ECLI:NL:RBZWB:2025:17
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 13 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 26 februari 2023 de WOZ-waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] in [plaats], vastgesteld op € 424.000 per 1 januari 2022. De belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en had bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 18 december 2024 de zaak behandeld, maar beide partijen waren niet aanwezig.
De rechtbank heeft de waarde van de woning beoordeeld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde wordt vastgesteld op basis van verkoopprijzen van vergelijkbare woningen. De heffingsambtenaar had een taxatieverslag overgelegd waarin de waarde van de woning werd onderbouwd met referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van de belanghebbende, en heeft vastgesteld dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde van € 424.000 gehandhaafd blijft. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van het betaalde griffierecht of van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.