ECLI:NL:RBZWB:2025:1969
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) door belanghebbende B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 april 2025, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 3.729 opgelegd, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 18 oktober 2023. Tijdens de zitting op 13 januari 2025 zijn zowel de gemachtigde van belanghebbende als de inspecteur vertegenwoordigd.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, maar dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep twee jaar bedraagt, maar dat er in dit geval circa 48 maanden zijn verstreken. Dit leidt tot de toekenning van een schadevergoeding van € 2.000 aan belanghebbende.
De rechtbank oordeelt verder dat de inspecteur niet in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel door geen hertaxatie uit te voeren en dat de bewijslast voor de waardevermindering door schade bij belanghebbende ligt. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af, maar kent wel een proceskostenvergoeding toe voor het indienen van het verzoek om immateriële schadevergoeding. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.