ECLI:NL:RBZWB:2025:1901

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
11159615 \ CV EXPL 24-1939 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Akdikan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor letselschade door insluiting en letsel bij zelfbevrijding

In deze zaak vordert eiser, een werknemer van Stichting GGZ Westelijk Noord-Brabant (GGZ-WNB), dat de kantonrechter voor recht verklaart dat zijn oud-werkgever aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden na een incident op 22 februari 2020. Eiser raakte ingesloten in het kantoor van GGZ-WNB en trapt een deur open om zichzelf te bevrijden, wat resulteert in letsel aan zijn rechterenkel. Eiser stelt dat GGZ-WNB haar zorgplicht heeft geschonden door geen maatregelen te nemen om insluiting te voorkomen. De gedaagden, GGZ-WNB en Achmea, de aansprakelijkheidsverzekeraar, betwisten de vordering en stellen dat het letsel niet door het incident is veroorzaakt. De kantonrechter oordeelt dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat het letsel daadwerkelijk is ontstaan door het intrappen van de deur. De kantonrechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van € 947,00. Het vonnis is uitgesproken op 2 april 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11159615 \ CV EXPL 24-1939
Vonnis van 2 april 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend in [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. G. Grujić,
tegen

1.STICHTING GGZ WESTELIJK NOORD-BRABANT (GGZ-WNB),

gevestigd in Halsteren,
hierna te noemen: GGZ-WNB,
2.
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd in Apeldoorn,
hierna te noemen: Achmea,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. B.M. Stroetinga.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 september 2024 en de daarin genoemde stukken;
- het bericht met producties van [eiser] van 28 januari 2025;
- de mondelinge behandeling van 4 februari 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarbij de advocaat van [eiser] spreekaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
GGZ-WNB is de oud-werkgever van [eiser] . Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van GGZ-WNB.
2.2.
Op zaterdag 22 februari 2020 verricht [eiser] werkzaamheden voor GGZ-WNB in het kantoor in [plaats 2] . [eiser] is de enige persoon aanwezig in het gebouw.
2.3.
Diezelfde dag belt [eiser] met zijn vrouw. In het opgenomen telefoongesprek, waarin alleen de stem van [eiser] te horen is, zegt [eiser] :
‘(…)
Ik ging net even liep ik naar de hal vanuit ik zit beneden. Liep ik naar de deur toe. Toen dacht ik nog vanmorgen zal ik die sleutel gewoon in de deur laten zitten. Ik denk nee. Maar ja die deur van het secretariaat die klapt achter mij dicht, dus ja. Dus uh… ja ik had geen telefoon, ik had geen sleutel, ik had helemaal niks. Dus ja, nou toen kwam er een beetje blauwe butsen denk ik van tegen de deur aan duwen. Uiteindelijk sprong tie open dus uh… ik denk ah… heh… ja ik hoop niet dat ik te veel m’n rug en mijn gewrichten heb beschadigd want uh… ja ik hoop dat m’n rug verder oké is, maar so far so good haha. Ja, de deur zit iets losser maar hij doet het verder nog goed(…)
Oh, nou voel ik m’n rug in één keer. Ja, als het maar niet de gewrichten zijn die uh… die gaan moeilijk gaan doen(…)
Ik heb een paar keer met m’n zij gebeukt, een paar keer met m’n rug en de rest gewoon getrapt, dat was voldoende(…)’
2.4.
In de medische informatie van orthopedisch [chirurg] van 24 september 2020 staat:
‘(…)
Op 10 september 2020 zag ik [ [eiser] ] op de polikliniek orthopedie i.v.m. voetklachten rechts .
Anamnese
Klachten voet rechts VG: 2016 enkel OK met verwijderen losse stukjes.
Heeft in februari 2020 een deur moeten intrappen nadat hij zichzelf had ingesloten, sindsdien toenemende klachten.
(…)
MRI: chondraal lesie mediale en centrale talus rol, pasend bij doorgemaakt trauma
(…)’
2.5.
In de medische informatie van [huisarts] van 9 december 2021 staat:
‘(…)
06-07-20 S last van rechter enkel, een aantal maanden geleden S in paniek een deur ingetrapt toen hij opgesloten S zat. Aanvankelijk geen klachten
(…)’
2.6.
Op 28 oktober 2021 brengt [medisch adviseur] in opdracht van Achmea in het kader van de ongevallenverzekering een advies uit. In dit advies staat:
‘(…)
In het dossier zijn regels zwart gemaakt zodat niet duidelijk of er ook andere relevante zaken zouden moet worden beoordeeld.
CAUSAAL VERBANDTussen het ongeval en de klachten van de enkel is een causaal verband aannemelijk.
(…)’
2.7.
Op 2 december 2021 brengt [bedrijf] in opdracht van Achmea een rapport uit. In dit rapport staat:
‘(…)
[ [eiser] ] meldde het incident destijds niet bij [GGZ-WNB].(…)
Op 18 september 2020, zeven maanden later, meldde [ [eiser] ] zich ziek. De reden van ziekmelden weet [GGZ-WNB] niet. Dit is als het goed is bekend bij de bedrijfsarts.(…)
[ [eiser] ] werkte in de tussenliggende periode, 7 maanden, gewoon. Hij uitte geen klachten of beperkingen. Hij vertelde zijn leidinggevenden en/of zijn collega’s niets over een incident op 22 februari 2020. Ook zei hij niets over enkelklachten.(…)
Omdat [ [eiser] ] de bewuste dag alleen in het kantoorgebouw werkte, kan [GGZ-WNB] zich voorstellen dat hij de buitendeur na binnenkomst zelf met de sleutel dichtdraaide. Op deze manier kon er niemand binnenkomen.(…)’

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat GGZ-WNB aansprakelijk is voor de volledige schade die hij als gevolg van het bedrijfsongeval op 22 februari 2020 heeft geleden en nog zal lijden, en dat Achmea verplicht is deze schade te vergoeden. Daarnaast vordert [eiser] dat GGZ-WNB en Achmea in de proceskosten worden veroordeeld. Tot slot wil [eiser] de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Op 22 februari 2020 is [eiser] tijdens zijn werk in het toenmalige kantoor van GGZ-WNB in [plaats 2] opgesloten geraakt. Om zichzelf te bevrijden heeft [eiser] tegen een deur getrapt en heeft hij hierbij letsel aan zijn rechterenkel opgelopen. Volgens [eiser] heeft GGZ-WNB als (oud-)werkgever haar zorgplicht geschonden door geen maatregelen te nemen om insluitingsgevaar bij alleen werken te voorkomen. In de visie van [eiser] is GGZ-WNB daarom aansprakelijk voor de schade die [eiser] lijdt als gevolg van het arbeidsongeval, en is Achmea als aansprakelijkheidsverzekeraar verplicht zijn schade te vergoeden.
3.3.
GGZ-WNB en Achmea voeren verweer. GGZ-WNB en Achmea vinden dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en dat hij in de proceskosten moet worden veroordeeld, ook met de mogelijkheid om het vonnis meteen uit te voeren.
3.4.
GGZ-WNB en Achmea betwisten dat het arbeidsongeval heeft plaatsgevonden en voeren aan dat het letsel van [eiser] door andere oorzaken kan zijn ontstaan. GGZ-WNB en Achmea wijzen erop dat [eiser] het gestelde arbeidsongeval pas op 31 maart 2021 bij GGZ-WNB heeft gemeld. Verder heeft [eiser] zijn huisarts pas na 4,5 maand geconsulteerd en heeft hij na het gestelde arbeidsongeval nog maandenlang gewerkt. Volgens GGZ-WNB en Achmea moet de elektrische deur, als het klopt wat [eiser] stelt, zijn beschadigd gelet op het (elektrische) sluitmechanisme, maar dat is niet het geval. Daarnaast is er wat GGZ-WNB en Achmea betreft geen sprake van een schending van de zorgplicht. Van GGZ-WNB kan namelijk redelijkerwijs niet worden verlangd dat zij maatregelen neemt of aanwijzingen verstrekt om insluiting in de centrale toegangshal van het bedrijfspand te voorkomen. Bovendien is niet het insluiten de oorzaak van het letsel, maar het trappen tegen de deur.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering van [eiser] wordt afgewezen. Hierna licht de kantonrechter dit oordeel toe.
Schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden
4.2.
GGZ-WNB is als werkgever in beginsel aansprakelijk voor de schade die [eiser] als werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden. [1] [eiser] moet dan wel (gemotiveerd) stellen en, bij voldoende betwisting, bewijzen dat hij schade heeft geleden tijdens zijn werk. [2]
4.3.
[eiser] stelt dat hij tijdens het werk opgesloten is geraakt en letsel aan zijn rechterenkel heeft opgelopen doordat hij tegen een deur trapte om zichzelf te bevrijden. Volgens [eiser] blijkt dat uit het telefoongesprek met zijn vrouw, dat kort na het incident heeft plaatsgevonden, de medische informatie van zowel de huisarts als de orthopedisch chirurg, het advies van de medisch adviseur van Achmea en de schriftelijke verklaringen van zijn vrouw en moeder.
4.4.
In de eerste plaats wijst [eiser] op het opgenomen telefoongesprek met zijn vrouw, dat een uur of twee na het gestelde incident heeft plaatsgevonden. De kantonrechter stelt op basis van dit gesprek vast dat [eiser] zichzelf heeft ingesloten en vervolgens tegen de deur heeft geduwd, gebeukt en getrapt om zich te bevrijden. Relevant hierbij is dat niet ter discussie staat dat [eiser] op 22 februari 2020 de enige persoon in het gebouw was en dat hij zich kon insluiten. Echter, dit telefoongesprek onderbouwt niet dat [eiser] hierbij letsel aan zijn rechterenkel heeft opgelopen. [eiser] merkt in het gesprek alleen op dat hij hoopt dat hij zijn gewrichten niet te veel heeft beschadigd. In het gesprek zegt hij (bijvoorbeeld) niet dat hij last heeft van zijn rechterenkel of zijn rechterenkel pijn doet.
4.5.
Ten tweede beroept [eiser] zich op de medische informatie van de orthopedisch chirurg van 24 september 2020. In deze informatie staat dat [eiser] zich op 10 september 2020 – bijna 7 maanden na het gestelde arbeidsongeval – heeft gemeld met klachten aan de rechtervoet. De orthopedisch chirurg vermeldt dat het letsel van [eiser] past bij het doorgemaakte trauma, wat volgens de anamnese, en dus op basis van de eigen uitlatingen van [eiser] , het intrappen van een deur in februari 2020 betreft. Hoewel het letsel past bij het intrappen van een deur, betekent dit niet dat het letsel daadwerkelijk is veroorzaakt op 22 februari 2020 tijdens het werk. Deze informatie geeft slechts aan dat dit letsel daardoor kan zijn ontstaan, maar sluit andere oorzaken of een ander moment van het oplopen van het letsel niet uit. Gezien het tijdsverloop van maanden kan het letsel ook door een andere oorzaak of op een ander moment zijn ontstaan. Dit geldt ook als voor juist wordt aangenomen wat [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven, namelijk dat dit type letsel later pas klachten geeft.
4.6.
Verder verwijst [eiser] naar de medische informatie van de huisarts van 9 december 2021. In deze informatie wordt vermeld dat [eiser] op 6 juli 2020 – ongeveer 4,5 maand na het incident – zich bij de huisarts heeft gemeld met klachten aan de rechterenkel. Hoewel in de informatie ook, op basis van de eigen uitlatingen van [eiser] , staat dat [eiser] een aantal maanden eerder in paniek een deur heeft ingetrapt toen hij opgesloten zat, wordt hierin geen verband gelegd tussen de enkelklachten en het incident. Deze informatie onderbouwt dus niet dat [eiser] tijdens zijn werk letsel heeft opgelopen.
4.7.
Daarnaast wijst [eiser] op het advies van de medisch adviseur van Achmea van 28 oktober 2021. In dit advies staat dat een causaal verband tussen het gestelde incident en de klachten aan de enkel van [eiser] aannemelijk is. Hierbij geldt echter hetzelfde als wat hiervoor bij de informatie van de orthopedisch chirurg is overwogen. Uit het advies kan niet worden afgeleid dat het letsel daadwerkelijk door het intrappen van een deur is ontstaan en ook niet dat dit op 22 februari 2020 heeft plaatsgevonden. In dit advies wordt bovendien vermeld dat regels in het dossier zwart zijn gemaakt, zodat het onduidelijk is of er mogelijk andere relevante zaken zijn die zouden moeten worden beoordeeld.
4.8.
Tot slot beroept [eiser] zich op de schriftelijke verklaringen van zijn moeder en vrouw van respectievelijk 4 en 7 oktober 2023. Deze verklaringen onderbouwen de stelling van [eiser] , dat hij tijdens zijn werk letsel aan zijn rechterenkel heeft opgelopen, ook onvoldoende. De verklaringen zijn namelijk van meer dan 3,5 jaar na het incident opgesteld en de familieverhouding kan meebrengen dat de moeder en vrouw van [eiser] , al dan niet bewust, door de belangen van [eiser] zijn beïnvloed.
4.9.
De conclusie is dat weliswaar kan worden vastgesteld dat [eiser] tijdens het werk opgesloten is geraakt en tegen de deur heeft getrapt, maar niet dat vast is komen te staan dat hierdoor letsel aan zijn rechterenkel is ontstaan. Om die reden komt de kantonrechter niet toe aan een verdere beoordeling van het geschil, namelijk of GGZ-WNB haar zorgplicht heeft geschonden.
Proceskosten
4.10.
[eiser] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk heeft gekregen. De proceskosten van GGZ-WNB en Achmea worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Akdikan en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2025.

Voetnoten

1.Artikel 7:658 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.