ECLI:NL:RBZWB:2025:2003
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een conserverende aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot een pensioenaanspraak bij het ABP na emigratie
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 9 november 2023 beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2020 een conserverende aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, met een waarde van € 643.234 voor de pensioenaanspraak bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Gelijktijdig werd er een revisierente van € 128.646 in rekening gebracht. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2025 behandeld, waarbij belanghebbende digitaal deelnam aan de zitting.
De rechtbank oordeelt dat de conserverende aanslag terecht is opgelegd, maar tot een te hoog bedrag. De inspecteur heeft ter zitting aangegeven dat de aanslag met 7% verlaagd zal worden, wat neerkomt op een vermindering van € 45.026. De rechtbank concludeert dat de inspecteur geen algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden, ondanks de stellingen van belanghebbende over schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en vermindert de conserverende aanslag en de revisierentebeschikking overeenkomstig de vermindering van de aanslag. Tevens moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.