ECLI:NL:RBZWB:2025:1622
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Van 't Nedereind
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding na annulering van overeenkomst voor installatie spanplafond
In deze zaak heeft Spando B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens schadevergoeding na annulering van een overeenkomst voor de installatie van een spanplafond. De overeenkomst, gesloten op 11 juli 2022, bevatte algemene voorwaarden die een schadevergoeding van 30% bij annulering voorschreven, tenzij anders overeengekomen. Spando vorderde een bedrag van € 2.732,62, bestaande uit de aanbetaling en onkosten, na een annulering door [gedaagde]. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Spando aangegeven geen nakoming van de overeenkomst te vorderen en heeft zij de grondslag van de vordering gewijzigd naar schadevergoeding.
[gedaagde] voerde verweer en stelde dat de gevorderde kosten onredelijk bezwarend waren, verwijzend naar artikel 6:237 sub i van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel het percentage van 50% aan annuleringskosten hoog was, de omstandigheden van de zaak en de reeds gemaakte kosten door Spando de vordering rechtvaardigden. De kantonrechter heeft de vordering van Spando toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding.
Daarnaast heeft de kantonrechter de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de aanmaning niet voldeed aan de wettelijke eisen. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 1.204,54. Het vonnis is uitgesproken op 19 maart 2025.