In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1965. De officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, omdat betrokkene onder invloed van emotionele schommelingen en overmatig alcoholgebruik de controle over zichzelf verliest. Betrokkene heeft een lange geschiedenis van hulpverlening, zowel vrijwillig als gedwongen, en is bekend met een Borderline persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van alcohol en een angststoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene ernstig nadeel ondervindt door haar psychische stoornis, wat leidt tot lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is om betrokkene te beschermen en haar te helpen bij het stabiliseren van haar geestelijke en fysieke gezondheid.
De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend, maar het verzoek om cameratoezicht afgewimpeld, omdat de noodzaak hiervoor niet is gebleken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voorgestelde vormen van verplichte zorg evenredig en effectief zijn, en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De zorgmachtiging is verleend tot en met 21 september 2025, en de rechtbank heeft de overige verzoeken afgewezen. Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Van Dun, rechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos, griffier.