ECLI:NL:RBZWB:2025:172

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
25/122 WVW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake educatieve maatregel gedrag en verkeer

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.L.J.M. van Grinsven, beroep ingesteld tegen een beslissing van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 27 juni 2024. Verzoeker heeft op 13 januari 2025 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij het niet eens is met de opgelegde educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG), die hem verplicht om een cursus verantwoord rijgedrag te volgen. De cursus is gepland op 16 januari, 22 januari en 11 februari 2025.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zitting heeft plaatsgevonden, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verzoeker heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onjuist is en dat de EMG geen doel dient. Echter, de voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verzoeker niet voldoende heeft aangetoond dat hij om zwaarwegende redenen verhinderd is om de cursus te volgen.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van het CBR, dat streeft naar verkeersveiligheid, zwaarder laten wegen dan de belangen van verzoeker. Het feit dat verzoeker het nut van de cursus niet inziet, is niet voldoende om een zwaarwegend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan op 15 januari 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: 25/122 WVW

uitspraak van voorzieningenrechter van 15 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H.L.J.M. van Grinsven),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder.

Inleiding

1. Verzoeker heeft tegen de beslissing op bezwaar (bestreden besluit) van het CBR van 27 juni 2024 beroep ingesteld. Op 13 januari 2025 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Aan verzoeker is een educatieve maatregel gedrag en verkeer (EMG) opgelegd. Deze EMG houdt in dat verzoeker een cursus verantwoord rijgedrag moet volgen. Met de brief van 15 oktober 2024 is verzoeker uitgenodigd voor deze cursus. De cursus bestaat uit 3 dagdelen en wordt gehouden op 16 januari 2025, 22 januari 2025 en 11 februari 2025.
4. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit onjuist is en dat het besluit van het CBR geen enkel doel dient. Verzoeker heeft aan de voorzieningen-rechter gevraagd om het bestreden besluit te schorsen. Daarbij heeft hij aangegeven dat de belangen van het CBR niet opwegen tegen zijn belangen.
5. Uit de door verzoeker overgelegde stukken blijkt dat verzoeker eerder ook al aan het CBR heeft gevraagd om uitstel voor het volgen van de cursus. Met het e-mailbericht van 24 september 2024 is aan verzoeker eenmalig, uit coulance, uitstel verleend. In die e-mail is tevens aangegeven dat in het vervolg geen uitstel zal worden verleend. Indien verzoeker de volgende keer verhinderd is voor het volgen van de cursus, zal er een inhoudelijk bewijs van de verhindering getoond moet worden. Daarbij is opgemerkt dat het willen afwachten van een uitspraak van de rechtbank geen geldige reden voor verhindering is.
6. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is op 13 januari 2025 ingediend. Gelet op feit dat de cursus al op 16 januari 2025 aanvangt, is het voor de voorzieningenrechter niet mogelijk om op inhoudelijke gronden het verzoek te beoordelen.
De voorzieningenrechter zal daarom geen voorlopig rechtmatigheidsoordeel geven, maar volstaan met een belangenafweging.
7. Verzoeker heeft, buiten zijn stelling dat het bestreden besluit onjuist is en dat de EMG geen enkel doel dient, niet aangegeven om welke redenen het bezwaarlijk is voor hem om de cursus te volgen. Verzoeker heeft ook niet gesteld dat hij om enige zwaarwegende reden verhinderd is om de cursus op voornoemde dagen te volgen. Het belang van het CBR is de bevordering van de verkeersveiligheid en een organisatorisch belang. Verzoeker is immers al ingedeeld op de cursus en het ligt niet in de verwachting dat op deze korte termijn nog een andere cursist de plaats van verzoeker kan innemen.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van het CBR zwaarder moet wegen dan het belang van verzoeker. Het is begrijpelijk dat verzoeker er problemen mee heeft om de cursus te volgen nu hij het niet eens is met het bestreden besluit. Het enkele feit echter dat verzoeker nu een cursus moet volgen waarvan hij het nut niet inziet, is onvoldoende om een zwaarwegend belang aan te nemen. Bij dit oordeel is tevens betrokken dat verzoeker uit het e-mailbericht van 24 september 2024 had kunnen en moeten begrijpen dat niet nogmaals uitstel verleend zal worden voor het volgen van de cursus. Nu de uitnodigingsbrief voor de cursus al op 15 oktober 2024 is verzonden, had het in de rede gelegen dat verzoeker, tijdig een verzoek om een voorlopige voorziening zou indienen. In ieder geval zo tijdig dat de voorzieningenrechter het verzoek op inhoudelijke gronden zou kunnen beoordelen. Dat verzoeker eerst nog heeft geprobeerd om via het CBR uitstel van de cursus te vragen doet daar niet aan af.
9. Gelet op alles wat hiervoor is overwogen zal de voorzieningenrechter het verzoek afwijzen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 15 januari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.