ECLI:NL:RBZWB:2025:1685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
C/02/432020 FA RK 25-821
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • mr. Hopmans
  • mr. Oude Weernink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in een echtscheidingsprocedure met internationale aspecten en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. E. El-Sharkawi, verzoekt om de voorlopige toevertrouwing van de minderjarige kinderen aan haar en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De man, verweerder in deze procedure, heeft de Syrische nationaliteit en spreekt de Nederlandse taal niet. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2025 zijn beide partijen verschenen, waarbij de man zonder advocaat en tolk aanwezig was. De rechtbank heeft geconstateerd dat er spanningen zijn in de thuissituatie, wat ook invloed heeft op de minderjarigen. De vrouw heeft aangegeven dat de man verbaal agressief is en dat de kinderen zich onveilig voelen. De man ontkent deze beschuldigingen en stelt dat de vrouw impulsief is. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat de kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd, gezien de spanningen tussen de ouders. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij aan de vrouw worden toevertrouwd en dat zij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning krijgt. De man moet de woning binnen 14 dagen verlaten. De rechtbank heeft ook benadrukt dat hulpverlening voor beide ouders en de kinderen noodzakelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/432020 FA RK 25-821
datum uitspraak: 20 maart 2025
beschikking betreffende voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. E. El-Sharkawi, gevestigd te Den Haag,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
verweerder.
Ouders van de thans nog minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] Syrië;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats] Syrië.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 17 februari 2025 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- het F9-formulier d.d. 5 maart 2025, met als bijlagen de brieven van de minderjarigen.
1.2.
De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 6 maart 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man. Partijen zijn bijgestaan door dhr. [naam], tolk in de Arabische taal. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad.
1.3.
De minderjarigen hebben de rechtbank een brief gestuurd.

2.De verzoeken

2.1.
De vrouw verzoekt, voor zover uitvoerbaar bij voorraad;
1- te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan de vrouw voorlopig worden toevertrouwd gedurende de echtscheidingsprocedure.
2- te bepalen dat de vrouw, bij uitsluiting van de man, gerechtigd is tot het gebruik van de
echtelijke woning te [woonplaats] aan [adres], gedurende de echtscheidingsprocedure, met dien verstande dat de man onmiddellijk en onverwijld na de dagtekening van uw beschikking de echtelijke woning verlaat en niet meer betreedt.

3.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.1.
Vanwege de Syrische nationaliteit van de vrouw heeft de zaak internationaal aspecten. De rechtbank heeft die ambtshalve beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat haar rechtsmacht toekomt en dat zij naar Nederlands recht dient te beslissen op de verzoeken.
Procedureel
3.2.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling is de rechtbank gebleken dat de man zonder advocaat en een tolk is verschenen zonder de Nederlandse taal machtig te zijn. De rechtbank heeft hierop aangeboden de behandeling van de zaak aan te houden, zodat de man alsnog een advocaat en een tolk kon regelen. De man heeft hier nadrukkelijk van afgezien en wenste de mondelinge behandeling voort te zetten. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling vervolgens voortgezet. De tolk van de vrouw heeft, na instemming van de vrouw, ook voor de man getolkt.
Inhoudelijke beoordeling
Standpunten
3.3.
Ter onderbouwing van haar verzoeken heeft de vrouw aangegeven dat de spanningen in de thuissituatie hoog zijn opgelopen nadat zij heeft medegedeeld dat ze wenst te scheiden van de man. De man accepteert dit niet. De man is nooit fysiek agressief geweest, maar wel verbaal. Hij schreeuwt tegen de minderjarigen, ook in de nacht en ’s ochtends vroeg. De minderjarigen hebben hierdoor weinig slaap. De spanningen tussen partijen en in de thuissituatie slaan over op de minderjarigen. De vrouw is angstig wanneer de man zijn stem verheft en boos wordt. De minderjarigen voelen zich ook niet veilig thuis; ze hebben geen rust en kunnen zich daardoor niet concentreren op school. De situatie thuis is altijd gespannen en niet langer vol te houden. De vrouw zorgt voor de minderjarigen en regelt alles voor hen; ze brengt ze naar school, het zwembad en activiteiten en gaat naar afspraken van bijvoorbeeld school, zoals een ouderavond. De vrouw kan nergens anders terecht met de minderjarigen. Ook gaan de minderjarigen in de buurt naar school en hebben ze daar hun activiteiten. De minderjarigen hebben stabiliteit nodig in deze fase van hun ontwikkeling.
3.4.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven nooit agressief te zijn geweest. Hij schreeuwt niet tegen de minderjarigen. De man wordt wel geprovoceerd door de minderjarigen; zij dagen hem bijvoorbeeld uit om hen te slaan. Volgens de man wordt niet hij, maar juist de vrouw heel erg snel boos. Zij is erg impulsief en emotioneel. In de thuissituatie is het rustig. De man begrijpt dan ook niet waarom ze nu bij de rechtbank zitten. De man heeft opgemerkt dat de vrouw het meeste met de minderjarigen doet, omdat hij vanwege een taalprobleem niet naar bijvoorbeeld afspraken op school kan. De man heeft geen alternatieven voor huisvesting en gaat de woning niet verlaten, omdat de woning op zijn naam staat. Ten aanzien van het huwelijk heeft de man nog opgemerkt dat wat ook beslist wordt, hij op religieuze gronden, volgens de Islam, nooit van de vrouw zal scheiden. Een uitspraak van de rechtbank tot echtscheiding wordt door de Islam niet erkend.
3.5.
De Raad benadrukt dat de onrust en spanning tussen partijen op de mondelinge behandeling merk- en voelbaar zijn. Deze spanningen kunnen de minderjarigen niet ontgaan zijn. De minderjarigen lijken last te hebben van een loyaliteitsconflict. Zij hebben de neiging te kiezen voor een van de ouders. De Raad vraagt zich af of de spanningen al dan niet groter worden als de vrouw alleen in de woning zal verblijven. De Raad kan zich gezien de spanningen wel iets voorstellen bij uitsluitend gebruik van de woning door de vrouw. De vrouw is belast met de dagelijkse zorg over de minderjarigen. De toevertrouwing van de minderjarigen aan de vrouw is dan ook passend. De Raad geeft aan dat de ouders aan de slag moeten met hulpverlening.
3.6.
De rechtbank oordeelt als volgt. De rechtbank zal de minderjarigen toevertrouwen aan de vrouw. Daarbij overweegt de rechtbank dat de vrouw onweersproken heeft gesteld dat zij alle verzorgings- en opvoedingstaken van de minderjarigen voor haar rekening neemt. De vrouw brengt de minderjarigen naar activiteiten en gaat naar afspraken van school. De man heeft aangegeven dit niet te kunnen, omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is. De rechtbank acht het dan ook met de Raad het meest in het belang van de minderjarigen dat zij aan de vrouw worden toevertrouwd.
3.7.
De rechtbank zal bepalen dat de vrouw gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De rechtbank stelt vast dat partijen een andere lezing hebben over de gang van zaken in de thuissituatie. Waar de vrouw stelt dat er veel spanningen zijn in de thuissituatie en sprake is een onhoudbare situatie, is de man van mening dat er niets aan de hand is. Zonder onderzoek, waarvoor in de onderhavige procedure geen plaats is, kan de rechtbank de juistheid van de verschillende verhalen van partijen niet vaststellen. Evenwel heeft ook de rechtbank, net als de Raad, geconstateerd dat de spanning en onrust tussen partijen op de zitting voelbaar is. Aanknopingspunten voor spanning en onrust in de thuissituatie vindt de rechtbank ook in de standpunten van beide partijen waarin zij de ander beschuldigen van emotioneel, kwaad en impulsief gedrag, en voorts in de opmerking van de man dat de minderjarigen hem provoceren om hem te slaan. Uit hetgeen de man naar voren heeft gebracht over het niet erkennen van de echtscheiding leidt de rechtbank af dat de man moeite heeft met het besluit van de vrouw om hun relatie te beëindigen. De rechtbank kan zich voorstellen dat ook dit spanningen in de thuissituatie zal opleveren. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de spanningen de minderjarigen niet ontgaan kunnen zijn en dat zij hier ook last van zullen hebben. Onvoldoende is gebleken dat het de ouders lukt de minderjarigen uit hun onderlinge strijd te houden. De rechtbank acht het dan ook niet in het belang van de minderjarigen dat partijen langer samen in de echtelijke woning verblijven. De minderjarigen dienen niet langer blootgesteld te worden aan de spanningen en strijd tussen de ouders. Zij moeten zo min mogelijk nadelige gevolgen ondervinden van het verbreken van de relatie tussen partijen. Het is in hun belang om in de echtelijke woning, en daarmee hun vertrouwde omgeving, te kunnen blijven. Omdat de minderjarigen, zoals hiervoor is overwogen, aan de vrouw worden toevertrouwd, is de rechtbank van oordeel dat het belang van de vrouw bij het uitsluitend gebruik van de woning zwaarder weegt dan het belang van de man.
3.8.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek van de vrouw tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning op onderstaande wijze toewijzen. De rechtbank geeft de man hierbij een termijn van 14 dagen om de woning te verlaten en een alternatieve woonruimte te zoeken.
3.9.
Gelet op het verloop van de mondelinge behandeling maakt de rechtbank zich zorgen over de minderjarigen. Met de Raad acht de rechtbank het van groot belang dat partijen, en indien nodig ook de minderjarigen, passende hulpverlening zullen krijgen. De advocaat van de vrouw heeft aangegeven zich hiervoor te zullen wenden tot de gemeente.
3.10.
De rechtbank geeft de man tot slot nadrukkelijk in overweging contact op te nemen met een advocaat, zodat de man samen met de advocaat de mogelijkheden van hulpverlening kan bezien alsook op welke wijze het contact tussen de man en de minderjarigen kan worden vormgegeven.

4.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat aan de vrouw worden toevertrouwd de minderjarigen
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] Syrië;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats] Syrië.
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, gelegen aan de [adres], [woonplaats] en beveelt de man die woning binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking te verlaten en deze verder niet te betreden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. Hopmans, en, in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025.