ECLI:NL:RBZWB:2025:1605

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
C/02/421806 / FA RK 24-1996
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf en contactregeling van minderjarige in het kader van ouderschapsconflict

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf en de contactregeling van een minderjarige. De minderjarige, geboren in 2009, heeft sinds oktober 2024 weer bij haar moeder gewoond, na eerder bij haar vader te hebben gewoond. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie is veranderd en dat de minderjarige nu bij de moeder woont, wat betekent dat de eerdere beschikking van 13 februari 2024, waarin het hoofdverblijf bij de vader was bepaald, niet meer actueel is. De kinderrechter heeft de vraag van de minderjarige om haar hoofdverblijfplaats te wijzigen afgewezen, omdat de vader geen bezwaar heeft tegen de huidige situatie.

Daarnaast heeft de minderjarige verzocht om vervangende toestemming voor een vakantie met haar vriend en diens ouders. De kinderrechter heeft geoordeeld dat deze vraag niet onder de reikwijdte van de wet valt, waardoor de minderjarige niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders gezamenlijk moeten beslissen over de vakantie, aangezien zij gezamenlijk gezag hebben. De kinderrechter heeft ook de contactregeling met de vader gewijzigd, waarbij de minderjarige de regie heeft over het contact. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken en te communiceren in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/421806 / FA RK 24/1996
Datum uitspraak: 19 maart 2025
Nadere beschikking naar aanleiding van een kindbrief
in de zaak van
[minderjarige],
hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.J.E.M. Edelmann te Breda,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank te adviseren.

1.De documenten

1.1
Tot de stukken behoren:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 19 juni 2024 en alle daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van mr. Edelmann van 16 januari 2025;
- de e-mailberichten van [minderjarige] van 18 januari 2025, 14 februari 2025 en 19 februari 2025.
1.2
Vervolgens heeft de kinderrechter de behandeling van de zaak voortgezet op 27 februari 2025 tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig, de moeder en haar advocaat, de vader en een medewerkster namens de Raad.
1.3
De kinderrechter heeft op 6 februari 2025 opnieuw gesproken met [minderjarige] . Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling kort samengevat wat [minderjarige] haar heeft verteld en wat zij in haar e-mails heeft geschreven. De ouders zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

2.De feiten

2.1
Bij de in deze zaak gegeven beschikking van 19 juni 2024 heeft de kinderrechter bepaald dat [minderjarige]
voorlopighaar hoofdverblijf heeft bij de vader. Ook heeft de kinderrechter de contactregeling met de moeder gewijzigd, in die zin dat [minderjarige] en de moeder recht hebben op contact met elkaar, waarbij [minderjarige] de regie heeft. Iedere verdere beslissing op de vragen van [minderjarige] is daarbij aangehouden in afwachting van schriftelijk bericht van de (advocaat van de) moeder en de vader over de stand van zaken met betrekking tot de hulpverlening, het contact tussen de moeder en [minderjarige] en het gewenste verdere procesverloop.
2.2
Namens de moeder heeft mr. Edelmann de kinderrechter bericht dat [minderjarige] sinds half oktober 2024 weer bij de moeder woont.
2.3
De kinderrechter heeft op 18 januari 2025 ook een e-mailbericht ontvangen van [minderjarige] waarin zij, kort samengevat, bevestigt dat zij sinds half oktober 2024 weer bij de moeder woont. Zij schrijft verder dat zij niet meer naar haar vader wil gaan. [minderjarige] heeft geen goede klik met de partner van de vader. [minderjarige] voelt zich genegeerd. Volgens [minderjarige] voelde zij zich niet meer thuis bij de vader en heeft zij de moeder gevraagd om haar te komen halen. Volgens [minderjarige] heeft de situatie haar zo gebroken, dat zij liever niet meer bij de vader komt.

3.De vragen van [minderjarige]

3.1
In haar e-mail van 28 april 2024 heeft [minderjarige] de kinderrechter in eerste instantie gevraagd om te bepalen dat de zorgregeling wordt gewijzigd, namelijk dat zij bij haar vader kan wonen en zij, als ze er aan toe is, om het weekend bij de moeder kan verblijven. De kinderrechter begreep deze vraag van [minderjarige] als een vraag om
- haar hoofdverblijfplaats te wijzigen, in die zin dat zij voortaan haar hoofdverblijf bij de vader heeft, en;
- de door de rechtbank vastgestelde contactregeling te wijzigen, in die zin dat zij vanaf het moment dat zij daar aan toe is om het weekend contact heeft met haar moeder.
3.2
Uit het gesprek met [minderjarige] van 6 februari 2025 en de e-mailberichten die daarop volgden begrijpt de kinderrechter dat [minderjarige] inmiddels weer bij haar moeder woont en daar ook wil blijven wonen. Daarnaast vraagt [minderjarige] , zo begrijpt de kinderrechter, om:
- vervangende toestemming te verlenen in de plaats van de toestemming van de vader om met haar vriend en diens ouders op vakantie naar het buitenland te mogen gaan en;
- de door de rechtbank vastgestelde contactregeling te wijzigen, in die zin dat zij geen contact met de vader hoeft te hebben.
3.3
Gelet op het voorgaande liggen aan de kinderrechter nu drie vragen voor, te weten
over het hoofdverblijf, de contactregeling en de vervangende toestemming voor een vakantie.

4.De (nadere) standpunten en het advies van de Raad

4.1
Tijdens het gesprek van 6 februari 2025 heeft [minderjarige] de kinderrechter verteld dat zij inmiddels weer bij haar moeder woont. Bij de vader ging het de eerste twee maanden goed, totdat de zomervakantie naderde. Op vakantie is het tussen [minderjarige] en de partner van de vader geëscaleerd. Volgens [minderjarige] doet de partner van de vader uitspraken die [minderjarige] raken en bovendien bemoeit zij zich teveel met haar. Na de zomervakantie ging [minderjarige] steeds vaker langs bij de moeder. Dit ging goed. De moeder heeft een woning en gaat, zolang [minderjarige] nog thuis woont, niet samenwonen met haar partner. [minderjarige] ervaart het alsof de partner van de moeder een band met haar probeert op te bouwen en dat is fijn. Met haar vader heeft [minderjarige] momenteel alleen contact via WhatsApp. De vader heeft haar pijn gedaan, onder andere vanwege problemen met het ophalen van spullen, het veranderen van de sloten en het niet-meegeven van haar galajurk. [minderjarige] heeft daardoor het gala gemist. [minderjarige] heeft het gevoel dat haar ouders allebei verder zijn gegaan met hun leven na de scheiding maar dat zij er nog middenin zit. Volgens [minderjarige] is het hulpverleningstraject voor de ouders net opgestart. Er komt ook een kindbehartiger voor [minderjarige] .
4.2
Na afloop van voormeld gesprek heeft de kinderrechter op 14 en 19 februari 2025 e-mailberichten van [minderjarige] ontvangen. Voor zover hier van belang, geeft [minderjarige] daarin het volgende aan. [minderjarige] schrijft erg ongelukkig te zijn. Zij heeft aan de vader toestemming gevraagd om met haar vriend, zijn ouders en nog vijf andere volwassenen op vakantie naar het buitenland te mogen gaan. De vader heeft [minderjarige] laten weten dat zij dit van hem niet mag, omdat zij te kwetsbaar zou zijn. [minderjarige] vindt dit onzin. Zij voelt zich behandeld als een kleuter.
4.3
Door en namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat [minderjarige] weer bij de moeder woont. Het contact tussen hen ging, sinds [minderjarige] bij de vader woonde, steeds beter. Op zondag 13 oktober 2024 kreeg de moeder een berichtje van [minderjarige] met de vraag of zij haar bij de vader kon ophalen. Dit heeft de moeder gedaan. [minderjarige] was in paniek. [minderjarige] vertelde dat zij het bij de vader niet naar haar zin heeft en dat de situatie tijdens de zomervakantie is geëscaleerd. Dit heeft onder andere te maken met de houding van de partner van de vader en de onrust die is ontstaan ten aanzien van het gaan samenwonen van de vader. Voor [minderjarige] was het ook moeilijk dat zij, nadat zij weer bij de moeder kwam wonen, haar spullen bij de vader niet kon ophalen. Ook heeft de vader de sleutel van zijn woning bij [minderjarige] opgehaald en vervolgens alle sloten veranderd. [minderjarige] kan nu niet meer binnen. Dit heeft [minderjarige] aangegrepen. Voor [minderjarige] was de druppel het gedoe rondom het ophalen van een galajurk, waardoor het gala aan [minderjarige] voorbij ging, en de weigering van het verlenen van toestemming om op vakantie te kunnen gaan.
Desgevraagd verklaart de moeder dat inmiddels hulpverlening van [jeugdhulp] is betrokken en [minderjarige] een kindbehartiger aangewezen heeft gekregen. De ouders moeten leren om met elkaar te communiceren. Wat daarbij voor de moeder lastig is, is dat de vader zijn eigen waarheid als dé waarheid ziet. Zijn gedachte over het adres van de moeder is daarvan een voorbeeld. De moeder bevestigt de vader nogmaals dat zij naar [woonplaats] is verhuisd en het adres waar [minderjarige] staat ingeschreven het hare is. [minderjarige] woont daar bij haar.
4.4
De vader brengt, kort samengevat, het volgende naar voren. [minderjarige] is, sinds zij in april 2024 bij de vader kwam wonen, opgebloeid. Zij ging goed naar school en had het thuis erg naar haar zin. Wel hing zij veel aan de vader. Toen de partner van de vader te horen kreeg dat zij een nieuwe baan had, is besloten om samen te gaan wonen. [minderjarige] was hier blij mee. Omdat de vader en zijn partner dit nieuws persoonlijk aan anderen wilden vertellen, is [minderjarige] gevraagd om het nieuws voor zich te houden. [minderjarige] heeft dit als een geheim gezien. De vader en zijn partner hadden dit anders aan moeten pakken. Op vakantie is dit tot een conflict gekomen. Op 13 oktober 2024 is [minderjarige] door de moeder opgehaald en niet meer teruggekomen. Dit was voor de vader van het ene op het andere moment een gegeven. Sindsdien heeft [minderjarige] het contact verbroken. Niet alleen met de vader, maar ook met vrienden en familie heeft [minderjarige] geen contact meer. Zij heeft zich volledig afgesloten.
De vader erkent dat hij de sloten van zijn woning heeft veranderd. [minderjarige] kwam zonder overleg spullen ophalen, waaronder ook spullen die niet van haar waren. De galajurk waar [minderjarige] over spreekt, kon zij ophalen op een door de vader bepaald moment. [minderjarige] kon hierop niet wachten.
De vader ervaart het alsof [minderjarige] de situatie aangrijpt om de wijde wereld in te trekken en zich op haar vriendje te storten. [minderjarige] weet dat de vader niet toestaat dat zij met elkaar slapen. Bij de moeder is dit anders. Ook geeft de vader geen toestemming voor een vakantie van [minderjarige] met haar vriendje en zijn ouders. De vader acht [minderjarige] daarvoor te kwetsbaar. Bovendien is het vertrouwen van de vader geschaad, omdat men niet eerlijk was over het samen slapen. [minderjarige] moet de weigering van de vader accepteren. Zij kan hierover met de vader in gesprek gaan.
Tot slot verklaart de vader er geen bezwaar tegen te hebben dat [minderjarige] bij de moeder woont en zij daar haar hoofdverblijfplaats heeft. Wel heeft de vader vragen over het stopzetten van contact. Hij hoopt hierover in gesprek te gaan en verwacht van de moeder dat zij [minderjarige] zal stimuleren om contact met de vader te onderhouden.
4.5
De Raad adviseert de kinderrechter, samengevat, als volgt. De Raad maakt de ouders erop attent dat zij met hun handelen zelfbepalend gedrag van [minderjarige] in de hand werken. Zij moeten daar alert op zijn. De Raad hoort dat sprake is van gezinsproblematiek. Er speelt veel tussen de ouders, waar [minderjarige] last van heeft. Bij [jeugdhulp] valt in dit kader veel winst te behalen. De ouders moeten leren communiceren en met elkaar samen te werken. [minderjarige] heeft het nodig dat de ouders samen één en dezelfde lijn trekken en dit ook uitdragen. Dat de vader geen toestemming geeft voor een vakantie, is voor de Raad op zichzelf niet vreemd. Dat de ouders het hierover niet met elkaar eens zijn is niet onoverkomelijk. [minderjarige] heeft dit ook te accepteren. Zij mag meekrijgen dat er een verschil in zienswijze is tussen de ouders, de wijze van uitdragen is echter essentieel. De Raad ziet mogelijkheden om bij [jeugdhulp] verder te spreken over de toestemming voor de vakantie. Daarnaast hoopt de Raad dat [jeugdhulp] [minderjarige] en de ouders handvatten kan bieden over de wijze van onderlinge communicatie. Gespreks-begeleiding kan daarbij een middel zijn.

5.De (nadere) beoordeling

Hoofdverblijfplaats
5.1
Uit de overgelegde stukken, het gesprek met [minderjarige] en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] sinds oktober 2024 weer bij de moeder woont. Zij is ook op het nieuwe adres van de moeder ingeschreven. De vraag van [minderjarige] om haar hoofdverblijfplaats te wijzigen en bij de vader te bepalen is hiermee niet meer actueel.
5.2
De kinderrechter heeft zich ervan vergewist dat de vader er geen bezwaar tegen heeft dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft.
5.3
Het voorgaande betekent dat de vraag van [minderjarige] over de wijziging van haar hoofdverblijfplaats zal worden afgewezen. Voor de goede orde merkt de kinderrechter op dat dit feitelijk betekent dat beschikking van 13 februari 2024, waarbij de rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder heeft bepaald weer herleeft.
Contactregeling
5.4
Op dit moment hebben de vader en [minderjarige] sinds oktober 2024, behoudens sporadisch via WhatsApp, geen contact met elkaar. [minderjarige] heeft de kinderrechter schriftelijk te kennen gegeven liever niet meer bij de vader te komen.
5.5
Het is de kinderrechter gebleken dat [minderjarige] behoefte heeft aan duidelijkheid en rust. Dit heeft zij nodig om hulpverlening via [jeugdhulp] aan te kunnen gaan. Inmiddels hebben de eerste gesprekken met de ouders plaatsgevonden en is aan [minderjarige] een kindbehartiger toegewezen.
5.6
Over het contact met haar vader is [minderjarige] helder. Hij heeft haar gekwetst. De kinderrechter kan zich voorstellen dat in het kader van de hulpverlening door [jeugdhulp] wordt gesproken over hoe het contact tussen [minderjarige] en de vader weer kan worden opgestart en welke stappen daarvoor nodig zijn. Voor nu ziet de kinderrechter gelet op de feitelijke situatie reden om de contactregeling, zoals is bepaald bij beschikking van 13 februari 2024, te wijzigen in die zin dat er geen contactregeling tussen [minderjarige] en de vader is. De kinderrechter geeft [minderjarige] mee dat het haar vrij staat om contact met de vader te blijven zoeken en – als zij daar aan toe is – ook weer face-to-face contact met hem te hebben. [minderjarige] heeft dus de regie in (de opbouw van) het contact. Voor de moeder is de rol weggelegd om het contact te blijven stimuleren. De kinderrechter hoopt dat het de ouders en [minderjarige] , al dan niet met hulp van de kindbehartiger, lukt om bij [jeugdhulp] verdere afspraken te maken over het contact tussen [minderjarige] en de vader.
5.7
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Vervangende toestemming vakantie
5.8
In de wet staat een bepaling (artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek) waarin de onderwerpen zijn genoemd waarover minderjarigen de rechter kunnen vragen een beslissing te nemen. Hieruit volgt dat een minderjarige een eigen rechtsingang heeft als het gaat om een zorgregeling, informatieregeling, benoeming bijzondere curator en hoofdverblijfplaats. Het vragen om vervangende toestemming voor een vakantie in het buitenland staat daar niet bij. Dit betekent dat de informele rechtsingang in dit geval niet open staat voor de vraag van [minderjarige] .
5.9
De kinderrechter zal [minderjarige] daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vraag. Dit houdt in dat de kinderrechter niet inhoudelijk op de vraag van [minderjarige] kan beslissen.
5.1
De ouders van [minderjarige] , die gezamenlijk met het gezag over haar zijn belast, zullen samen een beslissing moeten nemen over de vakantie of daarover zelf een andere procedure moeten starten in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter kan zich overigens voorstellen dat het onderwerp ‘vakantie’ ook besproken zal gaan worden bij [jeugdhulp] .
Brief aan [minderjarige]
5.11
De kinderrechter vindt het belangrijk om [minderjarige] een brief te sturen (die naar het adres van de moeder zal worden gestuurd) met uitleg over de beslissing en de ouders daarvan op de hoogte te stellen. In deze brief zal [minderjarige] het volgende lezen:
Beste [minderjarige] ,
Op 6 februari 2025 heb je opnieuw met de kinderrechter gepraat over de e-mail die je hebt gestuurd. Jij hebt de kinderrechter uitgelegd dat jij weer bij je moeder woont en daar ook wilt blijven wonen. Na dit gesprek met de kinderrechter heb jij een e-mail gestuurd waarin jij vraagt om met je vriend op vakantie naar het buitenland te mogen gaan.
Op 27 februari 2025 heeft de kinderrechter gesproken met je ouders en iemand van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft gehoord wat de mening van je ouders is en hoe zij de situatie zien. In deze brief lees jij terug wat de kinderrechter heeft besloten om met jouw vragen te doen.
Bij je moeder wonen
In eerste instantie heb je de kinderrechter gevraagd om bij je vader te mogen wonen en als je er weer aan toe bent om contact met je moeder te hebben. De kinderrechter heeft tijdelijk toegestaan dat jij bij je vader zou wonen. Ook heeft de kinderrechter toen besloten dat jij zelf mag bepalen wanneer jij je moeder ziet.
Inmiddels heeft de kinderrechter van jou gehoord dat je weer bij je moeder woont. Jij hebt de kinderrechter verteld over de problemen die spelen tussen jou en je vader. Nu jij weer bij je moeder woont, verandert dit de situatie. Jouw vraag waarmee deze zaak begon is niet meer actueel. Daarom zal de kinderrechter geen definitieve beslissing nemen op jouw vraag over het wonen bij je vader. Dit betekent dat de oude situatie weer geldt en dat je dus bij je moeder woont.
Contact met je vader
Je hebt de kinderrechter verteld liever niet meer bij jou vader te komen. Aan de ene kant vindt de kinderrechter belangrijk dat jij contact met je vader blijft hebben. Aan de andere kant is het ook belangrijk dat er goed naar jou geluisterd wordt. De kinderrechter denkt dat het beter is om de regie over het contact met je vader bij jou te laten. Dit betekent dat je zelf mag bepalen wanneer jij contact hebt met je vader. Als je je vader wilt zien, kun jij hierover afspraken met hem maken.
Nu jij bij je moeder woont, wordt de eerdere (tijdelijke) beslissing van de kinderrechter in jouw zaak over het contact met je moeder teruggedraaid.
Jij en je ouders hebben de kinderrechter verteld dat er hulpverlening is gestart via [jeugdhulp] . De kinderrechter vindt het belangrijk dat er bij de hulpverlening verder wordt gepraat over het contact tussen jou en je vader.
Vakantie
Je hebt de kinderrechter gevraagd of jij met je vriend, zijn ouders en vijf andere volwassenen op vakantie mag naar het buitenland. Jouw vader geeft hiervoor geen toestemming. Hij heeft de kinderrechter uitgelegd waarom hij geen toestemming wil geven.
De kinderrechter begrijpt dat jij het vervelend vindt dat jij niet op vakantie mag, maar kan hierin niets voor jou betekenen. De kinderrechter kan jouw vraag niet toewijzen. De wet maakt dit niet mogelijk. De kinderrechter kan niet op elk verzoek dat een kind doet een beslissing nemen. Dat komt omdat de kinderrechter alleen kan beslissen over een onderwerp als dat in de wet staat. Een kind kan volgens de wet niet vragen om vervangende toestemming voor een vakantie naar het buitenland. Alleen ouders met gezag kunnen dit.
Dit betekent dat de kinderrechter niet op jouw vraag over de vakantie kan beslissen. Met moeilijke woorden betekent dit dat jij ‘niet-ontvankelijk’ wordt verklaard in jouw vraag.
Tot slot
Jouw zaak stopt met deze brief.
De kinderrechter hoopt dat deze uitkomst jou rust geeft en dat jij ruimte krijgt om met hulpverlening aan de slag te gaan. De kinderrechter hoopt dat er bij de hulpverlening ( [jeugdhulp] ) een oplossing komt voor de problemen die tussen jou ouders spelen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft jouw ouders uitgelegd dat het belangrijk is dat zij met elkaar over jou moeten communiceren. [jeugdhulp] gaat je ouders hiermee helpen. De kinderrechter hoopt ook dat jij in de toekomst weer contact zult hebben met je vader. De kindbehartiger die aan jou is toegewezen, kan jou hiermee helpen.
Voor de toekomst wenst de kinderrechter jou alle goeds.
Als je nog iets wilt vragen over deze brief, dan kun je een e-mail sturen. De contactgegevens van de rechtbank staan linksboven in deze brief.
Met vriendelijke groet, ook namens de kinderrechter,
De griffier.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
neemt geen ambtshalve beslissing op de vraag van [minderjarige] ten aanzien van het wijzigen van haar hoofdverblijfplaats;
6.2
wijzigt de contactregeling zoals deze bepaald is in de beschikking van 13 februari 2024 en bepaalt dat [minderjarige] en de vader recht hebben op contact op elkaar, waarbij [minderjarige] de regie heeft;
6.3
verklaart [minderjarige] niet-ontvankelijk in haar vraag ten aanzien van de vervangende toestemming voor een vakantie.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.