ECLI:NL:RBZWB:2025:1749

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
11371882 CV EXPL 24-3646 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • S. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van servicekosten door CCV GROUP B.V. tegen gedaagde na gebrek aan repliek

In deze civiele procedure heeft CCV GROUP B.V., hierna te noemen CCV, een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die voorheen H.O.D.N. [bedrijf] was. De eisende partij vorderde betaling van € 284,42, vermeerderd met rente en kosten, omdat de gedaagde in gebreke was gebleven met de betaling van servicekosten voor een doorlopend servicecontract voor een mobiele pinautomaat. De gedaagde heeft verweer gevoerd en aangevoerd dat hij zijn bedrijf per 1 oktober 2022 heeft verkocht aan een derde, die verantwoordelijk zou zijn voor de kosten. CCV heeft echter geen conclusie van repliek genomen, waardoor zij haar stellingen onvoldoende heeft gehandhaafd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van CCV moet worden afgewezen, omdat de eisende partij niet heeft gereageerd op de gemotiveerde betwisting van de gedaagde. Tevens is CCV veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 50,00. Dit vonnis is uitgesproken op 19 maart 2025 door de kantonrechter S. Swaanen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11371882 \ CV EXPL 24-3646
Vonnis van 19 maart 2025
in de zaak van
CCV GROUP B.V., O.A. H.O.D.N. "CCV NEDERLAND" EN "CCV HOLLAND",
te Arnhem,
eisende partij,
hierna te noemen: CCV,
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen,
tegen
[gedaagde] , VOORHEEN H.O.D.N. [bedrijf],
te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft CCV geen conclusie van repliek genomen. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
CCV vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 284,42, vermeerderd met rente en kosten.
2.2.
CCV legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] bij CCV een doorlopend servicecontract heeft afgesloten voor het onderhoud en de reparatie van diens mobiele pinautomaat. [gedaagde] is in gebreke gebleven met de betaling van het door hem verschuldigde bedrag aan servicekosten over het jaar 2023, ter hoogte van € 244,42. Aangezien [gedaagde] door de tekortkoming in de nakoming van zijn betalingsverplichting in verzuim is geraakt, vordert CCV de wettelijke handelsrente. Daarnaast vordert CCV de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00.
2.3.
[gedaagde] voert verweer.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] gehouden is de factuur en bijkomende kosten te betalen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.2.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij zijn [bedrijf] te [plaats 2] , per 1 oktober 2022 heeft verkocht aan een derde. In de overeenkomst met de nieuwe eigenaren is opgenomen dat ook de overeenkomst met CCV werd overgenomen, zodat de nieuwe eigenaren verantwoordelijk zijn voor de kosten. Overigens is het de nieuwe eigenaren niet gelukt de pinautomaat over te zetten naar hun naam en rekeningnummer, omdat de software hiervoor te verouderd was en CCV op korte termijn geen service meer kon verlenen. De nieuwe eigenaren hebben het contract met CCV daarom opgezegd.
3.3.
CCV is in de gelegenheid gesteld te reageren op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] . Zij heeft daarvan geen gebruik gemaakt. CCV heeft haar stellingen daardoor onvoldoende gehandhaafd. De vordering zal om die reden worden afgewezen.
3.4.
CCV is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten van [gedaagde] betalen. Nu [gedaagde] op een zitting is verschenen, wordt ambtshalve een bedrag van € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten toegekend.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van CCV af,
4.2.
veroordeelt CCV in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden worden begroot op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025.