Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De procesafspraken
- het Openbaar Ministerie zal rekwireren tot een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten (conform de inhoud van Bijlage A procesafspraken);
- het Openbaar Ministerie zal vorderen een gevangenisstraf voor de duur van 234 dagen met aftrek, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daarbij de algemene voorwaarden en een taakstraf voor de duur van 240 uur, bij niet te verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
- door de verdediging worden geen bewijsverweren gevoerd;
- de verdediging zal gedurende het proces in eerste aanleg geen aanhoudings- en/of schorsingsverzoeken indienen, tenzij nu onvoorziene omstandigheden/een acute situatie van persoonlijke aard ontstaat die nu niet wordt voorzien;
- door de verdediging en het Openbaar Ministerie wordt geen hoger beroep ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken;
- verdachte doet afstand van de in Bijlage B van de procesafspraken genoemde goederen;
- verdachte heeft met deze afspraken – na adequate rechtsbijstand te hebben ontvangen – vrijwillig afstand gedaan van verdedigingsrechten en is zich bewust van de mogelijke gevolgen daarvan;
- verdachte zal tijdens de inhoudelijke zitting aanwezig zijn, zodat hij kan worden gehoord over de procesafspraken.
4.De voorvragen
5.De beoordeling van het bewijs
6.De strafbaarheid
7.De strafoplegging
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
een gevangenisstraf van 234 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
taakstraf van 240 uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast
van 120 dagen;
mr. N.W.A. Dekens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 april 2025.