In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2025, zijn de ouders van twee minderjarigen betrokken bij een geschil over het hoofdverblijf en de zorgregeling. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. H. Mink, en de man, vertegenwoordigd door mr. D.J.A. Burlet, hebben hun verzoeken tot financiële afwikkeling ingetrokken en besloten de financiële zaken in België voort te zetten. De rechtbank heeft eerder een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de belangen van de minderjarigen te waarborgen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 januari 2025 hebben partijen overeenstemming bereikt over het hoofdverblijf van de minderjarige [minderjarige 2], die bij de man zal verblijven, en de zorgregeling. De rechtbank heeft de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld en de verzoeken van partijen afgewezen die niet meer relevant zijn na de intrekking. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft de ouders geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.