ECLI:NL:RBZWB:2025:1681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/02/430908 FA RK 25-279
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hopmans
  • mr. Oude Weernink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige in het kader van ouderschap en gezag

In deze zaak heeft de kinderrechter op 6 maart 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de wijziging van het hoofdverblijf en de zorgregeling van een minderjarige, geboren in 2010. De ouders van de minderjarige, die gezamenlijk het gezag uitoefenen, zijn sinds enige tijd uit elkaar. De minderjarige heeft tot voor kort bij de moeder gewoond, maar verblijft sinds vier maanden bij de vader. De minderjarige heeft de kinderrechter verzocht om zijn hoofdverblijf te wijzigen naar de vader, wat door beide ouders wordt ondersteund. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de minderjarige problemen ervaart in de thuissituatie bij de moeder, wat heeft geleid tot zijn verzoek om bij de vader te wonen. De kinderrechter heeft de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de beoordeling van de situatie. De ouders hebben afgesproken om hulpverlening in te schakelen om het contact tussen de minderjarige en de moeder te verbeteren. De kinderrechter heeft besloten om de zaak aan te houden en zal over vijf maanden opnieuw de situatie beoordelen, waarbij de minderjarige ook de mogelijkheid krijgt om zijn wensen kenbaar te maken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de minderjarige goed contact heeft met beide ouders en dat de hulpverlening gericht zal zijn op het opbouwen van dit contact.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/430908 FA RK 25-279
beschikking d.d. 6 maart 2025
in de zaak van
[minderjarige]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010,
wonende te [woonplaats 1],
hierna te noemen: [minderjarige],
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
wonende te [woonplaats 1],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats 2]
hierna te noemen: de vader.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.
1. Het verloop van het geding
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de brief van [minderjarige] ontvangen ter griffie op 18 januari 2025;
- de op 30 januari 2025 en 5 februari 2025 door de griffier van de rechtbank verzonden brieven aan [minderjarige], de vader, de moeder en de Raad.
1.2. Op 4 februari 2025 is [minderjarige] gehoord.
1.3. Op 11 februari 2025 is gesproken met de moeder, de vader en een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De feiten

2.1.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige].
2.2.
Sinds de ouders uiteen zijn gegaan heeft [minderjarige] altijd bij de moeder gewoond. [minderjarige] verbleef in het kader van de zorgregeling elk weekend bij de vader.
2.3.
Sinds ongeveer vier maanden verblijft [minderjarige] bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
Ter beoordeling ligt voor de vraag van [minderjarige] aan de kinderrechter om zijn hoofdverblijf en de verdeling van de zorg- en opvoedtaken te wijzigen. Hij wil bij zijn vader wonen.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1
[minderjarige] heeft zich tot de rechtbank gewend via de zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Dat betekent dat [minderjarige] de rechtbank vraagt om ambtshalve een beslissing te geven over zijn hoofdverblijf en de zorgregeling. Ambtshalve betekent dit dat er geen officieel formeel verzoek is gedaan. [minderjarige] kan zo’n officieel verzoek ook niet zelfstandig indienen. Hij heeft als minderjarige namelijk geen formele eigen rechtsingang.
4.2
Op grond van artikel 1:253a juncto artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek kan de rechtbank, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijst stelt, ambtshalve een beslissing geven over, onder meer, het hoofdverblijf van de minderjarige alsook over de verdeling van de zorg- en opvoedtaken. Gelet hierop acht de kinderrechter [minderjarige] ontvankelijk in zijn vraag.
Overwegingen
4.3.
Naar aanleiding van voormelde brief van [minderjarige] heeft de kinderrechter op 4 februari 2025 een gesprek met hem gehad. [minderjarige] heeft in zijn brief en tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij nu bij zijn vader woont en dat hij daar ook graag wil blijven wonen. [minderjarige] heeft verteld dat er veel problemen zijn geweest tussen hem en de vriend van de moeder, waarbij hij het heeft over ruzies en geschreeuw, wat twee of drie keer ook tot een handgemeen heeft geleid. Op dit moment kan [minderjarige] ook niet goed met de moeder overweg, hij heeft het gevoel dat zij hem niet vertrouwt. [minderjarige] geeft aan dat hij, nu hij bij de vader woont, veel meer rust heeft gekregen en zich beter kan focussen op school. Wel zou hij de moeder willen zien, bijvoorbeeld een dag in de week na school, maar wel op een normale manier; zonder ruzie.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is met de ouders gesproken over hetgeen [minderjarige] in zijn brief en tijdens het gesprek met de kinderrechter heeft aangegeven.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat beide ouders de situatie zoals deze door [minderjarige] naar voren is gebracht herkennen. [minderjarige] verblijft inderdaad sinds een aantal maanden bij de vader en tussen [minderjarige] en de moeder is geen tot nauwelijks contact. Zowel beide ouders als de Raad vinden het in het belang van [minderjarige] dat hij goed en onbelast contact heeft met beide ouders. De moeder wil heel graag weer contact met [minderjarige], zij vindt deze situatie vreselijk. Ook de vader heeft uitgesproken het belangrijk te vinden dat [minderjarige] weer onbelast contact kan hebben met de moeder. Om dat te bereiken willen de ouders, in het belang van [minderjarige], dat hulpverlening voor hem wordt opgestart. Zij zijn overeengekomen dat zij zich zelfstandig zullen wenden tot de gemeente voor een passend hulpverleningstraject voor [minderjarige]. Mocht blijken dat de communicatie tussen de ouders onderling een belemmering is in het tot stand komen en vervolgens blijven van onbelast contact tussen [minderjarige] en de moeder, zijn beide ouders bereid zich ook in te zetten voor hulpverlening om hieraan te werken. Voorlopig kan [minderjarige] wel bij de vader blijven wonen. In het kader van de hulpverlening zal onder meer moeten worden gewerkt aan het op korte termijn (opbouwen van) onbelast contact tussen [minderjarige] en de moeder, daar zij elkaar op dit moment niet tot nauwelijks zien of spreken.
4.6.
Omdat de ouders zelfstandig hulpverlening gaan inschakelen neemt de kinderrechter nu nog niet een definitieve beslissing op de vraag van [minderjarige] tot wijziging van zijn hoofdverblijf en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, maar houdt hij de definitieve beslissing daarover aan. De kinderrechter zal uiterlijk op na te noemen pro forma datum aan [minderjarige] en de ouders vragen hoe het gaat, hoe de hulpverlening verloopt en of [minderjarige] nog een gesprek met de kinderrechter wenst. Vervolgens zal de kinderrechter verder besluiten wat hij met de vraag van [minderjarige] zal doen.
4.7.
De kinderrechter acht het belangrijk dat [minderjarige] zelf ook een terugkoppeling krijgt van zijn beslissing. Daarom zal in een aparte brief aan [minderjarige] kort worden uitgelegd wat de beslissing is. De kinderrechter acht van belang dat beide ouders op de hoogte zijn van de inhoud van de brief die [minderjarige] ontvangt. Vandaar dat de tekst van de brief hieronder wordt weergegeven:
Beste [minderjarige],
Op 4 februari 2025 heb jij met de kinderrechter gesproken over de brief die jij aan de rechtbank hebt gestuurd. Jij hebt toen duidelijk verteld wat jij graag wil, namelijk bij je vader wonen. Zoals de kinderrechter toen ook met jou heeft besproken, heeft hij vervolgens over jouw wens gepraat met jouw ouders, namelijk op 11 februari 2025. De Raad voor de Kinderbescherming was hier ook bij aanwezig om de rechtbank te kunnen adviseren.
Allebei jouw ouders en ook de Raad waren het met elkaar eens dat het in jouw belang is dat jij weer op een goede manier contact hebt met jouw moeder. Jouw ouders zitten hierin op één lijn en hebben allebei het beste met jou voor. Om ervoor te zorgen dat jullie dit niet alleen hoeven te doen, vinden allebei jouw ouders het belangrijk dat jullie hier hulp bij krijgen. Jouw ouders hebben afgesproken om zelf naar de gemeente te gaan om deze hulpverlening te regelen.
Deze hulpverlening zal eerst alleen voor jou en je moeder zijn. De hulpverlening zal jullie helpen om het contact weer op te bouwen. De kinderrechter, jouw ouders en de Raad vinden het namelijk allemaal belangrijk dat jij wel weer snel op een goede manier contact hebt met jouw moeder. Jij hebt de kinderrechter ook verteld dat je dat weer wil en jouw moeder heeft ook aangegeven dat ze heel graag weer contact wil hebben met jou.
Als de hulpverlening het nodig vindt, hebben jouw ouders gezegd dat zij zich ook samen zullen inzetten voor hulpverlening.
Jouw ouders waren het ook eens dat de rechtbank nog niet beslist op jouw vraag, maar dat we afwachten hoe het de komende periode gaat met de hulpverlening. Over ongeveer vijf maanden zal de kinderrechter aan jou vragen hoe het gaat en of jij nog een gesprek wil. Tot die tijd mag je in ieder geval bij je vader blijven wonen.
Mocht je nog vragen hebben, dan mag jij de rechtbank e-mailen via het volgende [e-mailadres].
Met vriendelijke groet,
De griffier

5.De beslissing

De kinderrechter
houdt de zaak aan tot
5 augustus 2025 PRO FORMA, zulks in afwachting van het verloop van het hulpverleningstraject; uiterlijk op deze datum zal de rechtbank bij beide ouders informeren naar de stand van zaken op dat moment;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans en, in tegenwoordigheid van de griffier, mr. Oude Weernink in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.
verzonden op:
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.
2.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.