ECLI:NL:RBZWB:2025:1632

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
C/02/431483 / FA RK 25-558
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Benjaddi
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2025 een zorgmachtiging verleend op verzoek van de officier van justitie. De betrokkene, geboren in 1966, heeft een psychische stoornis die is gediagnosticeerd als schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstig nadeel kan ontstaan door het gedrag van betrokkene, wat leidt tot risico's voor haarzelf en anderen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren, maar de officier van justitie niet. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van negen maanden, tot en met 20 november 2025, en heeft daarbij de noodzaak van verplichte zorg onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat betrokkene momenteel niet voldoende intrinsiek gemotiveerd is om vrijwillig aan de zorg mee te werken, wat de noodzaak voor verplichte zorg onderstreept. De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie gedeeltelijk afgewezen, maar de noodzakelijke zorgvormen, zoals het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid, zijn toegewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot cassatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/431483 / FA RK 25-558
Datum uitspraak: 20 februari 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1966 in [geboorteplaats],
hierna te noemen betrokkene,
wonende [woonplaats],
advocaat mr. A.W.M. van de Wouw te Galder.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 februari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 februari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de heer [naam], sociaal psychiatrisch verpleegkundige FACT.
1.3.
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Wat vaststaat

De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend tot en met 4 maart 2025.

3.Het verzoek

De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging, als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), voor de duur van twaalf maanden te verlenen voor de navolgende zorgvormen:
- het toedienen van vocht en voeding;
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene merkt op dat zij positieve effecten ervaart van haar huidige medicatie (Acemap), die ervoor zorgt dat zij veel rustiger is geworden. Daarnaast neemt zij medicatie tegen de bijwerkingen daarvan, waar zij baat bij heeft. Zij gebruikt de medicatie onder toezicht. Temeer omdat de dosering wordt verlaagd heeft zij minder problemen om de medicatie te blijven gebruiken. Verder geeft betrokkene aan dat bij haar eerder de gedachte speelde om van haar echtgenoot te willen scheiden, dit is nu echter niet meer het geval. Wel blijft zij van mening dat er met haar in psychisch opzicht niets aan de hand is en dat dit tijdens de laatste klinische opname ook al het geval was. Dit bij elkaar maakt het voor haar lastig om zich voor of tegen de gevraagde zorgmachtiging uit te spreken.
4.2.
De sociaal psychiatrisch verpleegkundige brengt naar voren dat gezien wordt dat de medicatie, die betrokkene op dit moment gebruikt, ervoor zorgt dat haar toestandsbeeld geleidelijk opklaart en de psychose verder op de achtergrond raakt. Daarom is besloten om de medicatie dosering te verminderen. Voor het verrichten van medische controles is er op dit moment alleen aanleiding vanuit preventief opzicht. Een zorgmachtiging voor de aldus verzochte duur acht hij nog wel noodzakelijk om ambulant het verdere verloop te kunnen blijven monitoren en op basis daarvan te kunnen bepalen of/in hoeverre de medicatie verder kan worden afgebouwd. Er kan immers nog niet van een stabiel evenwicht worden gesproken. Ook ontbreekt het betrokkene nog steeds aan voldoende ziekte-inzicht.
De verwachting is dat, zodra betrokkene tussentijds stopt met het medicatiegebruik, achterdocht en betrekkingsideeën bij haar al snel weer op de voorgrond zullen raken. De kans is groot dat in dat geval het ernstig nadeel door middel van maatschappelijk afglijden, het in conflict raken met haar echtgenoot en haar zoon en het veroorzaken van gevaar voor de veiligheid van haar gezin en voor anderen zich zal herhalen.
De vraag van de advocaat van betrokkene of het door betrokkene geschreven plan van aanpak in het dossier wel of niet is goedgekeurd kan hij op dit moment niet beantwoorden. Zoals al aangegeven kan hij achter een zorgmachtiging voor de aldus verzochte periode van twaalf maanden staan. Hij ziet strikt genomen op dit moment alleen de noodzaak voor het verplicht (kunnen) toedienen van medicatie en voor het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in dit geval te verstaan dat betrokkene periodiek contact moet blijven houden met het ambulant behandelteam.
4.3.
De advocaat van betrokkene voert aan dat haar cliënte duidelijk aangeeft dat zij bereid en in staat is om de haar voorgeschreven medicatie die voor verdere stabilisatie nodig is vrijwillig te blijven gebruiken. Ook laat haar cliënte blijken dat zij het contact met het ambulante team als prettig ervaart en daarom ook daarvoor een verplicht kader niet noodzakelijk is. Namens betrokkene stelt zij zich daarom primair op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Indien de rechtbank anders mocht oordelen verzoekt zij namens haar cliënte - bij wijze van subsidiair standpunt - de zorgmachtiging te verlenen uitsluitend voor het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, zij het niet voor zover dit ziet op het gebruik van communicatiemiddelen en de duur daarvan te beperken tot een periode van maximaal zes maanden, onder afwijzing van het meer dan wel anders verzochte.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank verleent de gevraagde zorgmachtiging. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de stukken en de mondelinge behandeling gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de medische verklaring gediagnostiseerd als schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn.
5.3.
Ook is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van gedrag dat leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
Gezien wordt dat, sinds betrokkene op de haar voorgeschreven medicatie is ingesteld, haar toestandsbeeld geleidelijk verbetert. Er kan echter nog niet van een stabiel evenwicht worden gesproken, wat maakt dat nog steeds van psychische kwetsbaarheid sprake is. Naar inschatting van haar behandelaar zullen, indien betrokkene tussentijds mocht stoppen met het medicatiegebruik, psychotische symptomen snel weer op voorgrond raken en zal ook het risico op ernstig nadeel - als hiervóór omschreven - toenemen.
5.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.5.
Betrokkene laat blijken dat zij baat heeft bij de ambulante zorg en de medicatie die haar in een verplicht kader wordt geboden. Echter geeft zij ook aan dat zij vindt dat bij haar van een psychisch ziektebeeld geen sprake is. Gelet daarop kan er naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgegaan dat betrokkene voldoende intrinsiek gemotiveerd is om aan de op dit moment nog noodzakelijk geachte zorg ter verdere stabilisatie mee te (blijven) werken, indien die in een vrijwillig kader wordt geboden. Verplichte zorg is daarom nodig.
5.6.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, de visie van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat in ieder geval de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot
gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder in dit geval te
verstaan dat betrokkene periodiek contact moet blijven houden met het ambulant
behandelteam.
Het verzoek van de officier van justitie wordt afgewezen voor zover dat ziet op de overige verzochte zorgvormen, nu voor het afgeven van een machtiging in zoverre geen noodzaak bestaat.
5.7.
Daarnaast acht de rechtbank ook de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
5.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.9.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
5.10.
Met inachtneming van het voorgaande zal de rechtbank een zorgmachtiging verlenen. Wel ziet de rechtbank in de geleidelijke verbetering van het toestandsbeeld van betrokkene aanleiding om de zorgmachtiging in duur te beperken tot een periode van
negen maanden welke periode, naar op dit moment wordt ingeschat, toereikend zal zijn om betrokkene voldoende te stabiliseren.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor:
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1966 in [geboorteplaats];
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in rechtsoverweging 5.6 kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 november 2025;
6.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025 door mr. Benjaddi, rechter, in aanwezigheid van Baremans, griffier en op schrift gesteld op 6 maart 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.