ECLI:NL:RBZWB:2025:1637
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- mr. Eijssen-Vruwink
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostencompensatie na dagvaarding in civiele zaak tussen VGZ Zorgverzekeraar N.V. en gedaagde
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering tot proceskosten na een dagvaarding. De gedaagde had een openstaand bedrag van € 325,73 aan VGZ, dat pas na de dagvaarding was voldaan. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 24 december 2024 VGZ de gelegenheid gegeven om duidelijkheid te verschaffen over de hoogte van haar eisvermindering. VGZ heeft vervolgens haar vordering verminderd en enkel veroordeling in de proceskosten gevraagd. De gedaagde betwistte de proceskosten en stelde dat de gemachtigde van VGZ, Flanderijn, haar niet goed had behandeld en dat zij pas bij dagvaarding op de hoogte was van de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde verantwoordelijk was voor het doorgeven van haar adreswijziging en dat VGZ en haar gemachtigde op de hoogte waren van de openstaande hoofdsom. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde rauwelijks was gedagvaard, omdat er geen aanmaning was gestuurd naar haar nieuwe adres. Dit leidde tot de beslissing dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 19 maart 2025 door mr. Eijssen-Vruwink.