ECLI:NL:RBZWB:2025:1822

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
C/02/ 432254 KG ZA 25-84
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor een vakantie met een minderjarige naar het buitenland en afgifte paspoort

In deze zaak heeft de man, eiser, verzocht om vervangende toestemming om met zijn minderjarige kind naar Turkije te reizen. De vrouw, gedaagde, heeft haar toestemming geweigerd, omdat zij zich zorgen maakt over de zorgcapaciteiten van de man en de veiligheid van het kind tijdens de vakantie. De man heeft echter betoogd dat hij in staat is om goed voor het kind te zorgen en dat hij de zorg voor het kind feitelijk op zich neemt wanneer het kind bij hem is. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld tijdens een mondelinge zitting op 6 maart 2025, waarbij beide partijen aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen bezwaren zijn voor de vakantie naar Turkije en dat de man voldoende heeft aangetoond dat hij in staat is om voor het kind te zorgen. De voorzieningenrechter heeft daarom de man vervangende toestemming verleend om met het kind op vakantie te gaan en heeft de vrouw veroordeeld tot afgifte van het paspoort van het kind. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vrouw het paspoort moet afgeven, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaksgegevens: C/02/432254 KG ZA 25-84
Vonnis in kort geding van 19 maart 2025
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat: mr. M.W.M. van Asseldonk te Schijndel,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 februari 2025;
- de op 5 maart 2025 ingediende aanvullende stukken van de zijde van de man.
1.2.
Op 6 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit vereist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de vrouw. Daarnaast was een vertegenwoordigster namens de Raad aanwezig.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit hun relatie is het volgende, nog minderjarige, kind geboren:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] .
2.2.
De man heeft [minderjarige] erkend.
2.3.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
2.5.
Ten tijde van het uiteengaan hebben partijen in onderling overleg afspraken gemaakt
over [minderjarige] , welke zij hebben vastgelegd in een ouderschapsplan. Op basis daarvan geven partijen uitvoering aan een co-ouderschapsregeling, waarbij [minderjarige] vier dagen per week bij de vrouw verblijft en drie dagen per week bij de man.
Verder zijn partijen, voor zover nu van belang, in het ouderschapsplan het volgende overeengekomen:

Paspoort [minderjarige]
Blijft bij moeder en moeder geeft vader haar paspoort mee indien nodig wanneer vader op vakantie gaat met [minderjarige] .

Vakantie
(…)

Vakantie met [minderjarige] : Beide ouders moeten, zodra zij willen gaan plannen om op vakantie te gaan met [minderjarige] , dit aan elkaar laten weten.
o
Timing van communiceren: Voor dat diegene heeft geboekt moet dit worden gecommuniceerd. Minimaal 4 weken voor vertrek doorgeven aan de ander. (…) ”.

3.De vordering

3.1.
De man vordert, samengevat, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- aan de man toestemming te verlenen, die de toestemming van de vrouw vervangt, om in de periode tussen 20 april en 1 mei 2025 voor de duur van maximaal negen dagen met de minderjarige [minderjarige] te reizen naar [plaats] , Turkije,
- de vrouw te veroordelen tot afgifte van het paspoort van [minderjarige] aan de man,
- dan wel een voorziening te treffen die de rechtbank in goede justitie juist acht, kosten rechtens.
3.2.
Door en namens de man is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aangevoerd. De man wenst tussen 20 april en
1 mei 2025 gedurende maximaal negen dagen met [minderjarige] op vakantie gaan naar [plaats] , Turkije. Hij heeft dit tijdig kenbaar gemaakt bij de vrouw en haar toestemming hiervoor gevraagd. De vrouw weigert echter haar toestemming te geven voor de vakantie, omdat zij zich zorgen maakt over de zorgcapaciteiten van de man en de veiligheid van [minderjarige] op vakantie. Verder geeft de vrouw als reden dat de man niet over [minderjarige] ’s welzijn communiceert wanneer zij bij de man is. De man betwist de stellingen van de vrouw. Hij is HBO-geschoold als jeugd- en gezinsprofessional en is werkzaam in de zorg, waarbij hij verantwoordelijkheid draagt voor de zwaarste zorgdoelgroepen. Het raakt hem dat de vrouw van mening is dat hij niet voor zijn eigen dochter zou kunnen zorgen. Partijen geven uitvoering aan een co-ouderschapsregeling. Wanneer [minderjarige] bij hem is, verblijven zij conform het ouderschapsplan bij zijn moeder. Hij is echter degene die de feitelijke zorg draagt voor [minderjarige] . Verder betwist de man, onder verwijzing naar de door hem overgelegde Whatsapp-berichten, dat partijen niet over [minderjarige] communiceren.
3.3.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling verweer gevoerd tegen de vorderingen van de man. Zij heeft er geen bezwaar tegen als de man een week in Nederland op vakantie zou gaan met [minderjarige] , maar zij heeft wel bezwaar tegen een vakantie naar Turkije. De belangrijkste reden daarvoor is dat de man nog niet heeft laten zien dat hij in staat is [minderjarige] langer dan twee of drie dagen geheel zelfstandig te verzorgen. Als [minderjarige] in het kader van de co-ouderschapsregeling bij de man is, verblijft zij namelijk bij de moeder van de man. Andere redenen zijn dat [minderjarige] nooit langer dan drie dagen bij de man is geweest en dat de man niet open is geweest in zijn communicatie over de vakantie naar Turkije, met name over het reisgezelschap.
3.4.
Op de overige stellingen van partijen en het advies van de Raad wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling van de vorderingen, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van de stukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de man bij zijn vorderingen vast, omdat hij in april 2025 met [minderjarige] naar het buitenland op vakantie wil gaan en de vrouw haar toestemming voor die vakantie weigert.
4.2.
De Raad geeft aan dat er geen bezwaren zijn voor een vakantie van de man en [minderjarige] naar Turkije. De Raad ziet wel dat de communicatie tussen partijen verbeterd moet worden en adviseert partijen om samen met een mediator te werken aan (openheid in) hun communicatie. Het feit dat de communicatie niet altijd goed loopt, maakt echter niet dat een vakantie van [minderjarige] met de man niet in haar belang zou zijn.
4.3.
Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
4.4.
Artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, zoals over een reis met een kind naar het buitenland, op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.5.
Partijen hebben het gezamenlijk gezag over [minderjarige] . Dit betekent dat de man de toestemming van de vrouw nodig heeft om met [minderjarige] naar het buitenland te reizen en daar te verblijven. In het algemeen is het in het belang van een kind, dat een kind op vakantie kan met zijn of haar ouders. Uitzonderingen kunnen bijvoorbeeld zijn wanneer de ouder die met het kind op vakantie wil niet in staat is om goed voor een kind te zorgen, wanneer er een gegronde vrees zou zijn voor ontvoering van het kind door de ouder of wanneer een vakantie in strijd is met tussen partijen gemaakte afspraken over de zorg- en contactregeling.
4.6.
Van deze omstandigheden is echter geen sprake. De vrouw heeft geen bezwaar tegen een vakantie van de man met [minderjarige] in Nederland, maar de man mag van haar pas op vakantie naar het buitenland met [minderjarige] , als hij heeft bewezen dat hij goed voor [minderjarige] kan zorgen. De vrouw heeft echter geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de verzorgings- en opvoedingscapaciteiten van de man. Zij heeft ook niet betwist dat de man feitelijk de zorg draagt voor [minderjarige] , wanneer zij in het kader van de co-ouderschapsregeling bij hem (althans samen met hem bij zijn moeder) verblijft. Er is dan ook onvoldoende grond voor de vrouw om haar medewerking aan de vakantie te onthouden.
4.7.
De voorzieningenrechter zal de man vervangende toestemming verlenen voor een vakantie met [minderjarige] naar Turkije voor de duur van maximaal negen dagen in de periode
20 april tot 1 mei 2025.
4.8.
Aangezien [minderjarige] voor deze vakantie haar paspoort nodig heeft, zal ook de vordering tot afgifte van het paspoort worden toegewezen.
4.9.
De voorzieningenrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door de man. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent aan de man – ter vervanging van de toestemming van de vrouw – vervangende toestemming om met de [minderjarige] , geboren op
[geboortedag] 2023 te [geboorteplaats] , op vakantie te gaan naar [plaats] , Turkije, gedurende maximaal negen dagen in de periode van 20 april tot 1 mei 2025;
5.2.
veroordeelt de vrouw om, ten behoeve van voormelde vakantie, het paspoort van [minderjarige] tijdig aan de man af te geven;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Toekoen, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2025 in tegenwoordigheid van mr. Bishop-van Kollenburg, griffier.