ECLI:NL:RBZWB:2025:2002

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
23/11567
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en belastingrentebeschikking voor werkzaamheden verricht in Tanzania

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 november 2023. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.493, inclusief een bedrag van € 726 aan belastingrente. Het bezwaar van belanghebbende werd door de inspecteur afgewezen, waarna belanghebbende beroep aantekende. Tijdens de zitting op 10 januari 2025 was belanghebbende niet aanwezig, maar de rechtbank oordeelde dat hij correct was uitgenodigd.

De rechtbank beoordeelt of de navorderingsaanslag en de belastingrentebeschikking terecht zijn opgelegd. Belanghebbende had in 2018 op 6 dagen in Nederland werkzaamheden verricht voor de [stichting] International, terwijl de inspecteur uitging van 7 dagen. De rechtbank concludeert dat de navorderingsaanslag te hoog was, omdat de inspecteur een te hoog bedrag aan loon had betrokken bij de Nederlandse inkomstenbelasting. De rechtbank vermindert het belastbaar inkomen uit werk en woning tot € 43.056 en past de belastingrentebeschikking dienovereenkomstig aan.

De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en verklaart het beroep gegrond. Belanghebbende komt in aanmerking voor vergoeding van het griffierecht, maar heeft geen verzoek gedaan om een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11567

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 november 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting (IB) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.493 opgelegd. Bij de navorderingsaanslag heeft de inspecteur tevens een bedrag van € 726 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende afgewezen.
1.3.
De rechtbank heeft beroep op 10 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur mr. [inspecteur 1], mr. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] deelgenomen. Namens belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand ter zitting verschenen.
1.4.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 31 oktober 2024 naar het adres [adres], [plaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Aangezien uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 1 november 2024 aan belanghebbende op dit adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de navorderingsaanslag en de belastingrentebeschikking niet tot de hoge bedragen aan belanghebbende heeft opgelegd. In dat kader beoordeelt de rechtbank of een gedeelte van het loon dat belanghebbende heeft ontvangen van [stichting] International terecht in de Nederlandse heffing van inkomstenbelasting is betrokken. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat de navorderingsaanslag en de belastingrentebeschikking terecht zijn opgelegd omdat het ontvangen loon door belanghebbende vanuit de [stichting] International aan Nederlandse inkomstenbelasting is onderworpen voor zover het loon toerekenbaar is aan in Nederland gewerkte dagen. De rechtbank is wel van oordeel dat de navorderingsaanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd omdat de inspecteur is uitgegaan van een gedeelte van het loon dat ziet op 7 Nederlandse werkdagen in plaats van 6 Nederlandse werkdagen, waardoor een te hoog bedrag aan loon in de Nederlandse inkomstenbelasting is betrokken. Dat betekent dat de navorderingsaanslag moet worden verminderd.
3.1.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft van 24 september 2004 tot 17 augustus 2021 in Tanzania gewoond en was gedurende deze periode buitenlands belastingplichtig in Nederland
4.1.
Belanghebbende heeft in het jaar 2018 op 6 dagen in Nederland werkzaamheden verricht in het kader van een dienstbetrekking met de Nederlandse [stichting] International.
4.2.
Belanghebbende genoot in het jaar 2018 inkomsten uit Nederland, waaronder, naast een AOW- en pensioenuitkeringen, een loon van de [stichting] International van € 104.868.
4.3.
De inspecteur heeft gesteld dat het loon dat belanghebbende heeft ontvangen van de [stichting] International geacht wordt te zijn onderworpen (juridisch, niet feitelijk) aan een belasting naar het inkomen geheven door Tanzania [1] .
4.4.
Belanghebbende heeft op 26 mei 2020 aangifte IB/PVV 2018 gedaan naar een belastbaar inkomen van nihil.
4.5.
De aanslag IB/PVV 2018 is met dagtekening 23 juli 2020 geautomatiseerd vastgesteld conform de ingediende aangifte van belanghebbende.
4.6.
In de navorderingsaanslag IB/PVV 2018 is een bedrag aan belastbaar loon ter zake van het in Nederland verricht hebben van arbeid begrepen. Het totale loon van [stichting] International over het jaar 2018 bedraagt € 104.868. De inspecteur heeft gesteld dat belanghebbende op 7 van de in totaal 240 werkdagen werkzaamheden in Nederland heeft verricht. Op grond van een tijdsevenredige toerekening, is het loon toerekenbaar aan Nederlandse werkdagen van [stichting] International vastgesteld op € 3.058.

Motivering

5. Belanghebbende stelt dat het niet kan dat hij als niet-ingezetene, onderworpen aan Tanzaniaanse belastingwetgeving, werkend voor een Tanzaniaanse organisatie en uitgezonden door een Tanzaniaanse werkgever in Nederland inkomstenbelasting moet betalen over het loon toerekenbaar aan zijn werkzaamheden verricht in Nederland.
5.1.
De inspecteur stelt dat het loon toerekenbaar aan de dagen dat belanghebbende werkzaamheden heeft verricht in Nederland, € 3.058 over het jaar 2018, terecht in de inkomstenbelasting is betrokken.
5.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 7.2, tweede lid, letter b van de Wet IB volgt dat het belastbaar loon ter zake van het in Nederland verrichten van werkzaamheden inkomen uit werk en woning in Nederland is. Aangezien er geen belastingverdrag van toepassing is tussen Nederland en Tanzania, wordt de nationale wetgeving niet door een verdrag terzijde geschoven. Vast staat dat belanghebbende in 2018 werkzaamheden in Nederland heeft verricht ten behoeve van [stichting] International. Het loon van belanghebbende toerekenbaar aan deze werkzaamheden is daarom aan de Nederlandse inkomstenbelasting onderworpen..
5.3.
In het verweerschrift heeft de inspecteur gesteld dat belanghebbende in 2018 slechts op 6 dagen werkzaamheden in Nederland heeft verricht. De rechtbank is daarom van oordeel dat het loon toerekenbaar aan in Nederland verrichte werkzaamheden voor de [stichting] International over het jaar 2018 tot een te hoog bedrag is vastgesteld in de navorderingsaanslag. De rechtbank berekent op basis van tijdsevenredigheid het loon toerekenbaar aan in Nederland verrichte werkzaamheden op € 2.621 [2] . Het belastbaar inkomen uit werk en woning dient daarom verminderd te worden met een bedrag van € 437. En vastgesteld te worden op een bedrag van € 43.056.
5.4.
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. Hetgeen is overwogen dient evenwel te leiden tot een dienovereenkomstige vermindering van de in rekening gebrachte belastingrente.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar. Omdat het beroep gegrond is, komt belanghebbende in aanmerking voor vergoeding van het griffierecht. Belanghebbende heeft niet verzocht om een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB voor het jaar 2018 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 43.056 en vermindert de bijbehorende belastingrentebeschikking dienovereenkomstig;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Panah, griffier op 4 april 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft pas uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [3]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie artikel 7.2, zevende lid, van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (de Wet IB).
2.6 Nederlandse werkdagen / 240 totaal aantal werkdagen * loon van € 104.868.
3.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR.