ECLI:NL:RBZWB:2025:1622

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
11422498 \ CV EXPL 24-5918 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van 't Nedereind
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na annulering van overeenkomst voor installatie spanplafond

In deze zaak heeft Spando B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens schadevergoeding na annulering van een overeenkomst voor de installatie van een spanplafond. De overeenkomst, gesloten op 11 juli 2022, bevatte algemene voorwaarden die een schadevergoeding van 30% bij annulering voorschreven, tenzij anders overeengekomen. Spando vorderde een bedrag van € 2.732,62, bestaande uit de aanbetaling en onkosten, na een annulering door [gedaagde]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Spando aangegeven geen nakoming van de overeenkomst te vorderen en heeft zij de grondslag van de vordering gewijzigd naar schadevergoeding.

[gedaagde] voerde verweer en stelde dat de gevorderde kosten onredelijk bezwarend waren, verwijzend naar artikel 6:237 sub i van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel het percentage van 50% aan annuleringskosten hoog was, de omstandigheden van de zaak en de reeds gemaakte kosten door Spando de vordering rechtvaardigden. De kantonrechter heeft de vordering van Spando toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding.

Daarnaast heeft de kantonrechter de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.204,54. Het vonnis is uitgesproken op 19 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11422498 \ CV EXPL 24-5918
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
SPANDO B.V.,
te Maasbracht,
eisende partij,
hierna te noemen: Spando,
gemachtigde: LAVG Groningen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A.W. van der Linden.

1.De zaak in het kort

[gedaagde] heeft een overeenkomst met Spando gesloten met betrekking tot het installeren van een spanplafond. Omdat [gedaagde] de overeenkomst heeft geannuleerd, vordert Spando nu schadevergoeding ter hoogte van de aanbetaling en vergoeding van onkosten. [gedaagde] vindt dat hoogstens een bedrag van € 500,00 kan worden toegewezen. De kantonrechter zal de vordering toewijzen en zal dit hierna toelichten.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 december 2024
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Daarna is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] en Spando hebben op 11 juli 2022 een overeenkomst gesloten tot het installeren van een spanplafond. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden geldend per 1 april 2021 van toepassing.
3.2.
In artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden is het volgende bepaald:
“Bij annulering van de overeenkomst door de afnemer is deze een schadevergoeding verschuldigd van 30% van hetgeen de afnemer bij de uitvoering van de overeenkomst had moeten betalen, tenzij partijen bij het sluiten van de overeenkomst anders zijn overeengekomen. Het percentage als bedoeld in de vorige zin bedraagt 50 %, indien de annulering van een overeenkomst door de afnemer geschiedt terwijl de afnemer er al van in kennis is gesteld dat de op- of aflevering (…) kan plaatsvinden.”
3.3.
Op 5 augustus 2022 heeft Spando aan [gedaagde] de aanbetaling van 25 % van de totaalsom, zijnde € 1.489,65 gefactureerd.
3.4.
Op 17 oktober 2022 hebben partijen een montageafspraak ingepland voor
2 en 3 januari 2023, bevestigd door Spando per e-mail op 17 oktober 2022. In dit bericht heeft Spando ook aangegeven dat verhinderingen uiterlijk 28 dagen voor de geplande montageafspraak moeten worden doorgegeven. Als dat niet binnen genoemde termijn wordt doorgegeven, is zij genoodzaakt om € 500,00 onkosten in rekening te brengen.
3.5.
In het e-mailbericht van 29 december 2022 heeft Spando aan [gedaagde] bevestigd dat zij hebben afgesproken om de montageafspraak op verzoek van [gedaagde] uit te stellen.
3.6.
Op 30 december 2022 heeft Spando het bedrag van € 500,00 aan onkosten aan [gedaagde] gefactureerd.
3.7.
Op 16 september 2024 is [gedaagde] namens Spando tot betaling gemaand van een bedrag van € 1.989,75. Genoemd bedrag is onbetaald gebleven.

4.Het geschil

4.1.
Spando vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.732,62, vermeerderd met rente en proceskosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Spando.

5.De beoordeling

5.1.
Spando legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] in gebreke is gebleven met betaling van de aanbetaling van € 1.489,65 en de vergoeding van de onkosten van € 500,00. Omdat dit bedrag ook na sommatie door de incassogemachtigde onbetaald is gebleven, is [gedaagde] volgens Spando naast de wettelijke rente buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd geworden.
5.2.
[gedaagde] erkent dat hij de montage-afspraak heeft uitgesteld vanwege de ziekte en later het overlijden van zijn partner, maar hij vraagt zich af of hij verplicht is om de gevorderde kosten te betalen. [gedaagde] wenst dat de overeenkomst wordt geannuleerd.
5.3.
Spando heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij geen nakoming van de overeenkomst vordert en dat zij akkoord gaat met een annulering van de overeenkomst. Onder verwijzing naar artikel 12 van de algemene voorwaarden heeft Spando de grondslag van de vordering gewijzigd. Zij stelt nu dat [gedaagde] een schadevergoeding verschuldigd is gelijk aan het bij dagvaarding gevorderde bedrag.
5.4.
[gedaagde] stelt met een beroep op artikel 6:237 sub i van het Burgerlijk Wetboek dat artikel 12 lid 1 van de algemene voorwaarden een onredelijk bezwarend beding is, gelet op de hoogte van het percentage. Naar zijn mening moet de gevorderde € 500,00 al als schadevergoeding moet worden gezien.
5.5.
Op grond van artikel 6:237 sub i BW wordt een beding in de algemene voorwaarden op grond waarvan de wederpartij in geval van beëindiging van de overeenkomst - anders dan op grond van een tekortkoming in de nakoming - verplicht is om een geldsom te betalen, vermoed onredelijk bezwarend te zijn, tenzij deze geldsom een redelijke vergoeding betreft voor door de gebruiker geleden verlies of gederfde winst.
5.6.
Namens Spando is tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [gedaagde] de montage-afspraak zeer kort voor de montagedatum heeft verplaatst. Uiteindelijk is de afspraak geannuleerd, maar Spando heeft in verband met de montageafspraak wel kosten moeten maken. Zo was het plafond door haar al ingemeten, was het doek al op maat gemaakt, waardoor het niet elders bruikbaar was, en waren de monteurs door de korte termijn van afzegging niet elders meer inzetbaar. De kantonrechter is met [gedaagde] van mening dat het in de bepaling opgenomen percentage van 50 % aan annuleringskosten behoorlijk hoog is, maar gezien deze omstandigheden en het feit dat Spando een lager bedrag heeft gevorderd dan de algemene voorwaarden bepalen, is de kantonrechter met Spando van oordeel dat het gevorderde bedrag van € 1.989,65 een redelijke vergoeding betreft. De vordering zal dan ook worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, omdat [gedaagde] deze gelet op de huidige grondslag van de vordering niet verschuldigd is vanaf de factuurdata. Niet gesteld of gebleken is verder dat sprake is van een "handelsovereenkomst" in de zin van artikel 6:119a BW, zodat de gevorderde handelsrente niet toewijsbaar is. In plaats daarvan zal de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW worden toegewezen.
5.8.
Spando vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Het verzuim is op of na 1 juli 2012 ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). De kantonrechter zal beoordelen of de vordering op grond van artikel 6:96 BW kan worden toegewezen. Spando heeft aan [gedaagde] een aanmaning verstuurd die niet voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Er wordt daarin namelijk een hoger bedrag vermeld dan op grond van het Besluit is toegestaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt daarom afgewezen.
5.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Spando worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.204,54

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Spando te betalen een bedrag van € 1.989,75, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 25 oktober 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.204,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van 't Nedereind en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.