In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2017. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds in haar ontwikkeling wordt bedreigd, ondanks de positieve stappen die zijn gezet in het contactherstel tussen de minderjarige en haar vader. De vader woont momenteel op een Beschermd wonen-locatie en ondergaat behandelingen, wat zijn rol in de opvoeding van de minderjarige bemoeilijkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders nog steeds een neutrale derde nodig hebben om hen te ondersteunen in hun communicatie en omgang met elkaar. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar, tot 8 april 2026, en deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.