In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 maart 2025 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een ongeboren kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het ongeboren kind onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, vanwege zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders en de aanwezigheid van huiselijk geweld in hun relatie. De ouders, de moeder en de vader, hebben een geschiedenis van huiselijk geweld, waarbij de vader is veroordeeld voor zijn gedrag. De moeder is zwanger en de geboorte van het kind wordt verwacht in 2025. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er risico's zijn voor de ontwikkeling van het ongeboren kind, gezien de emotionele en verzorgende beschikbaarheid van de ouders. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders hun bereidheid getoond om samen te werken met de hulpverlening, maar er zijn zorgen over hun ambivalente houding ten opzichte van hulp. De kinderrechter heeft besloten het ongeboren kind onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden, met als doel de veiligheid en stabiliteit in de opvoedsituatie te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er beroep wordt ingesteld.