ECLI:NL:RBZWB:2025:1957
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. De Beer
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van het vaderschap na overlijden
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 maart 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Kalle, verzocht de rechtbank om vaststelling van het ouderschap van de heer [persoon], die recentelijk was overleden. De man was altijd in de veronderstelling dat de heer [persoon] zijn juridische vader was, maar na diens overlijden bleek dat er geen familierechtelijke relatie bestond. De man heeft diverse verklaringen overgelegd van betrokkenen die bevestigen dat de heer [persoon] zijn biologische vader is, maar er was geen DNA-bewijs beschikbaar. De moeder van de man bevestigde ook dat de heer [persoon] de biologische vader was. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 1:207 BW het vaderschap kan worden vastgesteld, ook na overlijden van de vader. Er zijn geen omstandigheden die zich verzetten tegen de vaststelling van het vaderschap. De rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen en vastgesteld dat de heer [persoon] de verwekker van de man is. De rechtbank heeft bepaald dat de juridische vader van de man op de geboorteakte moet worden vermeld, en dat de griffier een afschrift van de beschikking moet zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, na een termijn van drie maanden, indien er geen hoger beroep is ingesteld.