ECLI:NL:RBZWB:2025:20

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
395593 FA RK 22-1139
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bollen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nadere beschikking betreffende echtscheiding en zorgregeling in het kader van een UHA-traject

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 januari 2025 een nadere beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de zorgregeling voor hun minderjarige dochter [minderjarige 2] centraal staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UHA-traject, dat gericht was op het herstellen van contact tussen de man en [minderjarige 2], niet geslaagd is. De communicatie tussen de partijen verloopt slecht en er is al geruime tijd geen contact tussen de man en zijn dochter. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om geen contactregeling vast te leggen, omdat dit in strijd zou zijn met de belangen van [minderjarige 2], die mogelijk lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. De rechtbank heeft de verzoeken van de man tot het vaststellen van een zorgregeling afgewezen, omdat er momenteel geen ruimte is voor contact. De rechtbank heeft wel een informatieregeling goedgekeurd, waarbij de vrouw de man per kwartaal op de hoogte moet houden van belangrijke gebeurtenissen in het leven van [minderjarige 2]. De rechtbank hoopt dat de psychologische hulp die [minderjarige 2] zal ontvangen, zal bijdragen aan het herstel van contact in de toekomst. De beslissing is genomen met het oog op het welzijn van het kind, waarbij de rechtbank de belangen van [minderjarige 2] vooropstelt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/395593 FA RK 22-1139
Datum uitspraak: 7 januari 2025
Nadere beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.A.M. van Weely,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. A.J.W. Vugs.
1. Het verdere procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de op 24 januari 2023 gegeven beschikking en alle daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van Toegang [woonplaats] van 5 maart 2024 met als bijlage de eindrapportage UHA van 5 maart 2024;
- de brieven van de raad van 6 en 19 maart 2024 en de op 9 augustus 2024 ontvangen brief met als bijlage het raadsrapport van 6 augustus 2024;
- het F9-formulier van mr. Van Weely van 26 augustus 2024 en de brief van
5 december 2024 met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Vugs van 27 augustus 2024.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 11 december 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat en een tolk in de Poolse taal. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1.
In voornoemde beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en het huurrecht van de echtelijke woning toegekend aan de vrouw. Bepaald is dat de man ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw een bedrag van € 270,= per maand per kind moet voldoen. De huwelijksvermogensrechtelijke verzoeken zijn afgewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de onderlinge regelingen uit het convenant deel uitmaken van de beschikking. De ouders en hun minderjarige dochters [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn verwezen voor een (jeugd)hulptraject naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Midden-Brabant. Het loket is verzocht om, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA-rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad is voorwaardelijk verzocht onderzoek te doen naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De beslissing op de verzoeken met betrekking tot het ouderschapsplan en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zijn aangehouden.
Het UHA-traject
2.2.
Uit de voornoemde eindrapportage UHA van 5 maart 2024 blijkt dat de resultaten als genoemd in de beschikking van 24 januari 2023 niet zijn behaald. De communicatie tussen partijen verloopt slecht. Er is al langere tijd geen contact tussen de minderjarigen aan de man. De man geeft geen toestemming voor hulp door een psycholoog aan de minderjarigen.
Het advies van de Raad
2.3.
De Raad heeft vervolgens onderzoek gedaan. Het onderzoek richtte zich uitsluitend op [minderjarige 2] , omdat [minderjarige 1] op [datum] 2024 meerderjarig is geworden. De Raad adviseert in haar rapport van 6 augustus 2024 om geen contactregeling vast te leggen tussen de man en [minderjarige 2] omdat contact tussen [minderjarige 2] en haar vader op dit moment in strijd is met haar zwaarwegende belangen. Op dit moment ziet de raad geen ruimte voor contact. De Raad constateert dat [minderjarige 2] zeer duidelijk, consistent en volhardend is in haar visie geen contact met haar vader te willen hebben op dit moment. Het afdwingen van een contact tussen [minderjarige 2] en de man komt volgens de Raad nu ook niet ten goede aan de ontwikkeling van [minderjarige 2] . Zij is mogelijk getraumatiseerd en de draagkracht van [minderjarige 2] is sowieso al beperkter omdat zij een verstandelijke beperking heeft. [minderjarige 2] dient eerst psychologische hulp te krijgen. Zonder die hulp is de kans van slagen van een contactherstel nihil, aldus de Raad. De Raad acht op dit moment ruimte en rust, ook om optimaal te kunnen profiteren van de hulpverlening, daarom het meest in het belang van [minderjarige 2] .
De Raad vindt het wel belangrijk dat er een “lijntje” blijft bestaan waardoor het contact tussen [minderjarige 2] en haar vader in de toekomst kan herstellen. Het ontzeggen van het recht van vader op ieder contact met zijn dochter past naar de mening van de raad daarom niet bij deze situatie. De Raad adviseert aan vader om iets van zichzelf te laten horen op de momenten die voor [minderjarige 2] belangrijk zijn, zoals haar verjaardag, maar ook op andere momenten. Dat kan door het sturen van een kaartje of een cadeautje. Op die wijze kan/mag er wel een vorm van contact zijn vanuit vader richting [minderjarige 2] . De Raad hoopt dat doordat [minderjarige 2] nu de ruimte en rust ervaart, in combinatie met dat vader zijn betrokkenheid toont op de voor [minderjarige 2] belangrijke momenten én moeder [minderjarige 2] blijft stimuleren, er mogelijk in de (nabije) toekomst wel tot een contactherstel gekomen kan worden.
Op de mondelinge behandeling heeft de raad de man gecomplimenteerd, omdat hij stappen in de goede richting zet. Zo heeft de man de hulp van maatschappelijk werk ingeschakeld en heeft hij op de mondelinge behandeling de verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie op zich genomen. De Raad adviseert aan vader om zich te melden bij de hulpverlening die voor [minderjarige 2] ingeschakeld zal worden. Mocht tijdens de hulpverlening blijken dat bij [minderjarige 2] ruimte ontstaat voor contact met haar vader, dan kan de hulpverlener wellicht meedenken en ondersteunend zijn in dat contactherstel. Voor een beter verloop van het contact vindt de Raad het ook helpend dat de man zich inspant om beter Nederlands te (leren) spreken, omdat [minderjarige 2] nauwelijks Pools spreekt en het voor haar ingewikkeld is om de Poolse taal te leren.
Gezien de huidige leeftijd van [minderjarige 2] , acht de raad een informatieregeling waarbij vader eenmaal per kwartaal schriftelijk (per e-mail) door moeder wordt geïnformeerd over [minderjarige 2] passend. Daarnaast biedt een informatieregeling tevens de mogelijkheid aan vader om informatie over zichzelf voor [minderjarige 2] op te sturen. Moeder kan deze informatie met [minderjarige 2] delen, als zij daarvoor belangstelling heeft, ook weer omwille van het blijven bestaan van een "lijntje" tussen vader en [minderjarige 2] .
De gewijzigde verzoeken en standpunten van de vrouw
2.4.
Gezien de resultaten van het UHA-traject, het advies van de Raad en de actuele situatie, heeft de vrouw haar verzoeken gewijzigd. Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw haar oorspronkelijk primair verzoek tot opneming van het ouderschapsplan in de beschikking en - naar de rechtbank begrijpt - ook haar oorspronkelijk subsidiair verzoek tot vaststelling van een zorgregeling ingetrokken. De vrouw verzoekt nu om, in lijn met het advies van de raad, geen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te leggen. Bij [minderjarige 2] bestaat een vermoeden van PTSS als gevolg van de gebeurtenissen ten tijde van het huwelijk van partijen. [minderjarige 2] heeft vaak nachtmerries en ook paniekaanvallen. Het duurde heel lang voordat de man toestemming gaf voor het inschakelen van een psycholoog en het volgen van therapie door [minderjarige 2] . De vrouw heeft dit voorjaar ook moeten dreigen met een kort geding om toestemming van de man te krijgen om met [minderjarige 2] naar Polen te kunnen reizen. De man heeft regelmatig de telefoon van de vrouw geblokkeerd zodat communicatie niet mogelijk is.
De vrouw stemt gedeeltelijk in met de door de raad geadviseerde informatieregeling. De vrouw vindt dat het belang van [minderjarige 2] vergt dat de man door haar wordt geïnformeerd over gewichtige aangelegenheden op het moment dat deze aangelegenheden zich voordoen. Ook uit de vrouw bezwaren tegen het periodiek opsturen van een actuele foto van [minderjarige 2] , omdat [minderjarige 2] niet graag gefotografeerd wordt.
De gewijzigde verzoeken en standpunten van de man
2.5.
Ook de man heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoeken gewijzigd. Zo heeft hij zijn verzoek tot vernietiging van het ouderschapsplan van 22 november 2021 en van de overeenkomsten van 17 januari 2022 en 18 januari 2022, ingetrokken, net als – naar de rechtbank begrijpt – zijn oorspronkelijk verzoek tot vaststelling van een regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken waarbij de kinderen om het weekend bij hem zijn alsmede de helft van de vakanties en bijzondere feestdagen.
De man verzoekt nu te bepalen dat stapsgewijs en binnen een halfjaar wordt toegewerkt naar een begeleide omgang (door een professional) tussen hem en [minderjarige 2] . De man is teleurgesteld in het advies van de Raad, omdat het feitelijk een impliciete ontzegging van het contact tussen hem en zijn dochters betreft. De man acht dit advies niet juist en in strijd met artikelen 1:377a Burgerlijk Wetboek, 6 en art. 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 9 lid 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De man wil gewoon graag een goede vader zijn voor zijn kinderen en een nieuwe start maken na de vervelende periode die partijen als gezin hebben meegemaakt. De man wenst van de rechtbank een kader te krijgen voor herstel van contact. [minderjarige 2] heeft geen goed beeld van hem en juist een gebrek aan contact laat dit beeld in stand. De man verwacht dat contact met [minderjarige 2] , zonder moeder, de enige manier is om haar weerstand/eventuele angsten weg te nemen.
De man verzoekt verder om de vrouw een informatieverplichting op te leggen, in lijn met het advies van de raad. Er is geen reden om de informatieverplichting te beperken zoals de vrouw wenst. Het is van belang dat de man kan aansluiten bij de leefwereld van [minderjarige 2] als er weer contact gaat komen.
Het oordeel van de rechtbank
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Sinds december 2022 is er tussen de man en [minderjarige 2] geen contact meer geweest. Uit de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling concludeert de rechtbank dat [minderjarige 2] op dit moment volledig “op slot” zit en en dat er voor haar geen enkele ruimte is om met de man in contact te komen. Er bestaat een vermoeden van de aanwezigheid van een posttraumatische-stressstoornis, mogelijk tengevolge van het feit dat zij diverse malen getuige is geweest van ruzies (verbale en fysieke agressie/geweld) tussen haar ouders. Eerst zal dit onderliggende probleem moeten worden aangepakt, alvorens gekeken kan worden hoe er weer ruimte kan komen voor contact tussen de man en [minderjarige 2] .
Partijen zijn het er inmiddels over eens dat voor [minderjarige 2] psychologische hulp ingeschakeld wordt en ook de man verleent hiervoor nu toestemming. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat op 17 december 2024 een hernieuwd intake-gesprek plaatsvindt en dat [minderjarige 2] vervolgens ook moet instemmen met de hulpverlening. Er is bovendien een wachttijd voordat de hulpverlening daadwerkelijk kan beginnen. Naar verwachting zal omstreeks februari/maart 2025 de hulpverlening aan [minderjarige 2] van start kunnen gaan. De rechtbank hoopt dat de hulp eraan zal bijdrage dat de belemmeringen die [minderjarige 2] ten aanzien van (het aangaan van contact met) haar vader ervaart, worden weggenomen of in ieder geval zodanig worden verminderd dat er bij haar ruimte ontstaat voor contactherstel. Eerst op dat moment kan er, aanvankelijk met de hulp van professionals, toegewerkt kunnen worden naar contact tussen de man en [minderjarige 2] .
Op dit moment is die ruimte er niet en bovendien is onduidelijk of en op welk moment de bij [minderjarige 2] bestaande belemmering, weggenomen zal kunnen worden. Met deze stand van zaken ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek van de man af te wijzen. Dat betekent dat er geen zorgregeling betreffende [minderjarige 2] geldt, en de man geen aandeel heeft in de verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] . Dit oordeel is verdrietig, omdat de rechtbank [minderjarige 2] gunt dat zij een prettig en vrij contact met haar beide ouders heeft. Helaas ziet de rechtbank in de gegeven omstandigheden daar nu geen mogelijkheden meer voor. Hopelijk geeft juist het beëindigen van de juridische procedure met deze beslissing rust en ruimte, ook voor [minderjarige 2] .
De rechtbank onderschrijft het advies van de raad aan de man om zich te melden bij de hulpverlener van [minderjarige 2] . Indien er bij [minderjarige 2] op enig moment ruimte voor contact zal ontstaan, kunnen alle partijen door de hulpverlening in het verloop van dat proces worden ondersteund. Ook onderschrijft de rechtbank het advies van de raad aan de man om, vanuit zijn positie als vader op afstand, toch bij [minderjarige 2] aangesloten te blijven door haar een kaartje of een cadeautje te sturen op voor [minderjarige 2] bijzondere dagen, zoals met Kerstmis of op haar verjaardag. De rechtbank vindt het positief dat de man momenteel hulp krijgt van het maatschappelijk werk, die hem kan ondersteunen bij het sturen van berichten aan [minderjarige 2] en ook met het leggen en onderhouden van contact met de bij [minderjarige 2] betrokken hulpverlening.
2.7.
De door de man verzochte informatieregeling zal de rechtbank toewijzen als na te melden. Zoals door de raad is toegelicht op de mondelinge behandeling is het in het belang van [minderjarige 2] dat de man door de vrouw zal worden voorzien van voldoende informatie over [minderjarige 2] zodat er een lijntje blijft tussen de man en [minderjarige 2] en hij enigszins kan aansluiten bij haar leefwereld. Daarbij is ook besproken dat de informatie van de vrouw aan de man kort, vriendelijk en informatief dient te zijn. De rechtbank ziet in de door haar overgelegde stukken dat de vrouw haar best doet om de man van informatie te voorzien, en dat de toon van de berichten neutraal is, maar het zou voor de man helpend zijn wanneer hij iets meer concrete informatie over [minderjarige 2] , als dan niet in de vorm van een kort verhaaltje, zou ontvangen. De rechtbank zal bepalen dat de informatie door de vrouw minimaal eenmaal per kwartaal aan de man verstrekt dient te worden en daarbij zoveel vaker als de omstandigheden daartoe zich voordoen. Ook dient de vrouw minimaal eenmaal per half jaar een zo duidelijk mogelijke actuele foto van [minderjarige 2] aan de man te zenden. Van de man wordt verwacht dat hij niet inhoudelijk zal reageren op de door de vrouw verstrekte informatie, maar het staat hem wel vrij om, als hij bepaalde informatie over [minderjarige 2] mist, daarover vragen te stellen aan de vrouw, die deze dan zal beantwoorden.
Brief aan [minderjarige 2]
2.8.
De kinderrechter licht de beslissing in een afzonderlijke brief toe aan [minderjarige 2] . Deze brief wordt gelijktijdig met de beschikking verzonden. De inhoud van die brief luidt als volgt.
“Beste [minderjarige 2] ,
De kinderrechter heeft gelezen dat jij je papa niet meer wil zien. De kinderrechter heeft goed naar jou en naar alle anderen geluisterd. Iedereen vindt het heel belangrijk dat er rust komt voor jou. De kinderrechter heeft daarom beslist dat je niet tegen je zin naar je papa hoeft te gaan. De kinderrechter vindt het belangrijk dat je nu hulp krijgt, zodat je geen nare gedachten en dromen meer hebt. Dat vinden je mama en je papa ook belangrijk. De kinderrechter heeft op die manier gezien dat mama en papa allebei willen wat het beste is voor jou.
De kinderrechter vindt het belangrijk dat je weet dat je vader veel om jou geeft en geïnteresseerd is in jou. De kinderrechter vindt het daarom een goed idee dat je papa laat zien dat hij aan je denkt door jou bijvoorbeeld af en toe een kaartje of een cadeautje te sturen.
Mama zal ervoor zorgen dat papa weet hoe het met jou gaat.
De kinderrechter hoopt dat er nu rust komt voor jou en dat je goed geholpen zult worden, zodat je onbezorgd verder kunt leven.
Met vriendelijke groet,
De griffier”

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de vrouw de man per e-mail eenmaal per kwartaal informeert over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de minderjarige [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2010, waarbij onder meer informatie wordt verstrekt over haar schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, onder overlegging van kopieën van schoolrapporten, waarbij eenmaal per half jaar een goedgelijkende foto van de minderjarige wordt meegestuurd, en dat de vrouw de man daarnaast op de hoogte stelt van gewichtige aangelegenheden over [minderjarige 2] op het moment dat deze aangelegenheden zich voordoen een en ander met inachtneming van hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 2.7.;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen, en, in tegenwoordigheid van mr. Deveneijns, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.