ECLI:NL:RBZWB:2025:1683

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/02/414805 FA RK 23-4770
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hopmans
  • mr. Oude Weernink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met boedelverdeling tussen partijen met Surinaamse en Nederlandse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2010 in Suriname zijn gehuwd. De vrouw heeft de Nederlandse en Surinaamse nationaliteit, terwijl de man alleen de Nederlandse nationaliteit bezit. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 februari 2025 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige kinderen in Nederland is, waardoor de Nederlandse rechter bevoegd is om te oordelen over de echtscheiding en de zorgregeling.

De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te bepalen. De man heeft verweer gevoerd en ook zelfstandig verzoeken ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. Tevens is bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de oudste minderjarige bij de man zal zijn en die van de jongste bij de vrouw. De rechtbank heeft een co-ouderschapsregeling vastgesteld en bepaald dat partijen over en weer geen kinderalimentatie verschuldigd zijn.

Wat betreft de verdeling van de huwelijksgemeenschap hebben partijen overeenstemming bereikt over de toedeling van de woningen en de verdeling van de overwaarde. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgemeenschap goedgekeurd en de nodige voorwaarden gesteld aan de toedeling van de woningen. De beschikking is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummers: C/02/414805 FA RK 23-4770
(echtscheiding)en C/02/425375 FA RK 24-3628
(boedel)
beschikking d.d. 17 maart 2025
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.A. Broekman-de Feijter, gevestigd te Terneuzen,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R. Wouters, gevestigd te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de kinderrechter over het verzoek te adviseren.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 12 oktober 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het op 11 januari 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoeken met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 19 juni 2024 van mr. Broekman-de Feijter, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 5 februari 2025 van mr. Wouters, met bijlagen;
-het proces-verbaal van de behandeling ter zitting met gesloten deuren van de rechtbank te Middelburg op 17 mei 2024;
- het F9-formulier d.d. 18 juni 2024 van mr. Wouters, met bijlage;
- het V&V formulier van 19 juni 2024 van mr. Broekman-de Feijter;
- het F9-formulier d.d. 16 oktober 2024 van mr. Broekman-de Feijter;
- het F9-formulier d.d. 5 februari 2025 van mr. Wouters, met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 6 februari 2025 van mr. Broekman-de Feijter, met bijlage.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 17 februari 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad.
1.3. Na te noemen [minderjarige 1] is gelet op haar leeftijd in staat gesteld haar mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd kindgesprek
.Zij heeft hier gebruik van gemaakt en heeft hiertoe op 17 februari 2025 een gesprek gehad.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 2010 in [plaats] , Suriname, met elkaar gehuwd.
2.2.
Uit hun huwelijk zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
[minderjarige 1] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010,
[minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017.
2.3.
De vrouw bezit de Nederlandse en de Surinaamse nationaliteit en de man de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt, nu, uitvoerbaar bij voorraad,
I. de echtscheiding uit te spreken in het op [datum] 2010 in [plaats] , Suriname, tussen partijen gesloten huwelijk met alle wettelijke gevolgen
van dien;
II. a. te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man is en de hoofdverblijfplaats [minderjarige 2] bij de vrouw;
b. te bepalen dat partijen de zorg voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verdelen op basis van een co-ouderschapsregeling inhoudende dat de kinderen iedere week op maandag (aanvang school) tot woensdag (aanvang school) en om de week vanaf vrijdag (aanvang school) tot maandag (aanvang school) bij de man verblijven en iedere week op woensdag (aanvang school) tot vrijdag (aanvang school) alsmede om de week vanaf vrijdag (aanvang school) tot maandag (aanvang school) bij de vrouw verblijven, althans dat uw rechtbank tussen [minderjarige 1] en de vrouw een in een goede justitie vast te stellen zorgregeling zal gelden en dat voor [minderjarige 2] de hiervoor omschreven co-ouderschapsregeling zal gelden;
c. te bepalen dat de man de bankafschriften van de bankrekeningen op naam van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over de periode 1 oktober 2023 tot de datum van de door uw rechtbank te wijzen beschikking dient te verstrekken aan de vrouw alsmede dat de vrouw van de man jaarlijks de jaaroverzichten van de rekeningen die hij ten behoeve van de kinderen aanhoudt aan de vrouw zal verschaffen binnen twee weken na ontvangst van de jaaroverzichten;
d. te bepalen dat partijen over en weer geen kinderalimentatie verschuldigd zijn.
III. de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden gemeenschap vast te stellen op de volgende wijze:
a. een deskundige te benoemen die als makelaar-taxateur de woning van partijen in Suriname en [woonplaats] zal/zullen taxeren en daarbij te bepalen dat de kosten van
de makelaar-taxateur voor rekening van de man komen;
b.
Primair:
aan de man toe te bedelen het woonhuis met verder aanbehoren en ondergrond, staande en gelegen te [adres 1] , [plaats] , Suriname, voor de door te
benoemen makelaar vast te stellen waarde, onder de verplichting voor zijn rekening te
nemen de hypothecaire geldlening afgesloten bij De Surinaamsche Bank en/of de
Republic Bank en onder de bepaling dat de man uit hoofde van overbedeling aan de vrouw dient te betalen een bedrag gelijk aan de helft van de overwaarde in de woning gebaseerd op de nog nader vast te stellen waarde van de woning verminderd met het openstaand saldo van de hypothecaire geldleningen op het moment van verdeling van de woning, alles onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen bij De Surinaamsche Bank en/of de Republic Bank;
aan de man toe te bedelen het woonhuis met verder aanbehoren en ondergrond,
staande en gelegen te [adres 2] , [woonplaats] , kadastraal bekend [kadastrale aanduidingen]
, voor de te benoemen makelaar vast te stellen waarde, onder de verplichting voor zijn rekening te nemen de hypothecaire geldlening afgesloten bij De Volksbank met [kenmerk 1] onder de bepaling dat de man uit hoofde van overbedeling aan de vrouw dient te betalen een bedrag gelijk aan de helft van de overwaarde in de woning gebaseerd op de nog nader vast te stellen waarde van de woning verminderd met het openstaand saldo van de hypothecaire geldleningen op het moment van verdeling van de woning, alles onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen bij De Volksbank;
Subsidiair:
in het geval De Volksbank en/of De Surinaamsche Bank/Republic Bank geen
medewerking wil verlenen aan het ontslag van de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor betreffende hypothecaire schuld, te bepalen dat de woning(-en)
voor de door te benoemen makelaar(s) te bepalen waarde zal/zullen worden verkocht
aan een derde, waarna de netto-opbrengst van de woning (de verkoopopbrengst van de
woning minus het openstaand saldo van de betreffende hypothecaire geldlening op het
moment van levering van de woning en de kosten van de verkoop) bij helfte tussen
partijen zal worden verdeeld;
c. De auto van het merk Peugeot 206 SW met [kenteken] toe te delen aan de man onder verplichting om de vrouw ter zake van overbedeling € 625,- uit te keren;
althans de wijze van verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden
huwelijksgemeenschap vast te stellen op een door uw rechtbank in goede justitie vast te stellen wijze.
3.2.
De man voert verweer en verzoekt, nu, bij wijze van zelfstandig verzoek, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad,
1. In het huwelijk van partijen de echtscheiding uit te spreken;
2. Het door partijen nog te ondertekenen ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en
te bepalen dat de bepalingen uit het ouderschapsplan deel uitmaken van de te geven
beschikking danwel, op het moment dat partijen niet tot ondertekening kunnen komen:
  • Te bepalen dat [minderjarige 2] zal worden ingeschreven in het BRP bij de vrouw en [minderjarige 1] zal worden ingeschreven bij de man;
  • Een zorgregeling te bepalen waarbij:
o Op maandag- en dinsdag de kinderen bij de man verblijven. Op woensdag- en donderdag de kinderen bij de vrouw verblijven, De vrijdagen en weekenden warden afgewisseld tussen de ouders
o De vakanties worden gedeeld en in onderling overleg worden vastgelegd.
o Partijen zijn over en weer geen kinderbijdrage verschuldigd.
3. Het nog over leggen c.q. overgelegde door partijen ondertekende echtscheidingsconvenant
geheel in de beschikking op te nemen c.q. aan de beschikking te hechten dan wel, op het
moment dat er geen echtscheidingsconvenant is overgelegd, de verdeling en verrekening
vast te stellen conform een nader, nog in te dienen, formulier Verdelen en Verrekenen;
4. Als uitgegaan wordt van de stand van de hypotheek op datum verdeling dient aan de man de worden toegekend een bedrag van € 378,43 + € 91,19 = € 469,62 per maand vanaf l januari 2024 tot de datum van verdeling.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover relevant, ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Op grond van artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover hier van belang, dient een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan te bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Nu het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, lid 6 Rv).
4.2.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het partijen niet is gelukt om tot een ouderschapsplan te komen. De vrouw kan wel achter de regeling staan zoals opgenomen in het concept ouderschapsplan, maar gezien de problemen ten aanzien van [minderjarige 1] en het feit dat de vrouw nu geen contact meer met haar heeft, heeft de vrouw er moeite mee een ouderschapsplan te ondertekenen waarvan de regeling nu toch niet kan worden nagekomen. De man geeft aan dat er een concept ouderschapsplan ligt. In het verleden zaten partijen dicht bij ondertekening hiervan, maar nu zitten zij hier verder vanaf. De man verzoekt de vrouw ontvankelijk te verklaren, nu zij niet tot een ouderschapsplan kunnen komen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is aangetoond dat, gezien de ontwikkelingen ten aanzien van de minderjarige [minderjarige 1] , van de vrouw redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat een door beide partijen opgesteld ouderschapsplan wordt overgelegd. Ingevolge artikel 815 lid 6 Rv kan in dat geval op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen alsnog overeenstemming hebben over de regelingen ten aanzien van de minderjarigen. De rechtbank is van oordeel dat afdoende op andere wijze is voorzien in het ontbreken van een ouderschapsplan, te weten door alsnog overeenstemming te bereiken. De rechtbank verklaart de vrouw derhalve ontvankelijk in haar verzoek tot echtscheiding. Op de bereikte overeenstemming zal hierna inhoudelijk worden ingegaan.
Inhoudelijke beoordeling in de procedure met zaaknummer C/02/414805 FA RK 23-4770
Echtscheiding
4.3.
De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, aangezien ten tijde van de indiening van het verzoek partijen hun gewone verblijfplaats hadden in Nederland.
4.4.
De rechtbank zal op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht toepassen ingevolge artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
4.5.
Partijen hebben beiden verzocht de echtscheiding tussen het uit te spreken. Zij hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Dit verzoek zal als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen. Het verzoek van de man om het nog door over te leggen ouderschapsplan aan de beschikking te hechten, zal worden afgewezen nu een dergelijk plan – zoals hiervoor is overwogen – door partijen niet is overgelegd.
Hoofdverblijf en zorgregeling
4.6.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op de verzoeken tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats en de verdeling van de zorg- en opvoedtaken. De rechtbank zal hierbij Nederlands recht toepassen.
4.9.
De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling kort samengevat naar voren gebracht wat [minderjarige 1] in het kindgesprek heeft verteld. [minderjarige 1] heeft aangegeven dat het goed met haar gaat. Zij woont nu bij de man en heeft verder geen contact meer met de vrouw, nadat zij een paar maanden geleden met ruzie bij de vrouw is weggegaan. [minderjarige 1] heeft aangegeven dat zij graag weer contact met de vrouw wil hebben. Ook heeft zij geen bezwaar tegen een dergelijke co-ouderschapsregeling, maar ze wil geen ruzie met de moeder. Daarnaast vindt ze een wisselmoment op een doordeweekse dag wat onrustig.
4.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij de man zal zijn en de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de vrouw. Deze overeenstemming komt de rechtbank niet ongegrond voor nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich hiertegen verzet. De rechtbank zal derhalve dienovereenkomstig beslissen.
4.10.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt over de zorgregeling, inhoudende dat als eindregeling geldt de regeling zoals deze in het concept ouderschapsplan is opgenomen. Dit betekent dat partijen de zorg en opvoedtaken van de minderjarigen (uiteindelijk) op de volgende manier verdelen:
  • Op maandag- en dinsdag zullen de kinderen bij de man verblijven. Op woensdag- en donderdag zullen de kinderen bij de vrouw verblijven. De vrijdagen en weekenden worden afgewisseld tussen de ouders.
  • De vakanties worden gedeeld en in onderling overleg vastgelegd.
4.11.
Vaststaat dat partijen het beiden belangrijk vinden dat de minderjarigen goed en onbelast contact kunnen hebben met de vrouw. Ook de man heeft nadrukkelijk aangegeven dat het in het belang van de [minderjarige 1] is dat zij weer contact heeft met de vrouw; hij staat hier volledig achter. Hoewel beide partijen hier hetzelfde in staan, lukt het hen niet om samen het contactherstel vorm te geven. Mede gezien de wens van [minderjarige 1] om weer contact te hebben met de vrouw, is de rechtbank met de Raad van oordeel dat het dringend noodzakelijk is dat partijen hulpverlening zullen krijgen in de vorm van casusregie en ouderschapsbemiddeling. In dit hulpverleningstraject zal aan de orde moeten komen het contactherstel tussen [minderjarige 1] en de vrouw en ook de wijze, manier en het tempo waarop toegewerkt kan worden naar de uiteindelijke, onder rechtsoverweging 4.10 genoemde, zorgregeling zoals partijen deze overeen zijn gekomen. Het in het hulpverleningstraject te behalen resultaat is aldus dat het kind en de (gezagdragende) ouders onbelast contact met elkaar zullen hebben. Voorts zullen de ouders in het belang van de minderjarigen moeten gaan werken aan hun onderlinge communicatie. Zij communiceren op dit moment immers niet met elkaar. Van belang is dat zij samen als ouders kunnen zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van de minderjarigen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen toegezegd volledige medewerking te zullen verlenen aan het hulpverleningstraject.
4.12.
Partijen hebben afgesproken zich zo snel mogelijk te wenden tot de gemeente Middelburg ten behoeve van het inzetten van de hulpverlening, in ieder geval in de vorm van casusregie en ouderschapsbemiddeling, zodat kan worden gewerkt aan de hiervoor genoemde doelen.
4.13.
Gelet op de gemaakte afspraken ten aanzien van de in te zetten hulpverlening en het advies van de Raad, komt de overeengekomen zorgregeling, welke geldt als eindregeling, de rechtbank niet ongegrond voor. De rechtbank zal derhalve dienovereenkomstig beslissen.
Kinderbijdrage
4.14.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek ten aanzien van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
4.15.
Op het verzoek tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarigen is Nederlands recht van toepassing.
4.16.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen, voor zover nodig, hun verzoek aangevuld, inhoudende dat zij over en weer geen kinderalimentatie verschuldigd zijn, maar dat ieder de eigen kosten draagt voor de minderjarigen gelet op de overeengekomen gelijkwaardige zorgregeling. Deze overeenstemming komt de rechtbank niet ongegrond voor en zal op onderstaande wijze worden toegewezen.
4.17.
De rechtbank gaat er gelet op de toezegging hieromtrent van de man ter zitting vanuit dat de man medewerking zal verlenen aan het machtigen van de vrouw voor de spaar – en betaalrekening van de minderjarigen bij de ABN-AMRO bank. De man heeft aangegeven dat er met betrekking tot de minderjarigen geen andere bankrekeningen zijn.
Inhoudelijke beoordeling in de procedure met zaaknummer C/02/425375 FA RK 24-3628
Afwikkeling huwelijksvermogensregime
4.18.
Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
4.19.
Anders dan partijen stellen, moet gelet op de datum waarop partijen in het huwelijk zijn getreden, te weten na 1 september 1992 en vóór 29 januari 2019, de vraag naar het toepasselijke recht worden beantwoord aan de hand van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978. De rechtbank zal op het verzoek betreffende de verdeling van de gemeenschappelijke goederen Surinaams recht toepassen, omdat partijen vóór het huwelijk het toepasselijke recht niet hebben aangewezen, vaststaat dat zij na de huwelijksvoltrekking hun eerste gewone verblijfplaats op het grondgebied van dezelfde staat hebben gevestigd, te weten Suriname, en zich geen van de uitzonderingen van artikel 4, lid 2 van het Verdrag heeft voorgedaan.
4.20.
In hoeverre na het vestigen van partijen in Nederland en het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit ingevolge artikel 7 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van 14 maart 1978, een wijziging van het toepasselijke recht op het huwelijksvermogensregime heeft plaatsgevonden en het Nederlands recht van toepassing is geworden, kan de rechtbank niet beoordelen gelet op het ontbreken van de hiertoe benodigde informatie. De rechtbank overweegt hierbij dat voor zover gedurende het huwelijk van partijen Nederlands recht van toepassing is geworden op hun huwelijksvermogensregime, dit niet leidt tot een ander oordeel voor wat betreft het van toepassing zijnde huwelijksvermogensregime, nu het de rechtbank ambtshalve bekend is dat zowel Nederland als Suriname een stelsel van algehele gemeenschap van goederen kent. Zoals partijen stellen staat dan ook vast dat tussen partijen een algehele gemeenschap van goederen bestaat en zij na te noemen goederen in gemeenschappelijk eigendom hebben en de gemeenschap derhalve bij helfte dient te worden verdeeld.
4.21.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling ter zake de verdeling van hun huwelijksgemeenschap overeenstemming bereikt. Zij zijn het navolgende overeengekomen:
De woning aan de [adres 2] , [woonplaats]
  • De echtelijke woning aan de [adres 2] , [woonplaats] zal aan de man worden toegedeeld onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor na te noemen hypotheek. De op de woning rustende hypotheek bij Volksbank/SNS-Bank met [nummer 1] , zal, onder vrijwaring van de vrouw, geheel door de man als eigen schuld worden gedragen en afgelost.
  • Partijen zullen [makelaar] te [woonplaats] opdragen om de woning te taxeren naar de waarde in het economische verkeer, waarbij de taxatie geschiedt in aanwezigheid van de man; partijen zullen ieder de helft van de taxatiekosten betalen. De door middel van taxatie vastgestelde waarde van de woning zal bindend zijn voor partijen.
  • De overwaarde van de woning wordt berekend door de getaxeerde waarde van de woning te verminderen met het saldo van de genoemde hypotheek op 31 december 2023, te weten € 208.764,84 en te verminderen met de kosten van eigendomsoverdracht van de woning bij de notaris, welke kosten partijen bij helfte zullen delen. De man neemt vanaf 31 december 2023 tot de datum waarop de woning aan hem wordt geleverd de rente en de overige gebruikerslasten van de woning voor zijn rekening.
  • De man dient binnen drie maanden na de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat beide partijen, zoals zij ter zitting ook hebben verklaard, hieraan meewerken, aan de vrouw een ondertekende offerte voor herfinanciering over te leggen. Indien de man daarin slaagt zal de woning aan de man worden geleverd. Indien de man daarin niet slaagt, zullen partijen de woning aan derden te koop aanbieden via [makelaar] te [woonplaats] . Partijen zullen in dat geval een vraagprijs hanteren van ten minste de eerder door de makelaar getaxeerde waarde. In geval er meerdere biedingen worden uitgebracht, wordt de woning verkocht aan de hoogste bieder. Aan ieder van partijen komt toe de helft van de overwaarde van de woning, berekend op de wijze zoals hierboven vermeld, waarbij de taxatiewaarde dan wordt vervangen door de feitelijke verkoopprijs.
De woning aan de [adres 1] , [plaats] , Suriname
  • De woning aan de [adres 1] te [plaats] , Suriname, zal aan de man worden toebedeeld. De op de woning rustende hypotheken bij de Republic Bank met nummers [kenmerk 2] en [kenmerk 3] , zullen, onder vrijwaring van de vrouw, geheel door de man als eigen schuld worden gedragen en afgelost. Deze toedeling vindt plaats onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze hypotheken.
  • De vrouw zal binnen een week na de datum van de mondelinge behandeling, dus uiterlijk 24 februari 2025, drie makelaarskantoren te Suriname selecteren en deze selectie naar de man sturen. Na ontvangst daarvan kiest de man binnen één week, dus uiterlijk 3 maart 2025, uit die selectie een makelaar. Vervolgens zullen partijen die betreffende makelaar opdragen om de woning te taxeren. Partijen zullen ieder de helft van de taxatiekosten betalen. Deze door middel van taxatie vastgestelde waarde van de woning zal bindend zijn voor partijen.
  • De overwaarde van de woning zal worden berekend door de getaxeerde waarde van de woning te verminderen met de, voor zover de man heeft afgelost op hypotheek Suriname, het saldo van de genoemde hypotheek op 31 december 2023, een en ander conform het uitgangspunt als bij de woning te [woonplaats] , alsmede te verminderen met de kosten van eigendomsoverdracht van de woning bij de notaris, welke kosten bij helfte worden gedeeld.
  • De man dient binnen drie maanden na de datum dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand, waarbij de rechtbank er wederom van uit gaat dat beide partijen hieraan meewerken, aan de vrouw een ondertekende offerte voor herfinanciering te overleggen. Indien de man daarin slaagt zal de woning aan de man worden geleverd. Indien de man daarin niet slaagt, zullen partijen de woning aan derden te koop aanbieden via de eerder door de man uit de selectie van de vrouw gekozen makelaar. Partijen zullen in dat geval een vraagprijs hanteren van ten minste de eerder door de makelaar getaxeerde waarde. In geval er meerdere biedingen worden gedaan, wordt de woning verkocht aan de hoogste bieder. Aan ieder van partijen komt toe de helft van de overwaarde van de woning, berekend op de wijze zoals hierboven vermeld, waarbij de getaxeerde waarde dan wordt vervangen door de feitelijke verkoopprijs.
De auto van het merk Peugeot met [kenteken]
- De auto van het merk Peugeot met [kenteken] wordt aan de man toegedeeld voor een waarde van € 800,=, onder de verplichting voor de man tot vergoeding van de helft hiervan, ofwel € 400,=, aan de vrouw, binnen drie maanden nadat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
4.22.
De rechtbank zal dienovereenkomstig op onderstaande wijze beslissen.
4.23.
Partijen hebben de inboedel en de saldi van de bankrekeningen in onderling overleg en zonder nadere verrekening verdeeld, zodat de rechtbank hierover geen beslissing meer hoeft te nemen.
4.24.
De vrouw heeft haar verzoek ten aanzien van de lening bij haar ouders voor de aankoop van de woning te [woonplaats] ingetrokken, waardoor de rechtbank dit verzoek niet meer kan beoordelen en daarom zal afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank
In de zaak met zaaknummer C/02/414805 FA RK 23-4770
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 2010 in [plaats] , Suriname, met elkaar gehuwd;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarige [minderjarige 1] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010 haar hoofdverblijf heeft bij de man;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarige [minderjarige 2] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017 haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de ouders en genoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar zoals weergegeven onder rechtsoverweging 4.10 van deze beschikking, zulks met inachtneming van hetgeen daarover onder rechtsoverwegingen 4.11 en 4.12 van deze beschikking is overwogen;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat partijen elkaar over en weer geen bijdrage ten behoeve van de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen verschuldigd zijn;
wijst het meer of anders verzochte af.
In de zaak met zaaknummer C/02/425375 FA RK 24-3628
gelast, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap op de wijze als weergegeven onder rechtsoverweging 4.21 van deze beschikking;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.