ECLI:NL:RBZWB:2025:1759

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
02-060611-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor grooming met gevangenisstraf en taakstraf

Op 28 maart 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan grooming. De verdachte, geboren in 1990, heeft op 20 februari 2024 via een online platform contact gezocht met een vijftienjarige jongen, in de veronderstelling dat hij met een minderjarige sprak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via chatberichten en WhatsApp een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk om ontuchtige handelingen te verrichten. De verdachte is op het afgesproken tijdstip naar de ontmoetingslocatie gegaan, waar hij door de politie werd aangehouden. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en het bewijs uit het dossier als voldoende bewijs beschouwd voor de bewezenverklaring van het feit.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 60 uur opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht bij de reclassering en het vermijden van contact met minderjarigen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, waaruit blijkt dat de verdachte zich gedurende het afgelopen jaar aan schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en inzicht heeft gekregen in de problematiek rondom grooming. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-060611-24
vonnis van de meervoudige kamer van 28 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J.C.W.L. Grootjans, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 20 februari 2024 schuldig heeft gemaakt aan grooming van de vijftienjarige “ [naam] ” of een virtuele creatie van een persoon die de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de inhoud van het dossier het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd voor het ten laste gelegde feit en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2024944480, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 157.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de ter zitting van 14 maart 2025 afgelegde bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 20 februari 2025 (p. 9-26;
- het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 22 februari 2025 (p. 27).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 februari 2024 Breda door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst aan een persoon, te weten " [naam] ", iemand die zich met een technisch hulpmiddel, waaronder een virtuele creatie van een persoon die de
leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, voordoet als een persoon die de
leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt,
een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen,
met een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, te plegen,
terwijl hij, verdachte, door middel van het versturen van
chatberichten via [website] en whats-app berichten heeft getracht
met die " [naam] " af te spreken bij Mc Donalds te [plaats] en op het afgesproken
tijdstip is afgereisd naar die afgesproken locatie.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarnaast vordert zij een taakstraf van 60 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair te volstaan met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 2 jaar en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verzocht wordt om de bijzondere voorwaarde inhoudende de controle op gegevensdragers niet op te leggen, vanwege de actuele jurisprudentie hieromtrent en de zeer forse inbreuk op de privacy van verdachte. De verdediging ziet geen aanleiding voor het opleggen van een proeftijd van 3 jaar, omdat dit niet wordt geadviseerd door de reclassering en verdachte zich al 13 maanden aan zijn schorsingsvoorwaarden houdt. Subsidiair verzoekt de verdediging om daarnaast een taakstraf van beperkte duur op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan grooming. Hij heeft op 20 februari 2024 via het online platform [website] contact gezocht met – zo dacht hij – de vijftienjarige “ [naam] ”. Verdachte was op dat moment zelf 33 jaar oud. Verdachte heeft “ [naam] ” gevraagd hoe oud hij was en of hij gepijpt wilde worden. Ook stelde verdachte voor om elkaar fysiek te ontmoeten. Duidelijk was dat het doel hiervan was om seksuele handelingen met hem te verrichten. Verdachte is die avond op het afgesproken tijdstip naar de afgesproken plek bij de Mac Donalds in [plaats] gegaan. Aldaar werd hij geconfronteerd en aangehouden door de politie. Het account van “ [naam] ” was namelijk onderdeel van een online-actie opgezet door de politie, gericht op het achterhalen van signalen van mensenhandel. Achter dit account en de berichten zat dan ook niet “ [naam] ”, maar [verbalisant] .
Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk laten leiden door zijn seksuele fantasieën en heeft er niet bij stilgestaan dat dergelijk handelen kan zorgen voor psychische schade bij een minderjarige en een normale seksuele ontwikkeling in de weg kan staan. Dat de persoon met wie verdachte afsprak in werkelijkheid geen jongen van vijftien jaar maar een virtuele creatie was, doet aan het kwalijke gedrag van verdachte niet af.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 17 februari 2025. Hieruit volgt dat verdachte het afgelopen jaar in een schorsingstoezicht liep bij de reclassering en behandelcontacten had bij [instelling] . Verdachte heeft aangegeven dat hij hierdoor inmiddels weet wat grooming inhoudt en dat hij weet waarom seks met een minderjarige onder de zestien verboden is, ook als de minderjarige dit mogelijk zelf wil. De reclassering ziet deze inzichten als beschermend. De reclassering ziet daarentegen zijn matige sociale verbinding in de maatschappij als een belangrijke criminogene factor. Zij zien het versterken van zijn sociale binding, ook door het vinden van structurele dagbesteding (zoals werk), als een belangrijke manier om de kans op recidive te verkleinen. Daarnaast hebben de behandelaren bij [instelling] geen stoornis of deviante voorkeur geconstateerd en zij achten voortzetting van de binnenkort af te ronden behandelcontacten niet noodzakelijk. De reclassering ziet hiervoor ook geen gronden meer, maar ziet nog wel meerwaarde in het voortzetten van het reclasseringstoezicht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, dagbesteding, vermijden contact met minderjarigen, controle op gegevensdragers.
Alles afwegend, acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 87 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, inhoudende de meldplicht, dagbesteding en het vermijden van contact met minderjarigen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om een langere proeftijd op te leggen, noch om de ingrijpende voorwaarden inhoudende controle van de gegevensdragers langer te handhaven. In zoverre wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. Voor het overige volgt zij deze, en zal de rechtbank naast de (voorwaardelijke) gevangenisstraf een taakstraf van 60 uur opleggen, bij niet goed verrichten te vervangen door 30 dagen hechtenis.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 248e van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 87 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
*
Meldplicht bij reclassering
- dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda, na het maken van een telefonische afspraak via 088-8041505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
*
Dagbesteding
- dat verdacht zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* Vermijden contact met minderjarigen
- dat verdachte op geen enkele wijze (online)contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat een volwassen persoon hierbij aanwezig is en bespreekt hij dit met de reclassering;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
30 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. V.M. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 maart 2025.
mr. Mullers en mr. Schnitzler-Strijbos zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.