Uitspraak
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het standpunt van de GI
5.Het standpunt van belanghebbende en het advies van de Raad
6.De beoordeling
7.De beslissing
’s-Hertogenbosch
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling (GI), die de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verzocht te verlengen voor de duur van één jaar, tot 28 maart 2026. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 29 november 2024 bij een perspectiefbiedend pleeggezin verblijft en dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] door de problematiek van de moeder, die bekend is met trauma, huiselijk geweld en een sociaal isolement. De moeder heeft niet deelgenomen aan de mondelinge behandeling, wat de kinderrechter heeft genoodzaakt om de zaak zonder haar aanwezigheid te behandelen. De GI heeft aangegeven dat de moeder ambivalent is ten aanzien van hulpverlening en dat haar gedrag risico's met zich meebrengt voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen en de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.