Uitspraak
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2025, is een verzoek tot voorlopige voorzieningen ingediend door een vrouw en een man, die ouders zijn van twee minderjarigen. De vrouw verzoekt om het exclusieve gebruik van de echtelijke woning en de toevertrouwing van de kinderen aan haar, terwijl de man verweer voert en ook een zelfstandig verzoek indient voor het gebruik van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2025 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak internationale privaatrechtelijke aspecten heeft, maar heeft geoordeeld dat zij rechtsmacht heeft en naar Nederlands recht moet beslissen.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de minderjarigen aan de vrouw toe te vertrouwen, gezien het feit dat zij al geruime tijd bij haar opgroeien en zij de zorg- en opvoedingstaken op zich neemt. Partijen hebben na schorsing van de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt over het gebruik van de echtelijke woning, waarbij de man in een vakantiehuis op het erf mag verblijven, met strikte afspraken over contact tussen de partijen en de kinderen. De rechtbank heeft benadrukt dat deze regeling een noodoplossing is en dat het in het belang van de minderjarigen is dat de vrouw zo snel mogelijk een nieuwe woning vindt. De rechtbank heeft de verzoeken van partijen tot exclusief gebruik van de woning afgewezen, nu zij hun verzoeken hebben ingetrokken in het kader van de bereikte overeenstemming.