In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in de rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI) toegewezen, waarbij de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is verlengd voor de duur van drie maanden, van 14 maart 2025 tot 14 juni 2025. Tevens is een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met ingang van 13 maart 2025 en tot 14 juni 2025. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, vooral door haar ziekte en de ongeschikte zorg van de moeder. De moeder heeft niet in staat gebleken om de nodige zorg en ondersteuning te bieden, wat heeft geleid tot een verslechterde relatie tussen haar en [minderjarige]. De kinderrechter heeft benadrukt dat het in het belang van [minderjarige] is om in het pleeggezin te blijven, waar zij de zorg en ondersteuning krijgt die zij nodig heeft. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de continuïteit van de zorg voor [minderjarige] gewaarborgd blijft, ondanks mogelijke hoger beroep.