ECLI:NL:RBZWB:2025:1684

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/02/430845 FA RK 25-242
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hopmans
  • mr. Oude Weernink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in alimentatiezaak tussen man en vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2025 een beschikking gegeven in een voorlopige voorziening met betrekking tot alimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. de Dobbelaere-Woets, verzocht de rechtbank om de man te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 1.300,- bruto per maand als bijdrage in haar levensonderhoud, met ingang van 1 februari 2025. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. de Vleeschauwer, heeft in een F9-formulier bevestigd dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de alimentatie en dat er geen mondelinge behandeling nodig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenstemming tussen partijen niet ongegrond is en heeft het verzoek van de vrouw toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de man met ingang van 1 februari 2025 aan de vrouw een bedrag van € 1.300,- bruto per maand moet betalen, en verklaarde deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. Hopmans, in aanwezigheid van griffier mr. Oude Weernink. Indien hoger beroep mogelijk is, moet dit binnen drie maanden na de uitspraak worden ingediend bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/430845 FA RK 25-242
datum uitspraak: 20 maart 2025
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. de Dobbelaere-Woets, gevestigd te Terneuzen,
en
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de man,
advocaat mr. de Vleeschauwer, gevestigd te Terneuzen.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 16 januari 2025 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 4 maart 2025 van mr. de Dobbelaere-Woets;
- het F9-formulier d.d. 5 maart 2025 van mr. de Vleesschauwer;

2.Het verzoek

2.1.
De vrouw verzoekt nu, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man te veroordelen om maandelijks een bedrag van € 1.300,- bruto aan de vrouw te voldoen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud zulks met ingang van 1 februari 2025.

3.De beoordeling

3.1.
Bij F9-formulier van 4 maart 2025 is namens de vrouw bericht dat partijen overeenstemming hebben bereikt. De rechtbank begrijpt dat de vrouw gelet op de overeenstemming haar verzoek wijzigt op de wijze zoals hiervoor onder 3.1. is weergegeven. Verder verzoekt de vrouw de zaak schriftelijk af te doen.
4.2.
Bij F9-formulier van 5 maart 2025 is namens de man bevestigd dat partijen overeenstemming hebben bereikt. Ook de man heeft aangegeven dat er geen mondelinge behandeling hoeft plaats te vinden.
4.3.
Uit voormelde brieven volgt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de alimentatie. Deze overeenstemming komt de rechtbank niet ongegrond voor en zal op onderstaande wijze worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de man met ingang van 1 februari 2025 aan de vrouw voor levensonderhoud voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 1.300,= bruto per maand;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.