ECLI:NL:RBZWB:2025:1678

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/02/429934 FA RK 24-5924
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Noort
  • mr. Oude Weernink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking over voorlopige zorgregeling en doorverwijzing naar jeugd hulpverlening in een scheidingszaak

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 7 februari 2025, is een verzoek tot voorlopige zorgregeling behandeld in het kader van een scheiding tussen de man en de vrouw. De man en vrouw hebben samen twee minderjarige kinderen, die door de man zijn erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de voorlopige zorgregeling, waarbij de kinderen op bepaalde vrijdagen bij de man verblijven en de vakanties en feestdagen gelijk verdeeld worden. De rechtbank heeft ook besloten dat ouders en kinderen doorverwezen worden naar een (jeugd)hulpverleningstraject, omdat zij samen niet in staat zijn om hun problemen op te lossen. De rechtbank heeft de betrokken partijen geïnformeerd over de privacyaspecten van deze doorverwijzing en heeft hen toestemming gevraagd voor het delen van hun gegevens. De beschikking bevat ook richtlijnen voor de rapportage van de hulpverlening en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om een mondelinge behandeling ingetrokken en de overige verzoeken afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/429934 FA RK 24-5924
beschikking betreffende provisionele voorziening ex artikel 223 Rv d.d. 7 februari 2025
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. W.M. Smeets, gevestigd te Ridderkerk,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. W.H.P. de Jongh, gevestigd te Roosendaal.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 6 december 2024 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 14 januari 2025 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het op 17 januari 2025 ontvangen aangepaste verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het op 22 januari 2025 ontvangen verweerschrift tevens wijziging (aanvulling) verzoekschrift;
- het F9-formulier van 24 januari 2025 van mr. Smeets, met aanvullende productie;
- het F9-formulier van 27 januari 2025 van mr. de Jongh;
- het F9-formulier van 27 januari 2025 van mr. Smeets, met bijlage.
1.2. Bij voormeld verzoekschrift is (ook) de hoofdzaak aanhangig gemaakt, welke procedure bij de rechtbank geregistreerd staat onder kenmerk C/02/429713 FA RK 24-5826. In de hoofdzaak liggen verzoeken tot vaststelling van een zorgregeling, hoofdverblijf en een kinderbijdrage ter beoordeling voor.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit hun relatie zijn de volgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2018;
2. [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2021.
2.3.
Genoemde kinderen zijn door de man erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over die minderjarigen.

3.Het verzoek

3.1.
De man verzoekt, nu, bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. te bepalen dat een voorlopige zorgregeling tussen partijen zal hebben te gelden volgens onderstaand schema:
* Waarbij de kinderen daarnaast gedurende 12 door de man aan te wijzen vrijdagen per jaar bij de man kunnen verblijven vanaf 14.30 uur, resp. vanaf 13:00 uur.
II. Te bepalen dat de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen bij helfte zullen worden
verdeeld en wel, zoals aangegeven in randnummer 21 en 22 van het inleidend verzoekschrift, en in randnummer 15 t/m 19 van het verweerschrift tevens wijziging (aanvulling) verzoekschrift van de man.
III. Partijen door te verwijzen naar het UHA met de algemene doelen conform de als bijlage 1 aan dit schrijven gehechte lijst.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de bij F9-formulier van 27 januari 2025 gehechte brief is namens de man bericht dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Gelet op de overeenstemming wijzigt de man zijn verzoek op de wijze zoals hiervoor onder 3.1. is weergegeven. Verder verzoekt de man de zaak schriftelijk af te doen.
4.2.
Bij F9-formulier van 27 januari 2025 is namens de vrouw bevestigd dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Gezien de bevestiging van de overeenstemming, begrijpt de rechtbank dat de vrouw haar verzoeken intrekt. Ook de vrouw heeft aangegeven dat er geen mondelinge behandeling hoeft plaats te vinden.
4.3.
Uit voormelde brieven volgt dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Deze overeenstemming komt de rechtbank niet ongegrond voor en zal op onderstaande wijze worden toegewezen.
4.4.
Partijen wensen graag doorverwezen te worden naar het UHA om te werken aan hun problematiek. Het lukt ouders samen niet de problemen tussen hen op te lossen. De rechtbank vindt het daarom nodig dat voor deze ouders en hun minderjarige kinderen een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de rechtbank hen en hun minderjarige kinderen voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West. De verwijzing heeft op 29 januari 2025 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
4.5.
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
4.6.
Gebleken is dat ouders daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de rechter op verzoek van de ouders besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind; (keuze: lichte interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
- er is inzicht in de mogelijkheden/belemmeringen van beide ouders en de hulp die nodig is om een stabiele opvoedsituatie voor het kind te realiseren (binnen de scheidingssituatie);
- de nieuwe gezinssituaties zorgen gezamenlijk voor een goede basis voor de ontwikkeling van het kind.
De resultaten zijn ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is aan deze beschikking gehecht (bijlage 1).
Ten aanzien van het verdere verloop van het traject overweegt de rechtbank als volgt.
4.7.
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd.
Tussen partijen is een bodemprocedure aanhangig, bij deze rechtbank bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/429713 FA RK 24-5826. Voor het doorlopen van een hulpverleningstraject waarbij zoals hier wordt ingezet op onbelast contact wordt standaard een termijn van 9 maanden aangehouden. Gelet hierop verzoekt de rechtbank het loket om de volledige UHA-rapportage
uiterlijk tegen na te noemen familiekamerroldatum, of zoveel eerder als mogelijk is, in de hiervoor genoemde
bodemprocedurein te brengen. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
4.8.
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling in de bodemprocedure nog nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de in die procedure gedane verzoeken met betrekking tot de kinderen.
4.9.
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen: de raad. De raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
4.10.
Wanneer de raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA-rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
4.11.
Wanneer de raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank de raad dit onderzoek te verrichten en daarover in de in de bodemprocedure bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/429713 FA RK 24-5826 een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke hoofdverblijfplaats komt het meest tegemoet aan de belangen van de minderjarigen?
- Welke zorgregeling door de ouders komt het meest tegemoet aan de belangen van de
minderjarigen?
4.12.
Deze beschikking is een verzoek aan de raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
4.13.
Na een onderzoek of interventie van de raad stelt de rechtbank ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid om binnen een termijn van 14 dagen op de rapportage van de raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
4.15.
De ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
4.16.
Nu de overige verzoeken zijn ingetrokken, kunnen deze verzoeken niet meer worden onderzocht en zullen deze worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat een voorlopige zorgregeling tussen partijen zal hebben te gelden volgens onderstaand schema:
* Waarbij de kinderen daarnaast gedurende 12 door de man aan te wijzen vrijdagen per jaar bij de man kunnen verblijven vanaf 14.30 uur, resp. vanaf 13:00 uur;
5.2.
bepaalt dat de vakanties, feestdagen en bijzondere dagen bij helfte zullen worden
verdeeld en wel, zoals aangegeven in randnummer 21 en 22 van het inleidend verzoekschrift, en in randnummer 15 t/m 19 van het verweerschrift tevens wijziging (aanvulling) verzoekschrift van de man;
5.3.
verwijst ouders en hun minderjarige kinderen voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-West;
5.4.
verzoekt het loket om uiterlijk tegen de
familiekamerrol van [datum] 2025, of zoveel eerder als mogelijk is, in de bodemprocedure bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/429713 FA RK 24-5826 de rapportage over het verloop en het resultaat van het (jeugd)hulpverleningstraject ter griffie in te dienen;
5.5.
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de raad;
5.6.
verzoekt de raad binnen veertien dagen na ontvangst van de UHA-rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
5.7.
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de raad daartoe zelf aanleiding ziet, ten behoeve van de bodemprocedure bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/429713 FA RK 24-5826 onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in r.o. 4.11 opgenomen vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
5.8.
verzoekt de raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat de raad de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen, zulks onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift van dit rapport en advies aan de advocaten van partijen.
5.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.10.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.