Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan grooming. De verdachte, geboren in 1990, heeft op 20 februari 2024 via een online platform contact gezocht met een vijftienjarige jongen, in de veronderstelling dat hij met een minderjarige sprak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via chatberichten en WhatsApp een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen te verrichten. De verdachte is op het afgesproken tijdstip naar de ontmoetingslocatie gegaan, waar hij door de politie werd aangehouden. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en het bewijs uit het dossier als voldoende bewijs beschouwd voor de bewezenverklaring van het feit.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 60 uur opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het vermijden van contact met minderjarigen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, waaruit blijkt dat de verdachte zich gedurende het afgelopen jaar aan schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en inzicht heeft gekregen in de problematiek rondom grooming. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard.