ECLI:NL:RBZWB:2025:1663

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
10285420 \ CV EXPL 23-167 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nader onderzoek naar authenticiteit handtekening in geldleningsovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 19 maart 2025 een vonnis uitgesproken in een geschil tussen eiser en gedaagde over de authenticiteit van handtekeningen op een geldleningsovereenkomst. Eiser heeft aanvullende documenten overgelegd en verzoekt om nader onderzoek door een handschriftdeskundige. De kantonrechter heeft eerder een deskundige benoemd om de handtekening en parafen te onderzoeken, maar de deskundige heeft geconcludeerd dat er onvoldoende referentiemateriaal is om een definitieve uitspraak te doen over de authenticiteit. De gedaagde heeft niet betwist dat de handtekening op de overgelegde stukken van hem is, maar stelt dat er een originele overeenkomst ontbreekt. De kantonrechter heeft besloten dat er nader onderzoek moet plaatsvinden aan de hand van de aanvullende documenten van eiser, en heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de kosten van dit onderzoek. De kosten zijn vastgesteld op € 1.694,00. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en zal op 2 april 2025 opnieuw op de rol komen voor een akte van beide partijen over het voorschot voor het onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10285420 \ CV EXPL 23-167
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. G. Boot.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 februari 2024
- deskundigenrapport van 3 december 2024
- conclusie na deskundigenbericht van 22 januari 2025 met producties van [eiser]
- conclusie na deskundigenbericht van 22 januari 2025 met producties van [gedaagde]
- akte uitlating producties van 19 februari 2025 van [eiser]
- akte uitlating producties van 19 februari 2025 van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 14 februari 2024 heeft de kantonrechter de heer ing. [deskundige] , schriftexpert, documentdeskundige en forensisch onderzoeker bij het NFO als handschriftdeskundige [verder: de deskundige] benoemd om in deze zaak onderzoek te doen naar de authenticiteit van de handtekening en parafen op de geldleningsovereenkomst van 22 januari 2018 die volgens [eiser] van [gedaagde] zijn. De deskundige heeft op 3 december 2025 zijn rapport aan de kantonrechter toegestuurd.
2.2.
De deskundige heeft in punt 7.2 van zijn rapport opgenomen
“Voorafgaand aan het onderzoek werden meerdere pogingen ondernomen om aan adequaat referentiemateriaal te komen van de heer [gedaagde] om het onderzoek mogelijk te maken. Volgens opgave had de heer [gedaagde] geen beschikking over oudere documenten. Die zouden alle verloren zijn gegaan. Dan was er de optie om schrijfproeven af te nemen. De heer [gedaagde] kan volgens opgave niet meer schrijven met zijn rechterhand vanwege een ongeluk dat hij helaas heeft gehad, maar kan uitsluitend schrijven met de schrijf-ongewone hand, zijn linkerhand.”In zijn conclusies geeft de deskundige aan:
“1. De bevindingen van het onderzoek zijn ongeveer even waarschijnlijk wanneer
de betwiste handtekening en de parafen een authentieke handtekening en
authentieke parafen betreffen van [gedaagde] als wanneer dit niet het geval
is.
2. De bevindingen zijn ongeveer even waarschijnlijk wanneer de notities door [gedaagde]
zijn geschreven als wanneer ze door een willekeurige andere
persoon zijn geschreven.”
Daarbij vermeldt de deskundige ook:
“In dit geval is het referentiemateriaal dusdanig beperkend dat er geen meer vergaand conclusie kan worden gegeven. Er kan te weinig waarde worden gehecht aan de overeenkomsten die zijn waargenomen mede omdat de variatiebreedte van de schrijver [gedaagde] niet kan worden ingeschat. Er is meer referentiemateriaal nodig uit de tijd dat de heer [gedaagde] nog met zijn dominante hand kon schrijven.”
2.3.
Beide partijen hebben zich uitgelaten over het rapport en deze uitlatingen naar de deskundige gestuurd. Deze zijn integraal opgenomen in het rapport. Naast haar uitlatingen heeft [eiser] bijlagen toegestuurd, waarop volgens opgave, parafen en
handtekeningen voorkomen die door [gedaagde] zouden zijn geproduceerd. De deskundige acht de documenten van voldoende kwaliteit om een aanvullend onderzoek uit te kunnen voeren, waarbij de verwachting is dat er mogelijk een meer vergaande conclusie getrokken kan worden met een hogere bewijslast.
2.4.
[eiser] verzoekt in haar conclusie na deskundigenbericht uitdrukkelijk om ook deze stukken nog te onderzoeken en vervolgonderzoek in te stellen. [gedaagde] heeft in zijn akte uitlating producties aangegeven dat een nader onderzoek in strijd is met de goede procesorde. [gedaagde] voert daarvoor aan dat een originele overeenkomst van geldlening volgens hem deel uitmaakt van de geldleningsovereenkomst waarop [eiser] zich beroept, dat deze ontbreekt en nog door [eiser] moet worden ingebracht.
2.5.
[gedaagde] heeft in zijn akte en conclusie na deskundigenbericht niet betwist dat de op de door [eiser] overgelegde stukken voorkomende handtekening en parafen van hem zijn, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat. Daarbij is in het kader van het onderzoek van de handtekeningdeskundige naar de authenticiteit van de handtekeningen en parafen niet relevant of een ander document al dan niet onderdeel uitmaakt van de geldleenovereenkomst waarop [eiser] zich beroept, zodat de kantonrechter hieraan in dit verband voorbij gaat.
2.6.
Op grond daarvan en de bevindingen van de deskundige, ziet de kantonrechter aanleiding om de deskundige opdracht te geven om nader onderzoek uit te voeren aan de hand van de aanvullende documenten die [eiser] heeft overgelegd. Voordat de kantonrechter deze aanvullende opdracht geeft, zal de kantonrechter partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de daaraan verbonden kosten. Deze zijn volgens opgave van de deskundige € 175,00 exclusief btw, zijnde € 211,75 inclusief btw, per uur. Uitgegaan wordt van één werkdag, concreet 8 uur. De kantonrechter bepaalt daarmee het voorschot op 8 x € 211,75 = € 1.694,00. Daarbij ziet de kantonrechter geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in de wet dat het voorschot van de deskundige door de eisende partij en daarmee [eiser] moet worden betaald.
2.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 2 april 2025voor het nemen van een akte door beide partijen over het voorschot van € 1.694,00 voor nader onderzoek door de deskundige,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.