ECLI:NL:RBZWB:2025:1571

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
24/1430
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor alcoholhoudende dranken opslag

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant (GS) en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau. GS heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 november 2023, waarin aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning is verleend voor het oprichten van een loods voor het opslaan van maximaal 4 miljoen liter alcoholhoudende dranken. De rechtbank heeft de zaak op 27 februari 2025 behandeld. De vergunninghoudster is voornemens om een loods van 2.882 m2 te bouwen voor de opslag van alcoholische dranken zoals jenever, whisky, rum, gin, wodka en likeuren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunninghoudster en de distilleerderij van een andere partij niet in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen, waardoor niet voldaan is aan het nabijheidscriterium van de Wet milieubeheer. De rechtbank oordeelt dat GS belang heeft bij de procedure, omdat de beoordeling van de omgevingsvergunning voor een B-inrichting bij wet aan GS is toevertrouwd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de loods op zichzelf een C-inrichting is en de vergunninghoudster niet kan aantonen dat de loods samen met de distilleerderij en opslagloods van een andere partij één inrichting vormt. De uitspraak is geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1430

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 maart 2025 in de zaak tussen

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant (GS), eiser,
(gemachtigde mr. J. Knijff)
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau, verweerder,
(gemachtigde: mr. P.J. van der Woerd).
Als vergunninghoudster neemt aan de zaak deel:
[B.V. 1]. uit [plaats] ,
(gemachtigde: mr. W. Krijger).

Inleiding

1. GS heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 november 2023 (bestreden besluit), waarin aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning is verleend voor het oprichten van een loods voor een vatenopslag voor het rijpen van maximaal 4 miljoen liter alcoholhoudende dranken op een perceel op de hoek van de [straat 1] en de [straat 2] in [plaats].
2. De rechtbank heeft beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Namens GS was de gemachtigde aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde en [naam 1] . Namens vergunninghoudster waren de gemachtigde en [naam 2] aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Wat zijn de feiten?
3. Vergunninghoudster is voornemens om een loods van 2.882 m2 te bouwen op het perceel voor een vatenopslag (houten vaten) voor het rijpen van maximaal 4 miljoen liter alcoholhoudende dranken (jenever, whisky, rum, gin, wodka en likeuren). De alcoholische dranken hebben een alcoholpercentage variërend tussen de 45 en 60 procent.
Vergunninghoudster heeft daar op 18 mei 2022 een omgevingsvergunning voor aangevraagd bij verweerder.
4. Verweerder heeft de uitgebreide voorbereidingsprocedure toegepast en vervolgens de aangevraagde omgevingsvergunning op 28 november 2023 verleend voor de activiteiten: het bouwen van een bouwwerk, het oprichten van een inrichting, het afwijken van het bestemmingsplan en het aanleggen of veranderen van een uitrit.
GS heeft op 25 januari 2024 beroep ingesteld tegen de verlening van de omgevingsvergunning.
Wettelijk kader
5. Het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet leidt de rechtbank af dat het oude recht van toepassing blijft op een besluit op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van de Ow is ingediend. Dat is bij deze aanvraag aan de orde. Het oude recht omvat ook de Wet milieubeheer (Wm).
6. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Geschil
7. Tussen partijen is niet in geschil dat een loods voor het opslaan van maximaal vier miljoen liter alcoholhoudende drank, een inrichting is als bedoeld in de Wm. Deze procedure gaat uitsluitend over de vraag wat de omvang van de inrichting is.
Partijen zijn het er over eens dat de loods op zichzelf een C-inrichting is, waarop het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Bzro) niet van toepassing is en ten aanzien waarvan verweerder bevoegd zou zijn om een omgevingsvergunning te verlenen.
Als de loods samen met de distilleerderij en de opslagloods van [B.V. 2] één inrichting vormt, dan zijn partijen het er over eens dat die inrichting een B-inrichting is, waarop het Bzro wel van toepassing is. In dat geval is GS bevoegd tot vergunningverlening.
Procesbelang
8. Vergunninghoudster stelt dat GS feitelijk geen belang heeft bij deze procedure. De loods voldoet aan de hoogste brandveiligheidsvereisten en voldoet dus ook aan de vereisten voor een B-richting.
9. De rechtbank is van oordeel dat GS er belang bij heeft dat vastgesteld wordt welk bestuursorgaan bevoegd is om een omgevingsvergunning te verlenen voor de oprichting van deze inrichting. De beoordeling van de omgevingsvergunning voor een B-inrichting is immers uitdrukkelijk bij wet aan GS toevertrouwd. De rechtbank ziet hierin voldoende procesbelang voor GS.
Toetsingskader
10. Op grond van artikel 1.1, vierde lid, van de Wm worden als één inrichting
beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties (1) die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben (2) en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen (3).
11. Anders dan de gemachtigde van GS stelde op de zitting, zijn deze drie criteria niet facultatief maar cumulatief van aard. Aan alle drie de vereisten moet worden voldaan, wil er sprake zijn van één inrichting.
Beoordeling door de rechtbank
12. De rechtbank stelt vast dat de distilleerderij van [B.V. 2] is gelegen aan [adres 1] , op ongeveer 400 meter afstand van de op te richten loods. De opslagloods voor distillaat van [B.V. 2] aan [adres 2] ligt op ongeveer 500 meter van de op te richten loods. Tussen deze locaties liggen meerdere wegen en percelen van derden met daarop grote en hoge bebouwing. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wordt voldaan aan het nabijheidscriterium. De distilleerderij en de opslagloods van [B.V. 2] en de door vergunninghoudster op te richten loods zijn niet in elkaars onmiddellijke nabijheid gelegen en vormen alleen daarom al niet één inrichting. [1]
13. Dit betekent dat de overige criteria van artikel 1.1, vierde lid, van de Wm onbesproken kunnen blijven. Het beroep is ongegrond.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzitter, mr. S. Hindriks, en, mr. T.I. van Term, leden, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 18 maart 2025 en wordt geanonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Wettelijk kader
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 1.1, eerste lid, van de Wabo
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: inrichting: inrichting, behorende tot een categorie die is aangewezen krachtens het derde lid.
Artikel 1.1, derde lid, van de Wabo
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden categorieën inrichtingen aangewezen als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer, waarvan het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben moet worden onderworpen aan een voorafgaande toetsing, gezien de aard en de omvang van de nadelige gevolgen die de inrichtingen voor het milieu kunnen veroorzaken. Bij de maatregel worden als categorie in ieder geval aangewezen de inrichtingen waartoe een IPPC-installatie behoort.
Artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.
Artikel 2.4, eerste en tweede lid, van de Wabo
Burgemeester en wethouders van de gemeente waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning, behoudens in gevallen als bedoeld in het tweede tot en met vijfde lid.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat gedeputeerde staten van de provincie waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, op de aanvraag beslissen ten aanzien van projecten die behoren tot een bij de maatregel aangewezen categorie projecten die van provinciaal belang zijn. Bij de maatregel kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt in daarbij aangewezen categorieën gevallen.
Wet milieubeheer (Wm)
Artikel 1.1, eerste lid, van de Wm
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: inrichting: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
Artikel 1.1, derde en vierde lid, van de Wm
3. Bij algemene maatregel van bestuur worden categorieën van inrichtingen aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken.
4. Elders in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder inrichting verstaan een inrichting, behorende tot een categorie die krachtens het derde lid is aangewezen. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot hetgeen in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder inrichting wordt verstaan.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 3.3, eerste lid, van het Bor
Gedeputeerde staten van de provincie waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, zijn bevoegd te beslissen op:
elke aanvraag die betrekking heeft op activiteiten met betrekking tot een inrichting waarop het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 van toepassing is of waartoe een installatie behoort voor een industriële activiteit als bedoeld in bijlage I, categorie 4, van richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L334),
(…)

Voetnoten

1.Zie ECLI:NL:RVS:2010:BN1104, overweging 2.2.2 voor een vergelijkbare situatie.