In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. Betrokkene, geboren in 1961, heeft te maken met ernstige psychische en somatische aandoeningen, waaronder een depressieve stemmingsstoornis en geheugenproblemen. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij betrokkene, zijn echtgenote, en verschillende zorgprofessionals zijn gehoord. De officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met als doel het toedienen van medicatie, medische controles, en het beperken van de bewegingsvrijheid van betrokkene.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en dat zijn gedrag leidt tot ernstig nadeel voor hemzelf en zijn omgeving. Ondanks de geboden zorg en ondersteuning door zijn echtgenote, is er geen verbetering in zijn situatie. Betrokkene heeft onvoldoende intrinsieke motivatie om vrijwillig mee te werken aan de noodzakelijke zorg, wat de rechtbank heeft doen besluiten dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, met specifieke maatregelen die getroffen kunnen worden, en heeft het verzoek voor andere zorgvormen afgewezen. De zorgmachtiging is geldig tot en met 20 augustus 2025.