Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het nadere procesverloop
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 7 maart 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze maatregel vanwege zorgen over het psychisch welzijn van de moeder, die bekend is met ernstige psychiatrische problematiek. De moeder is zwanger en de geboorte van het kind wordt verwacht in 2025. De kinderrechter heeft eerder op 27 februari 2025 het ongeboren kind voorlopig onder toezicht gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, met ingang van die datum tot 13 maart 2025. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2025 zijn zowel de moeder als de vader gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de spoedbeslissing van 27 februari 2025 zouden moeten herroepen. De zorgen over de moeder's psychisch welzijn en haar vermogen om voor het kind te zorgen blijven bestaan. De kinderrechter heeft daarom besloten om de voorlopige ondertoezichtstelling voort te zetten, met de verwachting dat de Stichting Jeugdbescherming Brabant de ouders zal begeleiden en ondersteunen in de zorg voor het kind. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de kinderrechter heeft het ongeboren kind als geboren aangemerkt, omdat dit in het belang van het kind is.