ECLI:NL:RBZWB:2025:1997

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
24/1690
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake loonheffingen over publiekrechtelijk pensioen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die betrekking heeft op de inhouding van loonheffingen over de maanden september tot en met november 2023. De rechtbank heeft op 10 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar tegen de inhouding van loonheffingen over september 2023 terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Voor de maanden oktober en november 2023 oordeelt de rechtbank dat de inspecteur terecht het bezwaar ongegrond heeft verklaard, omdat het pensioen dat de belanghebbende ontvangt als publiekrechtelijk pensioen kwalificeert en Nederland het heffingsrecht heeft. De rechtbank wijst ook het verzoek om een dwangsom en schadevergoeding af, omdat het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak van de inspecteur blijft in stand, en de belanghebbende krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1690

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1] (Frankrijk), belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 februari 2024 dat betrekking heeft op de inhouding van loonheffingen over het tijdvak van 1 september 2023 tot en met 30 november 2023.
1.1.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de inhouding van loonheffingen over de maand september 2023 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen de inhouding van loonheffingen over de maanden oktober en november 2023 ongegrond verklaard.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. Belanghebbende is, zonder bericht, niet verschenen op de zitting.
1.3.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 31 oktober 2024 naar het adres [adres], [plaats 1] (Frankrijk), onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Aangezien uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 6 november 2024 aan belanghebbende op dit adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur het bezwaar tegen de inhouding van loonheffing over de maand september 2023 terecht niet ontvankelijk heeft verklaard en of de inspecteur terecht het bezwaar tegen de inhouding van loonheffing over de maanden oktober en november 2023 ongegrond heeft verklaard. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of recht bestaat op een dwangsom, of belanghebbende recht heeft op een schadevergoeding en of belanghebbende recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten. Zij doet de beoordeling aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar tegen de ingehouden loonheffing over de maand september 2023 terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het bezwaar tegen de inhouding van loonheffing over de maanden oktober en november 2023 terecht door de inspecteur is afgewezen Tevens oordeelt de rechtbank dat belanghebbende geen recht heeft op een dwangsom, schadevergoeding of proceskostenvergoeding. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen deze oordelen hebben.

Feiten

4. Belanghebbende ontvangt onder andere een ouderdomspensioen van Stichting pensioenfonds Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (het ABP) uit Nederland per 9 september 2023.
4.1.
Het ABP houdt per 1 september 2023 loonheffingen in bij belanghebbende.
4.2.
De inspecteur heeft met dagtekening 9 maart 2023 een door belanghebbende ingediend verzoek tot vrijstelling inhouding loonheffingen op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en Frankrijk afgewezen.
4.3.
De inspecteur ontvangt op 23 november 2023 een brief van belanghebbende. De inspecteur merkt deze brief aan als een bezwaarschrift tegen de ingehouden loonheffing bij het ABP voor de periode 1 september 2023 tot en met 30 november 2023.
4.4.
Belanghebbende heeft de inspecteur in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar. De inspecteur ontvangt de ingebrekestelling op 25 januari 2024.
4.5.
De inspecteur verklaart met dagtekening 6 februari 2024 het bezwaar niet-ontvankelijk voor de inhouding van loonbelasting voor de maand september 2023 en ongegrond voor de maanden oktober en november 2023.
4.6.
De inspecteur stelt belanghebbende in zijn brief met dagtekening 8 februari 2024 in kennis dat geen recht bestaat op een dwangsom.

Motivering

5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij recht heeft op een vrijstelling van inhouding loonheffingen. Dit betekent dat over (in ieder geval) de maanden september tot en met november 2023 onterecht loonheffingen zijn ingehouden door het ABP en hij recht heeft op een teruggave hiervan. Ook vindt belanghebbende dat naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 november 2023 [1] de heffingsbevoegdheid over het ontvangen pensioen niet aan Nederland toekomt. Belanghebbende stelt verder het niet eens te zijn met de afwijzing van het verzoek om een dwangsom. Tot slot verzoekt belanghebbende om een toekenning van een schadevergoeding voor alle ellende die is veroorzaakt door de Belastingdienst.
5.1.
De rechtbank oordeelt ten aanzien van de ingehouden loonheffingen als volgt. Met betrekking tot het geschil dat ziet op de maand september 2023, oordeelt de rechtbank dat het bezwaar door de inspecteur terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Het bezwaarschrift tegen de ingehouden loonheffingen is binnengekomen op 23 november 2023. Dit valt buiten de bezwaartermijn van 6 weken na het einde van dit loontijdvak (31 oktober 2023). Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Er kan op basis van wat belanghebbende stelt namelijk niet geconcludeerd worden dat belanghebbende niet in staat is geweest tijdig bezwaar in te dienen. Dit betekent dat het beroep op dit punt ongegrond wordt verklaard.
5.2.
Met betrekking tot de maanden oktober en november 2023 oordeelt de rechtbank als volgt. Het pensioen dat belanghebbende ontvangt kwalificeert als een publiekrechtelijk pensioen in de zin van artikel 19 van het belastingverdrag tussen Nederland en Frankrijk. Dit artikel kent het heffingsrecht toe aan Nederland. Nederland mag dus loonbelasting heffen over de pensioenuitkeringen aan belanghebbende door het ABP over de maanden oktober en november 2023. Verder is de rechtbank van oordeel dat het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 16 november 2023 [2] geen betrekking heeft op de verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen Nederland en Frankrijk omdat dit een bilateraal verdrag is. De rechtbank is van oordeel dat dit arrest voor de onderhavige zaak niet relevant is. De inspecteur heeft daarom terecht het bezwaar tegen de inhouding van loonheffing over de in de maanden oktober en november 2023 door belanghebbende ontvangen pensioenuitkeringen van het ABP ongegrond verklaart. De rechtbank verklaart het beroep van belanghebbende daarom op dit punt ook ongegrond.
5.3.
De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht de dwangsom heeft afgewezen bij beschikking. De inspecteur heeft op 25 januari 2024 de ingebrekestelling van belanghebbende ontvangen. Volgens artikel 7:10, eerste lid, Awb is de eerste dag waarover een dwangsom verschuldigd is, twee weken na de dag waarop de inspecteur de ingebrekestelling heeft ontvangen. Dit betekent dat de inspecteur uiterlijk op 8 februari 2024 een beslissing moest nemen. Vast staat dat de inspecteur op 6 februari 2024 uitspraak op bezwaar heeft gedaan. Er is daarom tijdig uitspraak gedaan en de inspecteur is dus geen dwangsom verschuldigd.
5.4.
Verder beoordeelt de rechtbank het verzoek om een schadevergoeding van belanghebbende. Op grond van het voor deze procedure nog van toepassing zijnde artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht [3] kan de belastingrechter een schadevergoeding alleen toekennen als het beroep gegrond is. Uit hetgeen is overwogen volgt dat het beroep van belanghebbende ongegrond is. Daarom zal de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een schadevergoeding afwijzen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar van de inspecteur in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep ongegrond;
-stelt vast dat de inspecteur geen dwangsom verschuldigd is;
-wijst het verzoek om een schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Panah, griffier op 4 april 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.HvJ EU 16 november 2023, ECLI:EU:C:2023:878.
2.HvJ EU 16 november 2023, ECLI:EU:C:2023:878.
3.Tekst tot 1 juli 2013. Dit wetsartikel is van toepassing op basis van overgangsrecht waarin is voorzien bij de invoering van titel 8.4 van de Awb, te weten artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten in samenhang bezien met de omstandigheid dat artikel 4:126 van de Awb nog niet in werking is getreden.