ECLI:NL:RBZWB:2025:1976

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
C/02/430311 / JE RK 24-2341
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd, ondanks de positieve stappen die zijn gezet in het contactherstel tussen de minderjarige en haar vader. De vader woont momenteel op een Beschermd wonen-locatie en ondergaat behandelingen, wat zijn rol in de opvoeding van de minderjarige bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders nog steeds een neutrale derde nodig hebben om hen te ondersteunen in hun communicatie en omgang met elkaar. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar, tot 8 april 2026, en deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/430311 / JE RK 24-2341
Datum uitspraak: 27 februari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, gevestigd te Eindhoven,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. M.C. Buntsma te Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats],
advocaat mr. J.L.J. de Vos te Goes.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 februari 2025. Tijdens deze zitting zijn ook de nog lopende verzoeken tussen partijen in de procedure met zaak- en rekestnummer C/02/414823 / FA RK 23-4778 behandeld. In die procedure wordt een aparte beschikking opgemaakt. Bij de zitting waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.3.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 april 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 8 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI voert het volgende aan. Er is de afgelopen tijd met name gewerkt aan het contactherstel tussen [minderjarige] en haar vader. De fysieke omgang tussen [minderjarige] en haar vader is weer terug opgestart, vindt om de week plaats en duurt inmiddels twee uur. Bij deze omgang is een vaste omgangsbegeleider betrokken. De vader laat richting de omgangsbegeleider en de betrokken jeugdbeschermer een constructieve en samenwerkende houding zien. [minderjarige] vindt het fijn om haar vader weer te zien. [minderjarige] ervaart echter ook spanning voor en na de fysieke omgangsmomenten. Deze spanning is een relevant signaal om de duur en de frequentie van de omgangsmomenten te blijven monitoren. De GI heeft er nog geen zicht op of het voor de vader (in de toekomst) haalbaar is om de opvoedtaken van [minderjarige] weer gedeeltelijk op te pakken. Op dit moment voldoet de vader nog niet aan de randvoorwaarden. Zo woont hij nog op een Beschermd wonen-locatie van [ggz-instelling]. De GI heeft geen verdere actie ondernomen toen bleek dat de vader het persoonlijkheidsonderzoek dat werd opgesteld in het kader van het strafrechtelijk traject niet wilde delen. Het is niet dat de GI een persoonlijkheidsonderzoek niet relevant vindt, maar de GI geeft aan dat er ook andere manieren zijn om helder te krijgen wat in het belang van [minderjarige] is als het gaat om de relatie met haar vader. Ook de moeder laat een constructieve en samenwerkende houding zien binnen de ondertoezichtstelling. Na de start van de ondertoezichtstelling is er bij de moeder thuis een Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ) afgenomen. Uit deze ARIJ is gebleken dat het risico op toekomstige kindonveiligheid laag is. [minderjarige] groeit bij haar moeder op in een liefdevolle, stabiele en veilige omgeving waarin haar ontwikkeling wordt gestimuleerd. [minderjarige] functioneert op dit moment goed en naar behoren voor een zevenjarig kind. Vanuit school en de BSO+ komen geen zorgelijke signalen naar voren. Het is de GI nog niet gelukt om samen met de ouders te werken aan de onderlinge communicatie van de ouders. De focus lag op het contactherstel tussen de vader en [minderjarige].
4.2.
De vader kan zich vinden in een verlenging van de ondertoezichtstelling. Hij vindt het fijn dat hij [minderjarige] weer tweewekelijks kan zien en hoopt dat dit contact in de toekomst kan worden uitgebreid. Het is vooral belangrijk om te blijven kijken hoe het met [minderjarige] gaat. De vader denkt dat [minderjarige] met name ongelukjes heeft omdat ze zo’n vol programma heeft. De vader heeft het opgestelde persoonlijkheidsonderzoek niet gedeeld omdat de focus van dat onderzoek lag op de gebeurtenissen ten tijde van de brand in zijn woning. Het rapport is dan ook niet relevant als het gaat om de doelen waaraan gewerkt wordt in de ondertoezichtstelling. Hij hoopt verder dat binnen de ondertoezichtstelling kan worden gewerkt aan een verbetering van het contact dat hij met de moeder heeft, in het belang van [minderjarige].
4.3.
De moeder staat achter een verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij is tevreden over de huidige contactregeling en gunt [minderjarige] het contact met haar vader. [minderjarige] vindt het leuk om naar haar vader te gaan, maar ze heeft wel vaak ongelukjes daarna. Soms huilt ze dan ’s avonds en kan ze niet vertellen waarom. Het is belangrijk dat daar rekening mee gehouden wordt. Het belang van [minderjarige] moet voorop staan. Als het voor haar mogelijk is, mag het contact best uitgebreid worden. Op dit moment is dat in ieder geval niet haalbaar. Het is teleurstellend dat de vader het persoonlijkheidsonderzoek uiteindelijk toch niet gedeeld heeft met de GI. Uit een dergelijk onderzoek kan worden afgeleid wat de draagkracht van de vader is en dat is weer relevant voor eventuele uitbreiding van de contactmomenten. Verder moet de moeder, gezien de gebeurtenissen uit het verleden, nog een stuk vertrouwen terugwinnen. De moeder hoopt dat de GI op dit punt zelf actie zal ondernemen. Tot slot wil de moeder uiteindelijk weer zelf afspraken kunnen maken met de vader, maar op dit moment lukt dat nog niet.
4.4.
De Raad adviseert om het verzoek van de GI toe te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
5.2.
[minderjarige] wordt nog altijd in haar ontwikkeling bedreigd. Er zijn in de afgelopen periode goede stappen gezet als het gaat om het contactherstel tussen [minderjarige] en haar vader, maar het eindstation lijkt nog niet te zijn bereikt. De kinderrechter bedoelt daarmee dat nog onvoldoende duidelijk is wat de vader in de toekomst kan betekenen als het gaat om de opvoeding en zorg voor [minderjarige]. Meer specifiek gaat het dan over praktische zaken als woonruimte, maar ook over zijn mentale gezondheid. Op dit moment slikt de vader medicatie, volgt hij behandelingen en woont hij nog binnen een Beschermd wonen-locatie van [ggz-instelling]. De kinderrechter verwacht van de GI dat de GI zich komend jaar een duidelijk beeld vormt van wat mogelijk is. Hoe de GI dit aanpakt en of daarin een persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk is, laat de kinderrechter aan de GI over. Het zou goed zijn als er aandacht is voor het feit dat de moeder het vertrouwen in de vader deels verloren is als gevolg van de gebeurtenissen uit het verleden en voor wat de moeder op dat vlak nodig heeft. De ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] bestaat er ook uit dat het de ouders nog altijd niet lukt om direct met elkaar te communiceren. De kinderrechter begrijpt goed dat de GI het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader prioriteit heeft gegeven, maar hoopt dat er vanaf nu ook ruimte komt om aandacht te besteden aan de communicatie tussen ouders onderling.
5.3.
Tegen deze achtergrond is de kinderrechter van mening dat de ouders nog altijd een neutrale derde nodig hebben die regie voert en verdere ondersteuning biedt. Hulpverlening in een vrijwillig kader is dan ook nog niet aan de orde.
5.4.
Gezien de stappen die nog moeten worden gezet, vindt de kinderrechter het tot slot passend dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd voor de duur van een jaar.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 8 april 2025 en tot 8 april 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025 door mr. S.M.E. Roose, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A.N.E. Duerink-Bottinga als griffier, en op schrift gesteld op 18 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.
verzonden op [1] :

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.