ECLI:NL:RBZWB:2025:1602
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot arbeidskorting over ziektewetuitkering
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2022 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.707, met inachtneming van een heffingskorting van € 4.340. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelde het beroep op 5 februari 2025, waarbij partijen ter zitting overeenstemming bereikten over de arbeidskorting over de ziektewetuitkering.
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een hogere arbeidskorting, wat betekent dat de aanslag IB/PVV 2022 moet worden verminderd. De rechtbank stelt vast dat de belastingrente, die samenhangt met de aanslag, ook dienovereenkomstig moet worden verminderd. Daarnaast moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden, evenals de reiskosten van de gemachtigde, die op basis van een kilometervergoeding worden berekend. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is en vernietigt de uitspraak op bezwaar, waarbij de aanslag en belastingrentebeschikking worden aangepast.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de aanslag IB/PVV 2022 wordt verminderd tot een bedrag dat rekening houdt met de hogere arbeidskorting, en dat de inspecteur de reiskosten van de gemachtigde en het griffierecht moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.