ECLI:NL:RBZWB:2025:1944

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
02-152433-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belaging en veroordeling voor mishandeling in relatie tot ex-partner

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging en mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de belaging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De rechtbank baseerde deze beslissing op verklaringen van de aangeefster, die aangaf dat er geen sprake was van stalking en dat er wederzijdse communicatie was tussen haar en de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de feiten die onder de belaging vielen niet bewezen konden worden.

Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de mishandeling van de aangeefster, die op 18 november 2022 plaatsvond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte de aangeefster bij de keel had gegrepen, wat wettig en overtuigend bewezen kon worden aan de hand van de aangifte en camerabeelden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de relationele problemen tussen de verdachte en de aangeefster, maar oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

De officier van justitie had een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren geëist, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling. De verdediging vroeg om een schuldigverklaring zonder straf of een voorwaardelijke taakstraf zonder toezicht. De rechtbank legde uiteindelijk een voorwaardelijke taakstraf op van 60 uren, met een proeftijd van twee jaar, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan de voorwaarden van de reclassering. Tevens werd de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag gelast, omdat dit niet vatbaar was voor verbeurdverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-152433-23
vonnis van de meervoudige kamer van 3 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 maart 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn ex-partner [aangeefster] heeft gestalkt en heeft mishandeld en dat hij een ringdoorbell heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alleen de onder 2 tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Voor de onder 1 en 3 tenlastegelegde feiten heeft hij gerequireerd tot vrijspraak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1 en 3 omdat daarvoor het wettige bewijs ontbreekt. Voor de onder 2 tenlastegelegde mishandeling heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak en de gronden daarvoor
Betreffende het onder 1 tenlastegelegde is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte wederrechtelijk en stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat aangeefster bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat er wel escalaties zijn geweest maar zij beiden in het hoogst van de strijd zaten en zij ook reageerde richting verdachte en ze ook over en weer appten. Uit het dossier blijkt ook anderszins dat aangeefster en verdachte over en weer berichten stuurden. Aangeefster heeft ten slotte na haar aangifte meerdere keren aangegeven dat er geen sprake was van stalking. Dit alles betekent dat verdachte van de aan hem onder 1. ten laste gelegde belaging dient te worden vrijgesproken.
Ook het onder 3 tenlastegelegde kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden omdat uit de stukken weliswaar volgt dat de ringdoorbell uit de houder op het kozijn was getrokken, maar niet dat die ringdoorbell ook daadwerkelijk was vernield, beschadigd of onbruikbaar was gemaakt. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte zijn opzet hierop was gericht.
4.3.2
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.3
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Betreffende de onder 2 tenlastegelegde mishandeling van [aangeefster] is de rechtbank op grond van de aangifte, de bevindingen van hetgeen [verbalisant] heeft gezien van het gebeuren op 18 november 2022 op camerabeelden en het bij aangeefster geconstateerde letsel zoals dat is vastgelegd op een foto in het dossier op pagina 30, van oordeel dat die mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met name door het bij aangeefster geconstateerde letsel is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte dat hij aangeefster enkel bij haar jas heeft vastgepakt, niet aannemelijk is.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
2.
op 18 november 2022 te Breda, [aangeefster] heeft mishandeld door die [aangeefster] bij de keel te grijpen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen voor de duur van 60 uren met een proeftijd van twee jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden de meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling zoals door de reclassering geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gevraagd rekening te houden met het gegeven dat verdachte zelf al hulp heeft gezocht en daarnaast ook met het tijdsverloop in deze zaak. Op grond daarvan heeft de verdediging primair gevraagd verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf en subsidiair een voorwaardelijke taakstraf op te leggen, maar dan zonder het reclasseringstoezicht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 18 november 2022 heeft verdachte zijn partner [aangeefster] mishandeld door haar bij haar keel vast te grijpen. Uit het dossier komt naar voren dat aan deze mishandeling relationele problemen tussen verdachte en [aangeefster] ten grondslag lagen. Uit het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 28 oktober 2024 blijkt dat voorafgaand aan deze mishandeling al sprake was van toenemende conflicten in de relationele sfeer.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij er altijd alles aan heeft gedaan om er voor te zorgen dat het goed zou gaan met zijn partner en hun kinderen, maar dat hij het misschien niet altijd goed heeft aangepakt. Ook heeft hij aangegeven dat inmiddels de emoties zijn gezakt en dat hij en zijn partner weer normaal met elkaar kunnen communiceren. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank ook wel bevestigd door de aanwezigheid van mevrouw [aangeefster] ter zitting ter ondersteuning van verdachte.
De reclassering heeft echter gerapporteerd dat die situatie tussen verdachte en mevrouw [aangeefster] nog onstabiel te noemen is en dat daarom de vrees dat verdachte opnieuw gewelddadig wordt richting mevrouw [aangeefster], als hoog wordt ingeschat. Om die reden komt de reclassering tot het advies om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
Ook de rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting uit hetgeen verdachte heeft verklaard, op kunnen maken dat verdachte nog worstelt met zijn relatie met [aangeefster] en de situatie omtrent hun kinderen en dat hij om die reden zelf hulp heeft gezocht. De rechtbank merkt op dat die hulpvraag vrijblijvend is en dat verdachte met de hulp die hij gezocht heeft kan stoppen zodra hij dat wil. Op grond van het advies van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat een ambulante behandeling, opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf, nodig is om het recidiverisico voldoende in te perken.
Op grond van dit alles is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf van 60 uren moet worden opgelegd als stok achter de deur. Met deze voorwaardelijke straf en een ambulante behandeling als bijzondere voorwaarde, wordt recht gedaan aan de ernst van het feit en wordt ook voldoende rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
Het uitspreken van een bewezenverklaring zonder oplegging van een straf, zoals door de verdediging verzocht, is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde, gelet op de houding van verdachte ter zitting en het feit dat hij het kwalijke van zijn handelen niet in lijkt te zien.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de het in beslag genomen geldbedrag van € 5.455,30, aangezien dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1. en 3. tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
2.
mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* verdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd, na het maken van een telefonische afspraak via 088-8041505, bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* verdachte laat zich diagnostisch onderzoeken en indien geïndiceerd behandelen door Fivoor, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na aanmelding van de toezichthouder. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* verdachte verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 5.455,30.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 april 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij in of omstreeks de periode 13 juli 2022 tot en met 21 december 2022 te Breda, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster], door:
- die [aangeefster] ongevraagd en/of tegen haar wil veelvuldig (Whatsapp-)berichten te sturen met een dwingende en/of intimiderende en/of dreigende en/of beledigende inhoud en/of strekking en/of
- zich bij de woning van die [aangeefster] op te houden en/of die [aangeefster] (bij haar werk) op te wachten en/of
- die [aangeefster] (in zijn auto) te achtervolgen en/of
- familie en/of naasten en/of vrienden van die [aangeefster] te benaderen en/of berichten te sturen en/of thuis op te zoeken en/of te bellen en/of (in zijn auto) te achtervolgen;
met het oogmerk die [aangeefster], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
(Artikel art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 18 november 2022 te Breda, althans in Nederland, [aangeefster] heeft mishandeld door die [aangeefster] bij de keel te grijpen en/of te duwen;
(Artikel art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

3.hij, op of omstreeks 21 december 2022te Breda, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ringdoorbell, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangeefster] en/of [naam] toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.(Artikel art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)