ECLI:NL:RBZWB:2025:1955

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
C/02/428301 / JE RK 24-1985
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen bij de vader

Op 23 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De minderjarigen zijn onder toezicht gesteld en verblijven momenteel bij hun vader. De kinderrechter heeft de situatie van de kinderen en de ouders beoordeeld, waarbij de ontwikkeling van de kinderen en hun welzijn voorop staan. De ouders hebben beiden doelen gesteld in hun traject, en de kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen zich goed ontwikkelen bij hun vader. De machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd van 30 januari 2025 tot 10 juni 2025, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Dit betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ouders en de betrokken instanties gehoord en heeft de belangen van de kinderen als leidraad genomen in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/428301 / JE RK 24-1985
Datum uitspraak: 23 januari 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. F.L.I. de Vleesschauwer te Terneuzen,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. L.A.E. Bregonje-Voermans te Terneuzen.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 25 november 2024;
- de brief van de GI van 16 januari 2025;
- de door mr. De Vleesschauwer tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 november 2024. Tijdens deze mondelinge behandeling zijn eveneens de verzoeken van de man in de procedure met kenmerk C/02/428799 / FA RK 24-5346 behandeld.
1.3.
Verschenen en gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 10 maart 2022 zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 10 maart 2022 tot 10 maart 2023. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 10 september 2025.
2.2.
Bij beschikking van 7 maart 2023 is een machtiging verleend om [minderjarige 2] en [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de andere ouder met gezag, te weten bij de vader, met ingang van 7 maart 2024 en tot 7 juni 2024. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 10 december 2024.
2.3.
Op basis van voornoemde machtiging wonen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij hun vader.
2.4.
Bij beschikking van 25 november 2024 is het verzoek van de GI tot het verlengen van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] verlengd tot 30 januari 2025 en is de beslissing op het restant van het verzoek aangehouden tot de mondelinge behandeling op 23 januari 2025.
2.5.
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter nog een beslissing nemen op het restant van het verzoek van de GI, te weten de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] bij hun vader te verlengen met ingang van 30 januari 2025 en tot 10 juni 2025.
De standpunten
2.6.
De GI handhaaft het restant van het verzoek. In diens brief van 16 januari 2025 bericht de GI dat het traject van Basic Trust in januari zal gaan starten. Beide ouders hebben eigen doelen gekregen waaraan ze gaan werken. De vader wil graag leren hoe hij kan laten zien dat de kinderen bij hem terecht kunnen zonder dat ze bang hoeven te zijn voor een oordeel of het gevoel hebben niet over bepaalde zaken te mogen praten. De moeder wil graag de kindsignalen leren oppikken. Ze heeft nu vaak het idee dat ze bepaalde dingen over het hoofd ziet. Het is belangrijk dat het vertrouwen van de kinderen in de moeder wordt opgebouwd. De moeder blijft het moeilijk vinden om sensitief en responsief richting de kinderen te reageren. Dit wordt ook gezien tijdens de omgangsmomenten. Allebei de kinderen geven aan dat zij geen onbegeleid contact met hun moeder willen. De GI staat achter het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen. Ook de moeder zou achter dit verzoek staan. Mocht het verzoek van de vader omtrent het hoofdverblijf niet worden toegewezen dan vindt de GI het noodzakelijk dat het restant van het verzoek omtrent de machtiging tot uithuisplaatsing wordt toegewezen zodat de plaatsing van de kinderen bij hun vader geborgd is.
2.7.
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij het niet nodig vindt dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd omdat hij het in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] vindt dat zijn verzoek tot vaststelling van het hoofdverblijf wordt toegewezen. In die situatie is een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing niet nodig.
2.8.
Moeder stemt in met de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.
2.9.
De Raad verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat hij zich kan voorstellen dat de beslissing over het hoofdverblijf van de minderjarigen wordt aangehouden in afwachting van de uitkomsten van het traject bij Basic Trust dat gaat volgen. Het is belangrijk dat er meer duidelijkheid komt over een opvoedvisie. Het is in het belang van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] noodzakelijk dat er op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid komt.
De inhoudelijke beoordeling
2.10.
Bij beschikking van 25 november 2024 is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 30 januari 2025. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij die beschikking in tijd beperkt gelet op het ingestelde hoger beroep door de moeder tegen de eerder afgegeven machtigingen tot uithuisplaatsing. Ondertussen heeft het Hof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan en zijn – kortgezegd – de machtigingen tot uithuisplaatsing bekrachtigd.
2.11.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] nog steeds noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Hiertoe overweegt de kinderrechter als volgt.
2.12.
Uit de stukken en uit hetgeen is besproken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling blijkt dat de [minderjarige 2] en [minderjarige 1] nog steeds weerstand ervaren in het contact met hun moeder. Tegelijkertijd is gebleken dat de moeder [minderjarige 2] en [minderjarige 1] weinig tot geen erkenning kan geven voor die gevoelde weerstand en ook geen inzicht toont in haar eigen rol daarin. Ondertussen verblijven [minderjarige 2] en [minderjarige 1] al meer dan een jaar bij hun vader. Er is begeleid contact met hun moeder. Het Basic Trust traject gaat in januari starten, maar er is op korte termijn nog geen zicht op een eventuele terug thuis plaatsing bij moeder. De kinderen ontwikkelen zich goed bij vader en ervaren daar rust. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing dan ook verlengen voor de resterende duur, te weten van 30 januari 2025 tot 10 juni 2025.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.13.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kunnen worden.
2.14.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De kinderrechter:
3.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de andere ouder met gezag, te weten bij de vader, met ingang van 30 januari 2025 en tot 10 juni 2025;
3.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2025 door mr. Voorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 31 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.