In deze zaak heeft de kinderrechter op 7 maart 2025 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de uithuisplaatsing van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De zaak is behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg. De kinderrechter heeft de minderjarigen onder toezicht gesteld van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) optreedt. De minderjarigen zijn eerder onder toezicht gesteld en er zijn zorgen over hun veiligheid en emotionele ontwikkeling, vooral in relatie tot de opvoedsituatie bij de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2025 is vastgesteld dat de minderjarigen bij de vader verblijven, waar zij zich veiliger voelen. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de vader te verlengen voor de duur van zes maanden, met ingang van 10 maart 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de minderjarigen niet in onzekerheid hoeven te verkeren over hun verblijfplaats. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er meer zicht moet komen op de opvoedsituatie van de moeder en dat het contact tussen de moeder en de minderjarigen onder begeleiding moet worden hersteld.