ECLI:NL:RBZWB:2025:1926

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
C/02/428908 / FA RK 24/5399
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Triest
  • A. Toekoen
  • J. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing van minderjarigen naar België

In deze zaak verzoekt de moeder vervangende toestemming om met haar minderjarige kinderen naar België te verhuizen. De kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], hebben echter aangegeven niet te willen verhuizen en willen in hun huidige woonplaats blijven. De rechtbank heeft de zaak op 14 maart 2025 behandeld, waarbij de belangen van de kinderen voorop stonden. De rechtbank oordeelt dat de gevolgen van de verhuizing niet in het belang van de minderjarigen zijn, gezien hun leeftijd en de impact op hun sociale leven en onderwijs. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder af en bepaalt dat, indien zij verhuist, de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zal zijn. De rechtbank benadrukt dat de kinderen in Nederland moeten blijven wonen om hun onderwijs voort te zetten en sociale contacten te behouden. De moeder had ook verzocht om vervangende toestemming voor inschrijving op scholen, wat de rechtbank toekent aan de vader, zodat hij de kinderen kan inschrijven op scholen in Nederland. De rechtbank verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zodat de beslissing direct kan worden uitgevoerd, ongeacht een mogelijk hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/428908 / FA RK 24/5399
datum uitspraak: 14 maart 2025
beschikking van de meervoudige kamer betreffende vervangende toestemming verhuizing
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. L.A.P. van Haperen te Breda ,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M. van Berckel-van der Rijken te Breda .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda , hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 14 november 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het F-formulier van 10 december 2024 van mr. Van Haperen met bijlage;
- het F-formulier van 3 december 2024 van mr. Van Berckel-van der Rijken;
- het op 20 januari 2025 ontvangen verweerschrift, alsmede zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het F-formulier van 27 januari 2025 van mr. Van Haperen;
- de brief met bijlagen van mr. Van Berckel-van der Rijken van 28 januari 2025;
- de brief met bijlagen van mr. Van Haperen van 6 februari 2025.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 13 februari 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad.
1.3
De rechtbank heeft [minderjarige 2] en [minderjarige 1] naar hun mening gevraagd. Zij hebben hierover ieder afzonderlijk op 12 februari 2025 een gesprek gevoerd met een van de rechters. Tijdens de zitting heeft deze rechter samengevat wat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2009, hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2013, hierna te noemen: [minderjarige 2] .
2.2
De minderjarigen verblijven bij de vrouw in [woonplaats 1] .
2.3
De man heeft de minderjarigen erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
Bij beschikking van 2 maart 2021 heeft deze rechtbank bepaald dat de minderjarigen hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw en dat de man en de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar:
- eenmaal per twee weken van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur;
- wekelijks op maandag en donderdag tot 19.00 uur, waarbij de man de minderjarigen ophaalt op school, dan wel, als er geen school is, vanaf de betreffende ochtend;
- gedurende een deel van de vakanties en feestdagen.
Daarnaast is bepaald dat de man ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw een bedrag van € 25,= per maand per kind voldoet.

3.De verzoeken

3.1
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. aan de vrouw te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, vervangende toestemming om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar [plaats 1] , België;
II. aan de vrouw te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, vervangende toestemming om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven in het bevolkingsregister van de gemeente [plaats 1] , België;
III. aan de vrouw te verlenen, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, vervangende toestemming om [minderjarige 2] in te schrijven op een middelbare school in [plaats 2] en [minderjarige 1] in te schrijven voor een vervolgopleiding in [plaats 3] , zodat de minderjarigen aldaar naar school kunnen gaan vanaf schooljaar 2025/2026;
Subsidiair:
IV. te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in afwijking van de beschikking van 2 maart 2021, met ingang van 17 augustus 2025 (einde zomervakantie) hun hoofdverblijf bij de man hebben;
V. te bepalen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in afwijking van de beschikking van 2 maart 2021, met ingang van 17 augustus 2025 (einde zomervakantie) gerechtigd zijn tot het hebben van contact met de vrouw gedurende de oneven weken (wisseling op zondagavond 19.00 uur) en gedurende de helft van de vakantie- en feestdagen, nader in onderling over door partijen te regelen, dan wel een regeling in goede justitie te bepalen.
3.2
De man voert verweer tegen de primaire verzoeken van de vrouw en verzoekt deze verzoeken af te wijzen. Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de man, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor zover de vrouw haar verzoek om te verhuizen intrekt, te bepalen dat de vrouw met de minderjarigen in [woonplaats 1] of directe omgeving blijft wonen tot [minderjarige 2] 18 jaar is, aldus tot [geboortedag 2] 2031;
II. voor zover de vrouw wel toestemming krijgt om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats 1] , te bepalen dat de zorgregeling wijzigt in die zin dat de minderjarigen voortaan gedurende een weekend per veertien dagen bij de man verblijven van vrijdag uit school/avond tot zondagavond;
bij wijze van (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek:
III. te bepalen dat het hoofdverblijf van de minderjarigen wordt bepaald bij de man;
IV. de man vervangende toestemming te geven om de minderjarigen in te schrijven op nader te kiezen middelbare scholen in [woonplaats 2] / [plaats 3] ;
V. te bepalen dat de minderjarigen eens per twee weken gedurende een weekend bij de vrouw verblijven, alsmede door de week contact hebben met de vrouw op een daartoe te bepalen vast moment;
VI. te bepalen dat de vrouw is gehouden maandelijks bij vooruitbetaling een bedrag van € 250,= per kind te betalen, aangevuld met de helft van de ten behoeve van de minderjarigen gemaakte kosten voor school, rijbewijs, studie, niet verzekerde ziektekosten, dan wel een hoger bedrag aan kinderalimentatie, zijnde € 350,= per kind per maand, in het geval de vrouw niet bereid is voor de helft bij te dragen aan de genoemde kosten van de minderjarigen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

De standpunten
4.1
Uit de overgelegde stukken en de zitting is het volgende gebleken.
4.2
De vrouw woont met de minderjarigen in [woonplaats 1] . De man woont met zijn partner in [woonplaats 2] . De minderjarigen verblijven bij de man om het weekend van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur, op maandag na school tot 19.00 uur en de helft van de schoolvakanties. [minderjarige 2] is daarnaast op donderdag na school bij de grootouders vaderszijde. De vrouw heeft sinds medio 2022 een relatie. Deze partner woont in [plaats 1] te België. De vrouw verblijft al geregeld met de minderjarigen daar. De vrouw en haar partner willen in de woning van de partner gaan samenwonen. De vrouw heeft aangegeven dat haar partner niet kan verhuizen vanwege de co-ouderschapsregeling over zijn kinderen met zijn ex-partner.
4.3
In mei 2023 heeft de vrouw aan [minderjarige 2] over haar verhuiswens verteld. [minderjarige 2] heeft het aan [minderjarige 1] verteld voordat de vrouw dit aan haar kon vertellen. De minderjarigen hebben vervolgens de man hierover opgebeld, die ook nog niet geïnformeerd was door de vrouw. De man heeft hierover aangegeven dat dit een ongelukkige start was. De minderjarigen zouden hem toen hebben aangegeven niet in België te willen gaan wonen en, als de vrouw zou verhuizen, bij hem te willen komen wonen.
4.4
De ouders hebben zich vervolgens gewend tot [coaching] voor gesprekken met elkaar. De vrouw heeft in oktober 2023 bij de rechtbank een verzoekschrift tot vervangende toestemming voor de verhuizing ingediend. Zij heeft dit vervolgens ingetrokken vanwege de gesprekken tussen de ouders. De minderjarigen hebben ieder op 8 november 2023 een gesprek gehad bij [praktijk] Bij [naam] . Beide minderjarigen hebben daarbij aangegeven niet te willen verhuizen naar België. [minderjarige 1] heeft aangegeven in [woonplaats 1] te willen blijven of, als dat niet kan, bij de man te willen gaan wonen. [minderjarige 2] heeft aangegeven te willen wonen waar haar zus [minderjarige 1] woont. De ouders hebben geen overeenstemming kunnen bereiken met elkaar.
4.5
De vrouw heeft vervolgens haar verhuisplannen uitgesteld, zodat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun huidige school kunnen afmaken. Zij wil nu met de minderjarigen in de zomervakantie van 2025 verhuizen naar [plaats 1] . [minderjarige 1] is dan klaar met de middelbare school en [minderjarige 2] met de basisschool.
4.6
De vrouw heeft ter onderbouwing van haar verzoeken aangegeven dat zij het samenwonen met haar partner niet langer wil uitstellen. Zij wil hierover duidelijkheid geven aan de minderjarigen en de man. Zij zal gaan verhuizen naar [plaats 1] . Ze wil graag dat de minderjarigen met haar meeverhuizen. Haar partner kan haar dan ondersteunen in de zorg voor de minderjarigen en het biedt hen meer rust en stabiliteit op één vast adres. De minderjarigen kunnen goed overweg met de kinderen van haar partner De woning van haar partner is al aangepast door op de zolder twee slaapkamers te maken. De minderjarigen zijn al bekend met de omgeving in [plaats 1] . [minderjarige 2] heeft daar al turnlessen en kan er paardrijlessen gaan volgen. Met [minderjarige 1] is gekeken naar danslessen. [minderjarige 2] kan de overstap maken naar een middelbare school in België. De vrouw heeft al voor scholen en leerlingenbegeleiding gekeken. Voor [minderjarige 1] is de aansluiting met vervolgonderwijs in België niet passend, dus zij zou dan naar een MBO-opleiding of de HAVO in [plaats 3] kunnen gaan. De reistijd van [plaats 1] naar station [plaats 3] is met het openbaar vervoer ongeveer 45 minuten. De vrouw werkt in [plaats 4] en [minderjarige 1] kan dan ook met haar meerijden. De vrouw is verder bereid te kijken naar een compensatie in de zorgregeling. De zorgregeling dient volgend schooljaar toch al aangepast te worden op de nieuwe schoolroosters. De vrouw is bereid het halen en brengen van de minderjarigen op zich te nemen of extra reiskosten te vergoeden. Het is ongeveer 10 tot 15 minuten langer rijden vanuit [woonplaats 2] naar [plaats 1] dan naar [woonplaats 1] . De vrouw en de man zijn nog steeds in staat met elkaar in gesprek te gaan en nadere afspraken te maken. De reden dat zij het verzoek heeft ingediend, is omdat de man niet instemt met de verhuizing van de minderjarigen. De vrouw heeft de verhuizing van de minderjarigen echter goed overwogen en doordacht. Over de weerstand van de minderjarigen tegen de verhuizing heeft de vrouw aangegeven dat zij nog weinig zicht hebben op wat de gevolgen zijn van de verhuizing. De minderjarigen moeten de kans krijgen om hun draai te vinden op hun nieuwe woonplek in België. De vrouw is altijd de hoofdverzorger van de minderjarigen geweest. Zij vindt het niet in het belang van de minderjarigen dat hier een verandering in komt. Echter, als er geen vervangende toestemming voor de verhuizing van de minderjarigen wordt verleend, ziet de vrouw geen andere mogelijkheid dan dat hun hoofdverblijfplaats bij de man wordt bepaald. De minderjarigen zullen dan naar een school in [woonplaats 2] of [plaats 3] moeten gaan. De vrouw wil dan graag een uitgebreide zorgregeling, waarbij de minderjarigen ongeveer de helft van de tijd bij haar verblijven of in ieder geval dat een uitgebreide weekendregeling, van woensdag tot maandagochtend wordt vastgesteld.
4.7
Ter onderbouwing van zijn verweer en verzoeken heeft de man aangegeven zelf niet tegen de verhuizing van de vrouw te zijn. De minderjarigen geven echter van meet af aan uitdrukkelijk aan niet te willen verhuizen. Zij hebben een beroep op hem gedaan en hij volgt hun wens. De minderjarigen zijn nog steeds fel tegen de verhuizing naar [plaats 1] . Zij willen in [woonplaats 1] blijven wonen. Zij hebben aangegeven dat, als zij niet in [woonplaats 1] kunnen blijven wonen, zij bij de man in [woonplaats 2] willen gaan wonen. De man begrijpt de wens van de minderjarigen om in [woonplaats 1] te blijven wonen en vindt, gezien hun levensfase, de verhuizing naar België ook niet in hun belang. De impact van een verhuizing is groot en van een verhuizing naar België nog groter. Voor [minderjarige 2] betekent dit de overstap naar het Belgische schoolsysteem, waarbij ook het vak Frans verplicht is. Zij heeft een VMBO-advies gekregen en heeft nu al extra ondersteuning nodig op taal en rekenen. Voor [minderjarige 1] is er in België geen vervolgopleiding die aansluit bij haar huidige onderwijsvorm. De ouders zijn het er over eens dat zij dus in Nederland vervolgonderwijs zal gaan volgen. Als zij in [plaats 1] woont en in [plaats 3] naar school gaat moet zij elke dag enkele reis anderhalf uur reizen met het openbaar vervoer. [minderjarige 1] wordt dit jaar zestien jaar. Het is niet passend als zij gebracht wordt door haar moeder. Bovendien werkt deze reisafstand te beperkend voor haar sociale leven. De man heeft er moeite mee dat de vrouw haar verhuiswens doordrukt en daarbij de wens en de belangen van de minderjarigen over het hoofd ziet. Zij heeft [minderjarige 2] ook zonder overleg met de man ingeschreven voor turnen en paardrijden in [plaats 1] . Gezien het gegeven dat de minderjarigen al bijna twee jaar onzekerheid ervaren over de mogelijke verhuizing, vindt de man het van belang dat zij nu duidelijkheid gaan krijgen. Als de vrouw haar verhuisplan voortzet, zullen de minderjarigen noodgedwongen bij de man moeten gaan wonen. De man is hiertoe bereid, mits er goede afspraken worden gemaakt over de zorgregeling en de alimentatie. Hij en zijn partner werken beiden vrijwel altijd thuis. [minderjarige 2] kan dan naar een middelbare school in [woonplaats 2] . [minderjarige 1] kan dan de HAVO gaan volgen in [woonplaats 2] of naar een MBO-opleiding in [plaats 3] . De ouders zijn in staat om, als de rechtbank de beslissing over de verhuizing heeft genomen, met elkaar in overleg te gaan waar de minderjarigen naar school zullen gaan. Het is te onrustig voor de minderjarigen als zij de helft van de tijd bij de vrouw verblijven, omdat de minderjarigen dan alsnog steeds vanuit [plaats 1] naar [woonplaats 2] of [plaats 3] naar school moeten gaan en dit ook te beperkend is voor hun sociale leven. Naar mening van de man dient de zorgregeling dan te zijn dat de minderjarigen eenmaal per twee weken een weekend bij de vrouw verblijven. Er is daarnaast de optie dat de vrouw doordeweeks in de omgeving [woonplaats 2] of [plaats 3] met de minderjarigen iets gaat ondernemen. De man heeft een huizenwissel met zijn ouders die in [woonplaats 1] wonen overwogen, maar heeft in verband met zijn werk hiervoor niet gekozen.
4.8
[minderjarige 1] heeft, kort samengevat, in haar gesprek met de rechter verteld dat zij in [woonplaats 1] wil blijven wonen. Ze heeft daar haar leven, vrienden, school en sport. In [plaats 1] en [woonplaats 2] kent ze weinig mensen. Ze gunt haar moeder geluk met haar vriend, maar ze wil ook graag dat zij rekening houdt met haar leven. Voor haar en [minderjarige 2] verandert door de keuze van haar moeder alles. [minderjarige 1] wil graag aan haar moeder vragen, als ze gaat verhuizen naar België, of het huis in [woonplaats 1] voorlopig aangehouden kan worden, zodat ze daar terug kunnen gaan wonen als het niet gaat. Ze weet niet hoe het is om bij haar vader in [woonplaats 2] te wonen, omdat zij daar alleen in het weekend verblijft. Ze weet nog niet waar en naar welke school ze volgend jaar (schooljaar 2025-2026) zal gaan. Ze heeft daar nog niet over nagedacht. [minderjarige 1] zou graag de beslissing van de rechters via e-mail vernemen.
4.9
[minderjarige 2] heeft, kort samengevat, aan de rechter verteld dat zij wil dat er niets verandert. Ze wil niet verhuizen en ze wil ook niet bij haar vader gaan wonen. Ze zijn nu al vaak in [plaats 1] . Ze zit daar op turnen en heeft er een paard. Ze voelt zich soms een pakketje dat steeds ergens naar toe wordt gebracht, omdat ze in een week in [woonplaats 1] , [plaats 1] , [woonplaats 2] en bij haar grootouders verblijft. Ze heeft eigenlijk geen tijd om met vriendinnen af te spreken. [minderjarige 2] wil graag de beslissing van de rechters via een brief vernemen.
4.1
De Raad heeft als advies het volgende naar voren gebracht. De minderjarigen willen in [woonplaats 1] blijven, maar dit lijkt geen keuzemogelijkheid meer te zijn, omdat de vrouw heeft aangegeven te zullen verhuizen naar [plaats 1] . Als de minderjarigen bij de vrouw blijven wonen blijft de zorgregeling hetzelfde. Voor [minderjarige 1] ligt dan de zorg in de grote reisafstand naar een school in Nederland. [minderjarige 1] wordt steeds zelfstandiger en zou niet afhankelijk moeten zijn van het halen en brengen door een ouder. Voor [minderjarige 2] gaat de zorg over de overstap naar het Belgische schoolsysteem. In beginsel hoeft dit geen probleem te zijn, maar [minderjarige 2] heeft een VMBO-advies, al leermoeilijkheden en zal ook Frans moeten gaan leren. Als de minderjarigen bij de man in [woonplaats 2] gaan wonen, betekent dit een grote wijziging in de zorgregeling. Zij zullen hun moeder veel minder gaan zien. Een co-ouderschapsregeling is in verband met de reistijd namelijk niet haalbaar. De Raad adviseert dan een weekendregeling met één vaste dag per week contact tussen de minderjarigen en de moeder. De minderjarigen blijven dan in het Nederlandse schoolsysteem. [minderjarige 1] heeft dan de mogelijkheid steeds zelfstandiger te worden. De Raad vindt het een lastig dilemma. Beide ouders zijn in staat voor de minderjarigen te zorgen en de ouders kunnen verder ook goed met elkaar overleggen. De Raad neigt in zijn advies naar het verblijf van de minderjarigen bij de man. Daarmee is namelijk het belang van de minderjarigen meer gediend, gezien de schoolse aansluiting en afstand naar onderwijs in [plaats 3] voor [minderjarige 1] . De Raad kan eventueel een onderzoek doen, maar adviseert dit niet, omdat de minderjarigen nu baat hebben bij een beslissing van de rechtbank over de verhuizing. De Raad geeft nog mee dat het van belang is dat door beide ouders aan de minderjarigen wordt uitgedragen dat de vrouw niet de boeman is.
Het beoordelingskader
4.11
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat als ouders, die samen het gezag hebben over een kind, het niet eens kunnen worden over een beslissing over het kind, zij de rechtbank kunnen vragen die beslissing te nemen. De rechter moet dan een beslissing nemen die zij het meest in het belang van het kind vindt. Dat betekent niet dat de rechter alleen maar rekening houdt met het belang van het kind. De rechter moet alle omstandigheden mee laten wegen en dat kan betekenen dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind (Hoge Raad, 25 april 2008, LJN: BC5901).
4.12
De Hoge Raad heeft bepaald waar de rechter onder andere naar moet kijken bij een verzoek tot verhuizing. Dat is bijvoorbeeld (HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901 en HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:487):
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op eenzelfde contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg en de extra kosten die hiermee gemoeid zijn na de verhuizing;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin de minderjarigen geworteld zijn in hun omgeving of juist extra gewend zijn aan verhuizingen;
- het belang van de ene ouder om te kunnen verhuizen en elders een toekomst op te bouwen;
- het belang van de andere ouder dat hij op dezelfde manier voor de minderjarigen kan blijven zorgen.
De rechter hoeft alleen naar die punten te kijken, die op het verzoek van toepassing zijn.
De beoordeling
Vervangende toestemming verhuizing
4.13
De vrouw heeft aangegeven dat het haar wens is om met haar partner te gaan samenwonen en dat daarom de noodzaak van de verhuizing is gelegen in gezinsvorming. De vrouw heeft het recht om te kiezen waar zij woont en om een leven met haar partner op te bouwen. Echter, omdat zij met de man kinderen heeft, moet zij bij haar beslissing ook rekening houden met hun belangen. Dat betekent dat de vrijheid van de vrouw om keuzes te maken, kan worden beperkt om de rechten en belangen van anderen te beschermen. De rechtbank begrijpt de wens van de vrouw om met haar partner te gaan wonen, maar acht voor haargeen noodzaak aanwezig om te gaan verhuizen naar [plaats 1] te België.
4.14
De gevolgen van de keuze van de vrouw zijn voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groot. Als zij meeverhuizen met de vrouw gaat het niet alleen om een verhuizing, maar om een emigratie naar België. Dit is een ander land, met een andere cultuur en een ander onderwijssysteem dan zij gewend zijn.
4.15
Ten aanzien van [minderjarige 1] overweegt de rechtbank als volgt. [minderjarige 1] wordt dit jaar zestien jaar. Zij zit in een leeftijdsfase waarin zij meer vrijheid moet kunnen gaan ervaren, waarin zij zich meer losmaakt van haar ouders en een eigen sociaal leven opbouwt. Dit heeft zij tot nu toe in [woonplaats 1] gedaan en haar grote wens is om haar sociale leven daar voort te zetten. Die wens is zeer begrijpelijk. De rechtbank vindt het in haar belang dat zij op deze leeftijd niet ontworteld raakt en sociaal gezien overnieuw moet beginnen. Dat er verhuisd moet worden en blijven wonen in [woonplaats 1] geen optie is, blijkt echter een feit.
Beide ouders hebben aangegeven dat er voor [minderjarige 1] geen passende aansluiting is in het Belgische onderwijssysteem. Dat betekent dat zij na de verhuizing in Nederland naar school zal blijven gaan, waarbij [woonplaats 2] of [plaats 3] voor de hand liggend is, maar ook niet uitgesloten kan worden dat zij op een andere plek (zoals [woonplaats 1] ) een leuke opleiding zal gaan vinden. Als zij in [plaats 1] gaat wonen, betekent dit voor haar elke schooldag een lange reistijd met het openbaar vervoer van minstens een uur enkele reis. De vrouw heeft aangegeven drie dagen in de week in [plaats 4] te werken en dat [minderjarige 1] mogelijk met haar mee kan rijden. Het is echter de vraag of het werkrooster van de vrouw en het schoolrooster van [minderjarige 1] op elkaar zal aansluiten. Het past daarnaast niet bij de leeftijdsfase van [minderjarige 1] om afhankelijk te zijn van vervoer door haar moeder. Bovendien werkt de reistijd beperkend voor het opbouwen van sociale contacten en een sociaal leven, hetgeen bij minderjarigen vaak rondom school gebeurt. Als [minderjarige 1] bij de man in [woonplaats 2] zou gaan wonen, ervaart zij die vrijheid rondom haar schoolgang en sociale leven wel. [minderjarige 1] zelf is (van meet af aan) duidelijk over haar wens. Zij wil in [woonplaats 1] blijven wonen. Dat dit geen optie meer zal zijn en zij onduidelijkheid ervaart over waar zij dan zal gaan wonen, heeft tot gevolg dat het lijkt of zij haar leven ‘on hold’ heeft gezet. Zo heeft zij nog geen vervolgopleiding gekozen, terwijl zij dit schooljaar eindexamen doet. Dit baart de rechtbank zorgen.
4.16
Ten aanzien van [minderjarige 2] overweegt de rechtbank dat zij in een andere leeftijdsfase zit dan [minderjarige 1] , omdat zij jonger is. [minderjarige 2] heeft ook al haar hobby’s in [plaats 1] . Zij zou naar een middelbare school in België, op fietsafstand van de woning van de partner van de vrouw, kunnen gaan en ook daar een sociaal leven op kunnen bouwen. Echter, haar kwetsbaarheid zit juist in het onderwijs. Ze heeft VMBO-advies en heeft op de basisschool al extra ondersteuning nodig op taal en rekenen. Mogelijk levert dit voor haar ook moeilijkheden op in het verplichte vak Frans, mede gezien het feit dat zij nog geen onderwijs in Frans heeft gehad. Daarnaast zijn er grote verschillen tussen het Belgische en Nederlandse schoolsysteem, waardoor de zorg is dat dit voor [minderjarige 2] als zwaarder wordt ervaren. [minderjarige 2] geeft nadrukkelijk aan niet te willen verhuizen. Zij wil in ieder geval bij haar zus blijven wonen en ook de ouders spreken beide over eenzelfde beslissing voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
4.17
De vrouw heeft aangegeven dat de weerstand van de minderjarigen eruit voorkomt dat zij weinig zicht hebben op de gevolgen van de verhuizing en dat zij de kans moeten krijgen om hun draai in [plaats 1] te vinden. De weerstand lijkt echter niet alleen voort te komen uit de ongelukkige start in mei 2023 toen de vrouw haar verhuiswens kenbaar heeft gemaakt aan de minderjarigen. Ondanks dat er inmiddels bijna twee jaar is verstreken, de minderjarigen al geregeld in de woning in [plaats 1] verblijven, het huis daarvoor is aangepast en [minderjarige 2] al haar hobby’s daar heeft, is die weerstand namelijk blijven bestaan. Het is ook niet dat de man zelf zich verzet tegen de verhuizing. Uit de overgelegde stukken en de zitting blijkt dat de man de wensen en de weerstand van de minderjarigen verwoordt. De ouders zijn ook in staat met elkaar in overleg te treden omtrent de minderjarigen. De rechtbank houdt er rekening mee dat de weerstand van de minderjarigen tegen de verhuizing groot blijft.
4.18
Daarnaast neemt de rechtbank ook in overweging dat de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , met name op (de situatie rondom) het onderwijs en hun sociale ontwikkeling, niet zijn gediend bij een verhuizing naar [plaats 1] .
4.19
Aan de ene kant staat het belang van de vrouw om met haar partner te gaan samenwonen en haar leven samen met hem vorm te geven, waarbij de rechtbank van oordeel is dat de wens invoelbaar is maar de noodzaak daartoe ontbreekt. Aan de andere kant is er de onophoudelijke weerstand van de minderjarigen tegen het verhuizen uit [woonplaats 1] en het feit dat de rechtbank de gevolgen van een verhuizing naar [plaats 1] niet in het belang van de minderjarigen acht, mede gezien hun leeftijden en ontwikkelingsfases. De belangen van de minderjarigen wegen in dit geval zwaarder dan het belang van de vrouw bij de verhuizing.
De rechtbank zal daarom het verzoek van de vrouw tot vervangende toestemming om samen met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats 1] te België, afwijzen.
4.2
De vrouw heeft aangegeven dat haar keuze om bij haar partner in [plaats 1] te gaan wonen vastligt. De man heeft primair het volgende verzocht: “voor zover de vrouw haar verzoek om te verhuizen intrekt, te bepalen dat de vrouw met de minderjarigen in [woonplaats 1] of directe omgeving blijft wonen tot [minderjarige 2] 18 jaar is, aldus tot [geboortedag 2] 2031”. De rechtbank stelt vast dat de vrouw het verzoek om te verhuizen niet heeft ingetrokken. Bovendien reikt het te ver om te bepalen dat de vrouw voor de komende zes jaar niet mag verhuizen uit [woonplaats 1] . Voormeld artikel 1:253a BW biedt voor een dergelijk woonplaatsgebod niet de ruimte. Het verzoek van de man onder I acht de rechtbank dus niet toewijsbaar.
Wijziging hoofdverblijfplaats
4.21
De rechtbank zal gezien het voorgaande bepalen dat, als de vrouw naar [plaats 1] verhuist, de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de man zal worden bepaald. De rechtbank weet dat dit niet de eerste keuze is van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij vertellen hierover dat zij eigenlijk niet weten hoe het is om bij de man en in [woonplaats 2] te wonen, omdat zij hier alleen in het weekend en op één doordeweekse dag verblijven. De rechtbank acht dit echter wel het meest in hun belang op het moment dat de vrouw zal verhuizen naar [plaats 1] , omdat zij dan in Nederland onderwijs kunnen blijven volgen en [minderjarige 1] meer vrijheid kan gaan ervaren rondom haar schoolgang en in haar sociale leven. Vanuit [woonplaats 2] is [woonplaats 1] ook goed te bereizen, waardoor [minderjarige 1] in contact kan blijven met haar vrienden in [woonplaats 1] . Er zijn bovendien geen zorgen over de opvoedingsomgeving en de beschikbaarheid van de man voor de minderjarigen.
Vervangende toestemming voor inschrijving op scholen
4.22
De minderjarigen zullen door de wijziging van de hoofdverblijfplaats op andere scholen ingeschreven moeten worden. De man heeft onder IV aan de rechtbank verzocht om vervangende toestemming hiervoor. Dit verzoek is ruim geformuleerd, omdat nog niet bekend is naar welke scholen de minderjarigen zullen gaan. Het is de rechtbank gebleken dat de ouders overleg met elkaar kunnen voeren en afspraken met elkaar kunnen maken over de minderjarigen. De rechtbank gaat ervanuit de ouders samen (met de minderjarigen) een beslissing over de scholen kunnen nemen. Voor zover zij hier niet samen uitkomen, zal de rechtbank aan de man vervangende toestemming verlenen om de minderjarigen in te schrijven op (nader te kiezen) scholen. Aangezien voor [minderjarige 1] nog niet duidelijk is of dit een middelbare school of MBO-opleiding zal zijn en in welke stad, zal de rechtbank geen plaatsnaam vermelden.
Wijziging zorgregeling
4.23
Door de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen naar de man dient de zorgregeling te worden gewijzigd. Bij het bepalen van een zorgregeling staat het belang van de minderjarigen voorop. Zij hebben er belang bij om een frequent en goed contact te kunnen onderhouden met beide ouders. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten in een leeftijdsfase waarin het ook in het belang van hun ontwikkeling is om een eigen sociaal leven te hebben en ruimte te hebben om met vrienden af te kunnen spreken, zelf iets leuks te gaan ondernemen en hobby’s/sporten te kunnen doen. Het baart de rechtbank zorgen dat [minderjarige 2] heeft verteld zich een pakketje te voelen dat steeds ergens naartoe moet gaan. Het hoort bij deze leeftijdsfase dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] meer vrijheid gaan ervaren in het invullen van hun eigen leven. De door de vrouw verzochte co-ouderschapsregeling en uitgebreide weekendregeling zou deze vrijheid teveel beperken, gezien de reisafstand van en naar [plaats 1] . De minderjarigen zouden dan steeds weer bezig zijn met spullen pakken, wisselen, weer wennen en aanpassen. De rechtbank acht dit niet in hun belang.
4.24
De rechtbank zal daarom bepalen dat, zodra de minderjarigen bij de man zijn gaan wonen, zij bij de vrouw zullen verblijven: om het weekend van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur, én op een dag in de week (zonder overnachting) in onderling overleg te bepalen en de helft van de vakanties en feestdagen.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.25
De rechtbank zal bovenstaande beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het in het belang van de minderjarigen is dat deze beslissingen ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Verwijzing kinderalimentatie
4.26
De rechtbank zal het verzoek van de man onder VI ten aanzien van de kinderalimentatie ter verdere behandeling doorsturen naar het cluster familierecht van deze rechtbank. De rechtbank heeft dit voor de zitting al aan (de advocaten van) de ouders laten weten. De vrouw heeft daarom nog geen verweerschrift ingediend. De ouders hebben aangegeven recent de financiële stukken met elkaar te hebben uitgewisseld en dat er gekeken zal worden of zij hier in onderling overleg overeenstemming over kunnen bereiken.
Kindbrieven
4.27
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben beiden aangegeven van de rechter te willen vernemen welke beslissing er is genomen. Aan [minderjarige 1] zal een e-mail en aan [minderjarige 2] een brief gestuurd worden. Daarin zal het volgende staan:
Beste [minderjarige 1] ,
Op 12 februari 2025 heb jij een gesprek gehad met de rechter, mevrouw Van Triest. Je hebt toen met deze rechter gesproken over de vraag van jouw moeder om met jou en je zusje te mogen verhuizen naar de woning van haar vriend in [plaats 1] in België.
De dag na jouw gesprek heeft er een zitting plaatsgevonden, waarbij deze rechter met nog twee andere rechters met jouw ouders heeft gesproken. Daarbij was ook een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De drie rechters hebben een beslissing genomen over de vraag van jouw moeder.
Jij hebt duidelijk en goed verteld waarom jij in [woonplaats 1] wil blijven wonen. Jouw vader woont in [woonplaats 2] en jouw moeder gaat verhuizen naar [plaats 1] . Je hebt nog niet de leeftijd dat je op jezelf kunt wonen. De rechters konden daarom alleen kiezen uit [plaats 1] of [woonplaats 2] voor jou.
De rechters hebben besloten dat, als jouw moeder gaat verhuizen naar [plaats 1] , het beter voor jou is als jij dan volgend schooljaar bij jouw vader in [woonplaats 2] gaat wonen. Hiervoor zijn twee belangrijke redenen:
- School:
Jij zal volgend schooljaar naar de HAVO of naar het MBO gaan. Voor jouw ouders is het duidelijk dat dit in Nederland zal zijn. De reistijd vanuit [plaats 1] is veel meer dan vanuit [woonplaats 2] , dus dit is makkelijker vanuit [woonplaats 2] . De rechters vinden het ook belangrijk voor jou dat je zelf naar en van school kan gaan en dat je niet afhankelijk bent van halen en brengen door je moeder. Daar ben je te oud voor.
- Vrije tijd:
Je bent op een leeftijd waarin je tijd nodig hebt om met vrienden af te spreken en zelf leuke dingen te gaan doen. Je hebt hiervoor minder de tijd en mogelijkheid als je in [plaats 1] woont, dan als je in [woonplaats 2] woont. Bovendien kun je vanuit [woonplaats 2] gemakkelijker naar [woonplaats 1] reizen om daar je vrienden te zien.
De rechters hebben dezelfde beslissing gemaakt voor [minderjarige 2] .
De rechters hebben ook een beslissing gemaakt over wanneer jij en [minderjarige 2] bij jouw moeder zijn als jullie in [woonplaats 2] gaan wonen. Je bent dan elke twee weken een weekend bij jouw moeder van vrijdag na school tot zondag zeven uur ’s avonds. Daarnaast ook elke week een keertje overdag. Jouw ouders moeten met jou nog bespreken wanneer dat zal zijn. En natuurlijk ook de helft van de vakanties en de feestdagen.
De rechters begrijpen dat dit niet de beslissing is die jij wil. Jij wilt immers erg graag in [woonplaats 1] blijven wonen. De rechters hopen wel dat deze beslissing aan jou duidelijkheid geeft over waar je gaat wonen. En dat jij nu ook kan gaan nadenken over naar welke school je volgend schooljaar zal gaan.
Met vriendelijke groet,
De rechters
………………………………
Beste [minderjarige 2] ,
Op 12 februari 2025 heb jij een gesprek gehad met de rechter, mevrouw Van Triest. Je hebt toen met deze rechter gesproken over de vraag van jouw moeder om met jou en je zus te gaan verhuizen naar de woning van haar vriend in [plaats 1] in België.
De dag na jouw gesprek heeft er een zitting plaatsgevonden, waarbij deze rechter met nog twee andere rechters met jouw ouders heeft gesproken. Daarbij was ook een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De drie rechters hebben een beslissing genomen over de vraag van jouw moeder.
Jij hebt duidelijk en goed verteld dat jij graag wil dat er niets verandert en dat je dus in [woonplaats 1] kunt blijven wonen. Dit konden de rechters helaas niet beslissen.
Jouw vader woont in [woonplaats 2] en jouw moeder gaat verhuizen naar [plaats 1] . De rechters konden daarom alleen kiezen uit [plaats 1] of [woonplaats 2] voor jou.
De rechters hebben ervoor gekozen dat je bij jouw vader in [woonplaats 2] gaat wonen, wanneer jouw moeder naar [plaats 1] verhuist. De belangrijkste reden hiervoor is dat je dan in Nederland naar de middelbare school kan gaan en je niet afhankelijk wordt van halen en brengen door je moeder.
De rechters hebben dezelfde beslissing gemaakt voor [minderjarige 1] .
De rechters hebben ook een beslissing gemaakt over wanneer jij en [minderjarige 1] bij jouw moeder zijn. Je bent dan elke twee weken een weekend bij jouw moeder van vrijdag na school tot zondag zeven uur ’s avonds. Daarnaast ook elke week een keertje overdag. Jouw ouders moeten met jou nog bespreken wanneer dat zal zijn. En natuurlijk ook de helft van de vakanties en de feestdagen.
Dit is niet de beslissing zoals jij het wil, want de rechters weten dat jij het liefst in [woonplaats 1] wilde blijven wonen. De rechters hopen wel dat deze beslissing aan jou duidelijkheid geeft over waar je gaat wonen. De rechters hopen ook dat je als je bij jouw vader woont wel tijd hebt om met vrienden af te spreken en zelf leuke dingen kunt gaan doen. .
Met vriendelijke groet,
De rechters

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
wijst het verzoek van de vrouw om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verhuizen naar [plaats 1] te België af;
5.2
wijzigt de beschikking van 2 maart 2021 en bepaalt dat, als de vrouw verhuist naar [plaats 1] te België, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun hoofdverblijf zullen hebben bij de man;
5.3
bepaalt dat, in dat geval, aan de man vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in te schrijven op een school;
5.4
bepaalt dat, in dat geval, de vrouw en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdag na school tot zondag 19.00 uur, op een dag in de week (zonder overnachting) in onderling overleg te bepalen en de helft van de vakanties en feestdagen;
5.5
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
houdt de behandeling van het verzoek van de man onder VI tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan en verwijst het verzoek naar cluster familie van deze rechtbank;
5.7
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025 door mr. Van Triest, mr. Toekoen, en mr. Tempel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Verger-Maas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.