De onrechtmatige medewerking als bestuurslid van de Commissie van Beheer St. Jansgoederen etc. om de statuten zonder medeweten van wie dan ook te wijzigen op 25 maart jl. en het al even onrechtmatig gebruik van het ledenbestand van de kerk tegen expliciete waarschuwing van het breed moderamen als bevoegd gezag in om een brief te verspreiden onder de gemeenteleden in de week voor de gemeenteavond van 28 maart zijn de twee hoofdredenen hiervoor. Ik begreep vanmiddag dat het classicael college voor behandeling beheerszaken een vergelijkbaar bezwaar zal indienen.
Vanaf vandaag geven [persoon 3] en [persoon 4] dus gezamenlijk leding aan de gemeente.
(…)
Het breed moderamen is er dus sinds vandaag als direct leiding gevend orgaan van de gemeente tussenuit. Het BM gaat nu weer meer terug naar haar eigenlijke kerkordelijke rollen.
(…)’
2.10.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant wijst bij kortgedingvonnis van 24 augustus 2022 de vordering van de Gemeente tegen de Bestuurders af. In dit kort geding neemt de Gemeente het standpunt in dat de bestuurders niet rechtsgeldig het bestuur van Stichting kunnen vormen. Bestuurders zijn per 3 maart 2022 als lid van de kerkenraad gedefungeerd, zijn nimmer tot bestuurder (her-)benoemd, hebben de leeftijd van 70 jaar bereikt of bestuurders staan in een familierelatie tot elkaar. Hieruit volgt dan ook dat de statutenwijzing van 25 maart 2022 nietig is. De voorzieningenrechter wijst alle onderdelen van de vordering af: ‘(…)
Gelet op dit alles, gelet op voormelde marginale toetsing, is niet onaannemelijk dat de bodemrechter zal oordelen dat er sprake is van stilzwijgende herbenoeming en dat gedaagden het rechtmatige bestuur van de stichting vormen.’ En: ‘(…)
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het Stichtingsbestuur haar taak heeft verwaarloosd danwel dat er sprake is van andere gewichtige redenen of ingrijpende wijziging van omstandigheden waardoor het voortduren van het bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld. Zij heeft niet gesteld dat er sprake is van verwaarlozing, wanbeleid of andere omstandigheden die terstond ingrijpen in het bestuur noodzakelijk maken.(…)’
2.11.
Het BMCD bericht bij de brief van 13 januari 2023 aan de kerkenraad van de Gemeente het volgende:
‘Op uw verzoek geven wij u hierbij een nadere toelichting op het besluit van het breed moderamen van de classicale vergadering Delta(…)
d.d. 25 februari 2022 tot de maatregel ingevolge(…)
ten bate van de Protestantse gemeente St. Kruis – Aardenburg waarover wij u als kerkenraad per brief d.d. 28 februari 2022 op de hoogte stelden. Puntsgewijs lichten wij de achtergrond en betekenis van de maatregel toe:
Op 3 september 2021 eindigde de ambtstermijn van alle toenmalige ouderlingen, diaken en ouderling-kerkrentmeesters ingevolge(…).
Omdat niet tijdig opvolgers (her)verkozen en (her)bevestigd zijn, is de termijn van al deze ambtsdragers verlengd conform(…).
Deze verlenging is gebonden aan een maximum van zes maanden) en dus eindigden alle ambtstermijnen definitief op 3 maart 2022. Er is na deze verlenging van zes maanden geen kerkordelijke basis voor enige vorm van dispensatie of verlenging. Dit betekende dat vanaf 3 maart 2022 de kerkenraad van de gemeente uit enkel vacatures bestond en de facto dus niet meer bestond.
Wanneer de kerkenraad onder het kerkenordelijk minimum van 7 ambtsdragers komt, moet de kerkenraad met het BMCV overleggen over hoe de kerkordelijke taken moeten worden vervuld(…).
Het BMCV kan op grond van deze ordinantie maatregelen treffen. Nu er geen kerkenraadsleden meer waren om mee te overleggen, lag deze bevoegdheid bij het BMCV. Het breed moderamen van de classis Delta heeft aldus een besluit genomen op 25 februari 2022. De maatregel waartoe op 25 februari besloten is, is na gehouden ambtsdragersverkiezingen o.l.v. het breed moderamen van de classis verlengd en aangepast op 8 april 2022.
Tot 3 maart 2022 was er dus een bevoegde kerkenraad. Na die datum heeft het BMCV op grond van(…)
maatregelen getroffen. Deze maatregelen hielden in dat er aan de voormalige ambtsdragers een beperkte bevoegdheid werd toegekend. Deze bevoegdheid betrof de continuering van de kerkdiensten en andere (kleinere) lopende zaken. Zoals in de maatregel staat aangegeven dienden alle andere grotere zaken ter goedkeuring voorgelegd te worden aan het breed moderamen.
Vanaf 8 april 2022 heeft het breed moderamen een tijdelijke kerkenraad aangesteld bestaande uit dhr. [persoon 3] en dhr. [persoon 4] .
In een latere fase is ten onrechte beweerd door voormalige (en niet herkozen) ambtsdragers dat de maatregel(…)
die het breed moderamen trof op 25 februari 2022 een tijdelijke verlenging zou betekenen van hun ambtstermijn en daarmee samenhangende bevoegdheden. Dit is een onterechte conclusie gebaseerd op selectief citeren uit de brief van het breed moderamen dd. 28 februari 2022. Het lidmaatschap van de toenmalige kerkenraad eindigende voor alle betrokken kerkenraadsleden, uitgezonderd de predikant, definitief op 3 maart 2022. Alleen de op 28 maart 2022 herkozen leden van de kerkenraad in deze samenstelling zouden na hernieuwde bevestiging weer als ambtsdrager kunnen fungeren.
(…)’
2.12.
Het Gerechtshof bekrachtigt op 15 augustus 2023 het kortgedingvonnis van 24 augustus 2022 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

3.Het geschil

3.1.
De Gemeente vordert -na vermeerdering van de eis -verkort en zakelijk weergegeven- dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- voor recht verklaart dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 5] vanaf 3 maart 2022 als kerkenraadslid van de Kerk zijn gedefungeerd en dat zij vanaf 3 maart 2022 geen bestuurder zijn van de Stichting;
- voor recht verklaart dat [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] nimmer door de Kerk zijn voorgedragen en zijn benoemd tot bestuurder van de Stichting;
- voor recht verklaart dat de besluiten van 25 maart 2022 en 28 maart 2022 van het bestuur van de Stichting nietig zijn, althans vernietigbaar en deze besluiten vernietigt;
- de Stichting en de Bestuurders rekening en verantwoording aflegt over het gevoerde (financiële) beleid van de Stichting vanaf 28 maart 2022 tot heden;
- de heer P. Baars benoemt tot tijdelijke bestuurder van de Stichting;
- Bestuurders ontslaat op grond van artikel 2:298 lid 1 BW; en
- de Stichting en de bestuurders in de proceskosten veroordeelt. [2]
3.2.
Aan deze vordering legt de Gemeente de stellingen ten grondslag dat altijd een nauwe verwantschap heeft bestaan tussen de Gemeente en de Stichting. Dat dient te worden afgeleid uit de naam, de doelomschrijving, de statutaire benoemingen van de ambtsdragers tot bestuursleden, de jaarlijkse donaties, de aan de Gemeente verbonden diaconie en dat bij ontbinding na vereffening het batige saldo aan de Gemeente toekomt, althans aan haar diaconie. Volgens de Gemeente is het bestuursbesluit van 25 maart 2022 strekkende tot wijziging van de statuten van 1994 ongeldig. De zittingsperiode van een kerkenraadslid eindigt wanneer diens zittingsperiode eindigt. Onder andere uit de (nadere) toelichting van 13 januari 2023 van het BMCD op zijn besluit van 25 februari 2022 dient te worden afgeleid dat de ambtsdragers [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 6] met ingang van 3 maart 2022 zijn gedefungeerd. Hun ambtstermijn is niet verlengd. Het BMCD heeft op 25 februari 2022 slechts een noodverband aangelegd om de impasse het hoofd te bieden en aan de gedefungeerde ambtsdragers beperkte bevoegdheden toegekend: het verzorgen van kerkdiensten en de afwikkeling van lopende zaken. De behartiging van majeure zaken behoorde aan het BMCD ter goedkeuring te worden voorgelegd. Vanaf 3 maart 2022 bestond de kerkenraad louter uit vacatures, zodat deze de facto niet meer bestond. Dit betekent dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 6] die namens de kerkenraad in het bestuur van de Stichting zaten geen bestuurslid meer waren, zodat minimaal twee vacatures in het bestuur waren. Een besluit tot statutenwijziging kon bij deze stand van zaken niet rechtsgeldig worden genomen. Een besluit ex artikel 4 lid 6 van de statuten heeft de kerkenraad niet genomen. Ook [gedaagde sub 5] is niet rechtsgeldig tot bestuurder benoemd. Zijn vermelding als bestuurder in het handelsregister is zonder betekenis. Een rechtsgeldig benoemingsbesluit ontbreekt. [gedaagde sub 2] was geen bestuurder van de Stichting maar adviseur. Hij kon geen bestuurder van de Stichting zijn omdat artikel 4 lid 8 van de statuten een dergelijke benoeming belette. Eerst na het terugtreden van [persoon 5] , zijn zwager, werd dat mogelijk, maar een benoemingsbesluit is echter uitgebleven. Over [gedaagde sub 4] kan worden opgemerkt dat nimmer een benoemingsbesluit is genomen. Ook een voordracht van de Gemeente is niet voorhanden. Een informele bestuurscultuur mag en kan niet leiden tot bestuursbenoemingen. Voor de benoeming van de ambtsdragers geldt dat de kerkenraad hiertoe uitdrukkelijk, schriftelijk en unaniem behoorde te beslissen. Dergelijke besluiten zijn niet genomen. Uit een inschrijving handelsregister Kamer van Koophandel mag geen benoeming worden afgeleid. Het bestuursbesluit van 25 maart 2022 van de Stichting is ongeldig, althans dit besluit kan op vordering worden vernietigd en dient door de rechtbank te worden vernietigd. De op 28 maart 2022 doorgevoerde statutenwijzing is op deze grond ongeldig. [3] Met de statutenwijziging beoogden de Bestuurders de band tussen de Gemeente en de Stichting in vergaande mate te beëindigen. Na deze statutenwijziging heeft de Gemeente geen donaties meer ontvangen, terwijl dat voordien gebruikelijk was. Het doorsnijden van deze band is voor de Gemeente op uiteenlopende gronden (financieel) nadelig. Gelet op hun diskwalificatie dienen de Bestuurders te worden ontslagen en dient een tijdelijk bestuurslid te worden benoemd. Deze bestuurders behoren voorts rekening en verantwoording aan de Gemeente af te leggen.
3.3.
De Stichting en de Bestuurders betwisten de vordering. Allereerst wijzen zij erop dat de Gemeente geen redelijk belang heeft in de zin van artikel 2:15 lid 3 BW. De Gemeente heeft voorts diverse civiele procedures tegen de Bestuurders gevoerd en telkens aan het kortste eind getrokken. In dit geding betrekt de Gemeente geen nieuwe of andere stellingen. Ook dient de diaconie en de Gemeente van elkaar te worden onderscheiden. De diaconie is ondergebracht in een separate rechtspersoon. De Gemeente mag niet vereenzelvigd worden met de diaconie. De Stichting is geen protestantse of hervormde stichting. Evenmin is de Stichting onderdeel geweest van de Gemeente of de diaconie. De bestuursleden van de Stichting mogen hun oren niet laten hangen naar degene op wiens voordracht zij zijn benoemd. Dat volgt ook uit HR 4 april 2014, NJ 2014, 286. De bestuursleden behoren zich te richten naar het belang van de Stichting en de hieraan verbonden onderneming of organisatie (vergelijk artikel 2:291 lid 3 BW). De ambtsdragers [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 3] zijn niet op 3 maart 2022 gedefungeerd maar op 8 april 2022. Aan de nadere uitleg van 13 januari 2023 van het BMCD mag geen betekenis worden gehecht. De Gemeente en de classis delta spannen al jaren met elkaar samen. Uitleg hoort ook niet tot de taak van de classis delta en is in strijd met de kerkorde. Uit de brief van 28 februari 2022 van het BMCD volgt eenduidig dat hun ambtstaak tot 8 april 2022 werd verlengd. Hierdoor waren [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 3] tot 8 april 2022 lid van de kerkenraad; zij waren diaken. ‘
Je bent ambtsdrager of je bent het niet: een tussenvorm is er niet’ heeft te gelden en [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 6] waren dat dus wel. Voor wat betreft [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] voeren de Stichting en de Bestuurders aan dat zij rechtsgeldig tot bestuurslid telkens rechtsgeldig zijn (her-)benoemd. Zij waren het zesde en zevende bestuurslid. Zij zijn nog steeds bestuurslid van de Stichting op grond van (her-)benoemingen als lid van de Gemeente. De leeftijd van een bestuurslid mag geen beperking voor benoeming zijn: een dergelijke statutaire bepaling is discriminatoir en dus nietig. [gedaagde sub 5] is als lid van de Gemeente op 1 juli 2021 voor een periode van 5 jaar tot bestuurslid benoemd en wel door het bestuur van de Stichting. Een informele wijze van benoeming tot bestuurslid is mogelijk: ook de voorzieningenrechter en het Gerechtshof zijn hiervan uitgegaan. Een formele voordracht en formele besluitvorming zijn niet voorgeschreven en dus niet vereist voor geldige (her-)benoemingen. [gedaagde sub 5] is op 18 november 2021 in functie getreden. De Bestuurders waren op 25 maart 2022 bestuurslid van de Stichting. Hieraan voegen de Stichting en de bestuurders nog toe dat alleen de Stichting zich kan beroepen op eventuele onbevoegdheid van vertegenwoordigers van de Stichting. Zulks geldt ook voor een eventuele doeloverschrijding door de Stichting: alleen de Stichting kan zich hierop beroepen. De niet-leden van de kerkenraad zijn rechtsgeldig door het bestuur en/of uit de leden van de Gemeente gekozen. De statutenwijzing heeft op 25 maart 2022 dan ook rechtsgeldig plaatsgevonden ook omdat aan alle verdere formaliteiten is voldaan. Hiervoor was evenmin voorafgaande instemming van de Gemeente of kerkenraad vereist. De Gemeente had geen enkele rol te vervullen bij de wijziging. Het bestuursbesluit van 25 maart 2022 is geldig en kan niet (meer) worden aangetast. De vervaltermijn om het besluit aan te tasten bedraagt namelijk 1 jaar. De conclusie dient dan ook te zijn dat de statuten op 25 maart 2022 rechtsgeldig zijn gewijzigd. Er bestaat geen rechtsgrondslag voor een verplichting van de Bestuurders om rekening en verantwoord af te leggen. De Gemeente staat bovendien buiten de Stichting: de Gemeente heeft geen toezichthoudende functie op de Gemeente. Verder is de benoeming van een tijdelijk bestuurder veel te ingrijpend. Invloed, controle en zeggenschap op het beleid van de Stichting en haar vermogen constitueren geen redelijk belang in de zin van artikel 2:15 lid 3 sub a BW. Ingevolge de benoeming van een tijdelijke bestuurder wenst de Gemeente deze invloed, controle en zeggenschap onterecht te verkrijgen. Tot slot menen de Stichting en de Bestuurders dat een veroordelend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad behoort te worden verklaard. De verstrekkende gevolgen van een dergelijk vonnis nopen hiertoe alsmede de complexiteit van de kwestie. Voor het ontslag van de Bestuurders is de verkeerde rechtsgang gekozen en hiervoor bestaat evenmin een rechtsgrond.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna verder ingegaan.

4.De beoordeling

bevoegdheid
4.1.
De burgerlijke rechter is bevoegdheid om van de vordering kennis te nemen omdat de Gemeente aan de vordering burgerlijk rechten ten grondslag legt. De strekking van de vordering is immers dat het bestuursbesluit van 25 maart 2022 van de Stichting gebrekkig is en dat de statutenwijzing van 25 maart 2022 van de Stichting nietig dan wel vernietigbaar is en dat deze wijziging zonder rechtsgevolgen behoort te blijven.
belang bij de rechtsvordering
4.2.
Zonder voldoende belang komt niemand een rechtsvordering toe. Dat volgt uit artikel 3:303 BW. De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente een voldoende belang heeft bij de verscheidene onderdelen van de vordering. De strekking van de rechtsvordering is namelijk dat de statuten (oud) zijn blijven gelden, zodat de vanaf 1994 bestaande band tussen de Gemeente en de hieraan verbonden diaconie en de Stichting wordt hersteld. De statuten (nieuw) brengen aan de Gemeente en de hieraan verbonden diaconie (financieel) nadeel toe. Er zijn statutaire voorschriften (oud) die deze band veronderstellen zoals de naam van de Stichting, de doelomschrijving van de Stichting, de bestuursbenoemingen uit de leden van de kerkenraad en de Gemeente, de uitkering van een eventueel liquidatieoverschot aan de diaconie van de Gemeente, de jaarlijkse donaties etc. Hieruit volgt dat de Gemeente een voldoende -ook financieel- belang heeft bij de onderdelen van de vordering, zodat de Gemeente in de vordering kan worden ontvangen.
4.3.
Waar het Gerechtshof onder sub 3.21. van zijn bovenvermeld arrest uitgaat van een onvoldoende belang dient ook bedacht te worden dat in dat geding anders dan in deze bodemzaak de Stichting geen partij was. De Gemeente had alleen de Bestuurders in rechte betrokken.
4.4.
De Stichting en de bestuursleden betogen nog dat het redelijke belang ex artikel 2:15 lid 3 onder a BW ontbreekt. Dit verweer behoeft de rechtbank niet te beoordelen omdat de rechtbank niet aan een beoordeling van de vernietiging van het bestuursbesluit strekkende tot wijziging van de statuten en/of de statuten zal toekomen. De rechtbank wijst op hetgeen hierna zal worden overwogen en geoordeeld.
algemeen
4.5.
De organisatie van de Gemeente wordt geregeerd door het eigen kerkelijke statuut, maar voor de vaststelling van burgerlijke rechten van de Gemeente
kande rechtbank treden in de beoordeling van de bevoegdheid van kerkelijke ambtsdragers en de geldigheid van kerkelijke besluiten. Voor wat betreft de kerkelijke besluiten
kande burgerlijke rechter de bepalingen van artikelen 2:14 – 2:16 BW analoog toepassen. Er is wel een voorbehoud: de burgerlijke rechter treedt niet in geschillen omtrent geloof en belijdenis.
4.6.
Een kerkgenootschap heeft zich bij zijn deelneming aan het maatschappelijk verkeer op dezelfde voet als alle andere rechtspersonen te houden aan de statelijke rechtsorde. De burgerlijke rechter dient zich veelal aan de interne kerkelijke geschillenbeslechting te conformeren. Slechts een marginale toetsing komt de burgerlijke rechter dan toe ten aanzien van dergelijke kerkelijke beslissingen.
4.7.
Voor wat betreft de Stichting en de wijziging van haar statuten heeft als hoofdregel te gelden dat statuten niet kunnen worden gewijzigd. Indien wel in een statutaire voorziening tot wijziging van de statuten is voorzien -zoals in het te beoordelen geval- dient de wijzigingsbevoegdheid beperkt te worden uitgelegd. Een wijziging van het doel behoort slechts plaats te vinden indien gewijzigde omstandigheden dit noodzakelijk doet zijn. De wijziging zal de aard van de werkzaamheid van de stichting zoveel mogelijk intact moeten laten. Tot een verdergaande wijziging ontbreekt de bevoegdheid. Iedere belanghebbende zal in voorkomend geval een vordering kunnen instellen tot verklaring voor recht dat het wijzigingsbesluit op deze grond nietig is.
datum statutenwijziging
4.8.
De rechtbank stelt vast dat het bestuursbesluit strekkende tot wijziging van de statuten van de Stichting en de statutenwijzing zelf op 25 maart 2022 tot stand zijn gekomen. De door de Gemeente genoemde datum van 28 maart 2022 waarop de wijziging van de statuten zelf tot stand is gebracht, is naar het oordeel van de rechtbank een kennelijke verschrijving. Ook de Stichting en de Bestuurders gaan ervanuit dat de wijziging van de statuten op 25 maart 2022 door de notaris is verleden. De rechtbank zal van de datum van 25 maart 2022 uitgaan. Het besluit en de wijziging hebben derhalve op dezelfde dag plaatsgevonden: op 25 maart 2022 dus.
4.9.
Hieronder zal de rechtbank de geldigheid van de (her-)benoemingen van Bestuurders als bestuurder van de Stichting beoordelen. Bij deze beoordeling heeft de Gemeente weldegelijk een rechtens te respecteren belang omdat hun aangevoerde ongeldige (her-)benoemingen aan de ongeldige statutenwijzing op 25 maart 2022 ten grondslag zijn gelegd. Hiervoor heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat de Gemeente bij deze beoordeling een belang ex artikel 3:303 BW heeft.
de leden van de kerkenraad/ de ambtsdragers: [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 3] (diaken)
4.10.
Onbestreden is dat zij in elk geval tot 3 maart 2022 namens de kerkenraad van de Gemeente bestuurslid van de Stichting waren. Hun ambtstermijn als lid van de kerkenraad -na verlenging van hun termijn als ambtsdrager van 6 maanden- eindigde op 3 maart 2022. Dat is op zich niet weersproken. Partijen twisten over de rechtsgevolgen van het besluit van 28 februari 2022 van het BMCD. De rechtbank is van oordeel dat ingevolge het besluit van 28 februari 2022 van het BMCD de termijn van het lid van de kerkenraad niet is verlengd. Dit besluit van het BMCD
machtigtdeze leden om de lopende zaken en verantwoordelijkheden te behartigen waaronder de voortzetting van de erediensten en de ambtelijke vertegenwoordiging hierin. Dit besluit vermeldt onder sub 2 dat besluiten en handelingen van groter belang aan het BMCD moeten worden voorgelegd. Hieraan is toegevoegd dat het BMCD de noodzakelijke besluiten zal nemen na overleg met de betrokkenen waaronder de ambtsdragers. Bij twijfel wordt de kerkenraad verzocht om in contact te treden met ds. [persoon 1] en/of ds. [persoon 2] .
4.11.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie worden getrokken dan dat op 3 maart 2022 [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 3] als ambtsdrager, lid van de kerkenraad zijn gedefungeerd. Immers, het besluit van het BMCD houdt geen verlenging van een ambtstermijn in – en kan dit ook niet inhouden – maar slechts een machtiging om de lopende zaken en verantwoordelijkheden te behartigen. Het BMCD heeft met het nemen van het besluit van 28 februari 2022 slechts een voorlopige maatregel getroffen zodat de kerkenraad lopende kwesties kon blijven behartigen. Besluiten van groter belang behoorden door het BMCD te worden genomen. Met hun defungeren op 3 maart 2022 als kerkenraadslid defungeerden zij ook als bestuurslid van de Stichting. Dat volgt immers klip en klaar uit artikel 4 lid 6 van de statuten (oud): ‘
Indien en zodra de zittingsperiode van een kerkeraadslid eindigt, eindigt daarmede tevens het bestuurslidmaatschap deze stichting, tenzij de kerkeraad uitdrukkelijk schriftelijk en unaniem te kennen geeft dat zij wenst, dat het desbetreffende lid namens haar bestuurslid blijft.’ Aan de door het BMCD getroffen voorlopige maatregel van 28 februari 2022 kan geen enkel recht worden ontleend om als kerkenraadslid de functie van bestuurder van de Stichting voort te zetten. De statuten zijn hierover glashelder: bij defungeren van als lid van de kerkenraad defungeert dit lid ook als bestuurder van de Stichting. Het besluit van 28 februari 2022 van het BMCD voorziet slechts in provisionele maateregelen in het belang van de Gemeente. Dit besluit voorziet niet in een verlenging van hun ambtstermijn als kerkenraadslid
zelfsniet ingeval van behartiging van de lopende zaken van de kerkenraad en Gemeente.
4.12.
Hieraan voegt de rechtbank toe dat de kerkenraad van de Gemeente schriftelijk en unaniem aan de Stichting te kennen had kunnen geven dat zij wenst dat [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 3] namens de kerkenraad bestuurslid blijven. Gesteld noch gebleken is dat de kerkenraad een dergelijke wens aan de Stichting heeft overgebracht.
4.13.
De conclusie dient dan ook te worden getrokken dat [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 3] niet alleen als lid van de kerkenraad defungeerden, maar ook als bestuurslid van de Stichting en wel op 3 maart 2022. Als de Stichting en bestuursleden betogen -en dat doen ze met regelmaat in hun processtukken- ‘
Je bent ambtsdrager of je bent het niet’, dient de conclusie te zijn dat zij dat na 3 maart 2022 niet langer waren. Het hiertoe strekkende onderdeel van de vordering kan dan ook worden toegewezen.
de leden van de Hervormde Gemeente [plaats 1] / de bestuursleden [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5]
4.14.
Met de nodige onderbouwing verweren de Stichting en de Bestuurders dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] tot het zesde en zevende bestuurslid zijn benoemd en later met instemming van de Gemeente als lid van de Gemeente zijn (her-)benoemd. Naar het oordeel van de rechtbank kon dat zonder formele voordracht en zonder formele besluitvorming van de Gemeente. Ook op grond van informele goedkeuring of informele erkenning van de Gemeente is benoeming tot bestuurslid van de Stichting mogelijk. Onbestreden is gelaten dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 4] als bestuurslid hebben gefunctioneerd en wel vanaf 2001 respectievelijk 2009. Niet gesteld of gebleken is dat aan hun (her-)benoeming een maximale duur is verbonden. De statuten regelen niet een maximale duur, zodat de rechtbank ervanuit gaat dat bestuurders
op deze grondniet zijn gedefungeerd.
4.15.
Voor [gedaagde sub 2] heeft echter te gelden dat hij op grond van artikel 4 lid 7 van de statuten (oud) defungeerde één maand nadat hij 70 jaar werd. Hij defungeerde derhalve op 23 december 2018. De statuten geven hierover duidelijke regels en niet valt in te zien waarom deze statutaire voorziening omtrent de maximale leeftijd van een bestuurder en zijn defungeren ontoelaatbare leeftijddiscriminatie op grond van de AWGB betekent. De rechtbank stelt voorop dat de AWGB niet de rechtsgevolgen regelt van het maken van onderscheid op grond van leeftijd. Het betoog dat artikel 4 lid 7 van de statuten op deze grond nietig is, passeert de rechtbank dan ook. Dat in het verleden eerder deze voorziening niet in aanmerking is genomen, en dus ook nu niet in aanmerking mag worden genomen, is niet relevant. De statuten kunnen niet terzijde worden gesteld door de Bestuurders of anderen die bij de Stichting betrokken zijn. De statuten bepalen dwingend de inrichting en organisatie van de Stichting. Hieruit volgt dat [gedaagde sub 2] geen bestuurder kan zijn van de Stichting. De eventuele aanverwantschap met Jan Pleitte en de rechtsgevolgen hiervan behoeven op grond van het voorgaande geen bespreking meer.
4.16.
Verondersteld moet worden dat de Gemeente met de benoeming van [gedaagde sub 5] akkoord is gegaan. De Gemeente wist van de opengestelde vacature en de Gemeente heeft na zijn benoeming hiertegen geen bezwaren geuit of ter discussie gesteld. Aan de procedure die heeft geleid tot de benoeming van [gedaagde sub 5] tot bestuurslid is voorts voldoende publiciteit gegeven. Deze informele gang van zaken bij de benoeming van [gedaagde sub 5] tot bestuurder is niet strijdig met de statuten van de Stichting of het (kerkelijke) recht.
4.17.
[gedaagde sub 3] , [gedaagde sub 6] en [gedaagde sub 2] waren derhalve op 3 maart 2022, of eerder, geen bestuurder meer van de Stichting. Zij waren op uiteenlopende gronden gedefungeerd. Het eerste onderdeel van de vordering zal hierna worden toegewezen. Het tweede onderdeel van de vordering waarbij een verklaring voor recht wordt gevorderd dat de overige bestuurders nimmer door de Gemeente zijn voorgedragen en benoemd om namens deze Gemeente in het bestuur zitting te nemen, kan evenwel niet worden toegewezen. Hoewel [gedaagde sub 2] als bestuurder is gedefungeerd heeft dit onderdeel van de vordering op dit oordeel geen betrekking, terwijl de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat een formele voordracht of formele erkenning of goedkeuring juist niet is vereist.
het besluit tot wijziging van de statuten (oud) en de wijziging van de statuten van de Stichting
4.18
Volgens de Gemeente is dit besluit nietig als gevolg waarvan ook de statutenwijziging nietig is. De grond voor dit ongeldige besluit is
onder anderegelegen in het defungeren van twee leden van de kerkenraad op 3 maart 2022 en het niet nageleefde statutaire leeftijd vereiste. De rechtbank verwijst naar het voorgaande. De rechtbank is van oordeel dat ingevolge het defungeren van drie bestuursleden de statuten niet meer op 25 maart 2022 rechtsgeldig mochten en konden worden gewijzigd. Immers, een dergelijke wijziging is alleen mogelijk wanneer geen enkele bestuursfunctie van de Stichting vacant is, terwijl drie bestuursfuncties vacant waren. Alleen [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 5] waren bestuurder van de Stichting. Drie gedefungeerde bestuurders hebben desondanks deelgenomen aan de besluitvorming op 25 maart 2022. Dit besluit is op grond van artikel 2:14 lid 1 BW nietig. Dit bestuursbesluit is immers in strijd met de statuten tot stand gekomen. Uit de wet vloeit geen ander rechtsgevolg voort. Bekrachtiging behoort in het te beslissen geval ook niet tot de mogelijkheden. Immers, de rechtshandeling van bekrachtiging zou ook nietig zijn. Bekrachtiging is op grond van artikel 2:14 lid 2 BW niet mogelijk.
4.19.
Het aan de notulen van de bestuursvergadering klevend gebrek en de hieraan te verbinden rechtgevolgen kunnen onbesproken blijven. Ook de omstandigheid dat de predikant niet voor de vergadering is uitgenodigd en haar/hem de gelegenheid is onthouden om haar/zijn adviserende stem uit te brengen, kan onbesproken blijven.
4.20.
Onbesproken kan blijven de omstandigheid dat de Bestuurders hebben gehandeld in strijd met de jegens de Gemeente in acht te nemen maatschappelijke zorgvuldigheid door achter de rug van de Gemeente om -en met twee petten op- hebben gepoogd ten nadele van de Gemeente de statuten te wijzigen. Zij hebben het heimelijke karakter van hun voornemen onderkend. Dat volgt uit de omstandigheden dat de predikant niet ter raadpleging is ingelicht en de predikant ook niet op 25 maart 2022 in staat is gesteld om zijn adviserende stem in de bestuursvergadering uit te brengen. Verder is opvallend dat geen lokale notaris is geïnstrueerd, maar een buiten Zeeuws-Vlaanderen gevestigde notaris [4] en de spoed waarmee de wijziging moest worden afgerond. Deze spoed is ook in het besluit zelf tot uitdrukking uitgebracht. De wijziging moest zijn doorgevoerd voor de nieuwe verkiezingen omdat het na de verkiezingen waarschijnlijk niet meer tot de mogelijkheden zou behoren. Dat de notulist heeft verzuimd het bestuursbesluit te ondertekenen, zal met spoedige formalisering van de statutenwijziging te maken hebben gehad.
4.21.
De vertegenwoordigers van de kerkenraad in het Stichtingsbestuur hebben ingevolge de statutenwijziging gepoogd de Stichting verder los te weken van de Gemeente en de Stichting verder geseculariseerd terwijl
gewijzigde omstandighedenhiertoe niet noopten, althans hierover hebben de Stichting en de Bestuurders geen overtuigende stellingen ingenomen. Verder dan ‘
het moderniseren van de statuten’ zijn zij niet gekomen, terwijl zij niet hebben uiteengezet waarom secularisatie van de statuten ten detrimente van de Gemeente en de hieraan verbonden diaconie wenselijk of noodzakelijk was. De ambtsdragers hebben de aan hen door het BMCD verleende machtiging aangegrepen om de statutenwijziging door te voeren. Ook op deze grond kan met succes worden betoogd dat de statutenwijzing en het hieraan ten grondslag liggende besluit nietig zijn.
4.22.
De statuten (nieuw) ontberen ieder rechtgevolg. De statuten (nieuw) zijn nietig. De stelling dat de statuten in een notariële akte zijn vastgelegd en dat op deze grond de statuten niet nietig kunnen zijn, passeert de rechtbank. Deze stelling vindt immers geen steun in het recht. Dat geldt ook voor de stelling van de Stichting en de Bestuurders dat de inschrijving in de registers van de Kamer van Koophandel beslissend is. De statuten (oud) hebben derhalve hun gelding behouden. De gevorderde verklaring voor recht dat het besluit van 25 maart 2022 en de statutenwijzing van dezelfde datum nietig zijn, zal hierna worden gegeven.
rekening en verantwoording afleggen aan de Gemeente
4.23.
Het vierde onderdeel van de vordering ontbeert een rechtsgrondslag. Hoogstens zouden de gedefungeerde bestuurders rekening en verantwoording aan de Stichting behoren af te leggen van hun werkzaamheden ten behoeve van de Stichting, maar hierop heeft de vordering geen betrekking. De vordering heeft ook geen betrekking op een eventueel af te leggen verantwoording van de ambtsdragers aan (de kerkenraad van) de Gemeente. Dit onderdeel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
benoeming van een tijdelijk bestuurder
4.24.
De rechtbank zal hiertoe niet overgaan omdat het bestuur van de Stichting met behulp van de kerkenraad van de Gemeente en de Gemeente in drie vacatures kan en behoort te voorzien. Overigens heeft de Gemeente geen rechtsgrondslag voor de toewijzing van dit onderdeel van de vordering aangevoerd. Ook dit onderdeel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
ontslag van de Bestuurders
4.25.
Voor wat betreft de drie gedefungeerde bestuurders behoeft dit onderdeel geen bespreking. Elk belang bij toewijzing van dit onderdeel ontbreekt immers. Voor wat betreft de twee nog in functie zijnde bestuurders kan de rechtbank in dit geding niet ingrijpen. De bepaling van artikel 2:298 BW voorziet immers in een bijzondere rechtsgang die wellicht kan worden benut.
kosten van het geding
4.26.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zullen de Stichting en de Bestuurders hoofdelijk in de kosten van het geding worden veroordeeld, welke proceskosten als volgt kunnen worden begroot:
  • vastrecht € 688,00
  • kosten exploiten € 680,17
  • salaris € 1.228,00(tarief II, 2 punten)
totaal € 1.976,17
Deze kosten zullen worden vermeerderd met de na-kosten van € 178,00, zonder betekening, en € 270,00, plus de kosten van betekening, na betekening van het vonnis.
uitvoerbaar bij voorraad
4.27.
Het vonnis kan alleen voor wat betreft de hoofdelijke proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De verklaringen voor recht die hierna worden gegeven, kunnen niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Onder sub 174 van de conclusie van antwoord betogen de Stichting en de Bestuurders dat het vonnis vooral niet uitvoerbaar bij voorraad moet worden verklaard, maar de onderbouwing van deze stelling ziet alleen op de verklaringen voor recht die -zoals overwogen-
nietuitvoerbaar bij voorraad kunnen worden verklaard en niet op de vordering om de Stichting en de Bestuurders in de proceskosten te veroordelen.
4.28.
Alle overige stellingen van partijen kunnen onbesproken blijven. Aan een beslissing over bewijslevering komt de rechtbank niet toe.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 6] vanaf 3 maart 2022 geen lid meer zijn van de kerkenraad van de Gemeente en dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 6] vanaf 3 maart 2022 als bestuurder van de Stichting zijn gedefungeerd;
5.2.
verklaart voor recht dat het bestuursbesluit van 25 maart 2022 van de Stichting en de statutenwijziging van 25 maart 2022 van de Stichting nietig zijn;
5.3.
veroordeelt de Stichting en de Bestuurders hoofdelijk, des dat de een betaalt de anderen in zoverre zullen zijn bevrijd,
uitvoerbaar bij voorraadin de kosten van het geding die aan de zijde van de Gemeente op het bedrag van € 1.976,17 worden begroot, te vermeerderen met de na-kosten van € 178,00, zonder betekening van dit vonnis, en € 270,00 na betekening van dit vonnis;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.T.M. Luijks en op 12 maart 2025 in het openbaar uitgesproken.

Voetnoten

1.In de tekst van het vonnis zal de nieuwe spelling worden gebezigd: kerke
2.[gedaagde sub 5] is tweemaal in het petitum genoemd. Dat zal ook een vergissing van de Gemeente zijn. De rechtbank gaat ervanuit dat [gedaagde sub 6] na het eerste gedachtestreepje vermeld had behoren te worden in plaats van [gedaagde sub 5] : [gedaagde sub 6] was immers ambtsdrager (diaken), [gedaagde sub 5] niet. Ook de Gemeente gaat hier vanuit in sub 32 van de dagvaarding alsmede de Stichting en de Bestuurders (zie o.a. sub 67 en verder van de conclusie van antwoord en sub 9 van de pleitaantekeningen). De rechtbank zal de vordering in bovenvermelde zin lezen en uitleggen.
3.De statutenwijzing is op 25 maart 2022 notarieel tot stand gebracht en niet op 28 maart 2022. De Gemeente lijkt zich hier te vergissen. Zie verder sub 4.8. van dit vonnis.
4.Die de strekking en betekenis van zijn opdracht waarschijnlijk onvoldoende heeft onderkend.