Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam 1], behandelcoördinator/SPV;
- de moeder van betrokkene.
- [naam 2], sociaal werker;
- [naam 3], sociaal werker.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2025 een beschikking gegeven over de voortzetting van een crisismaatregel voor een minderjarige, hierna te noemen betrokkene, die verblijft in een ggz-instelling. De rechtbank heeft de beschikking verleend op verzoek van de officier van justitie, die een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken heeft aangevraagd. De rechtbank heeft de procedure gevoerd met gesloten deuren, waarbij betrokkene, zijn advocaat, en verschillende zorgprofessionals zijn gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene, geboren in 2010, lijdt aan een autismestoornis en dat er sprake is van een combinatie van (ontwikkel)stoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene momenten kent van verbale en fysieke agressie, wat leidt tot acuut gevaar voor zowel hemzelf als anderen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade, en dat verplichte zorg noodzakelijk is om dit nadeel af te wenden.
De rechtbank heeft de gevraagde machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend, waarbij de volgende zorgvormen zijn toegestaan: het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, het beperken van de bewegingsvrijheid, insluiten, en het onderzoeken van de woon- of verblijfsruimte op gevaarlijke voorwerpen. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie voor andere zorgvormen afgewezen, omdat hiervoor geen noodzaak is gebleken. De machtiging is verleend tot en met 13 maart 2025.