6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst en omstandigheden van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een straatroof op [benadeelde] . Onder bedreiging van een mes heeft [benadeelde] zijn jas en muts af moeten geven.
Dit gewelddadige incident heeft plaatsgevonden in de avond op een pannaveldje in een openbaar park. Een plek waar jongeren op een sportieve en veilige manier samen zouden moeten kunnen komen.
Verdachte en medeverdachten hebben met hun handelen ernstig inbreuk gemaakt op het vertrouwen van [benadeelde] en zijn gevoel van veiligheid. Uit de aangifte volgt dat [benadeelde] bang was dat de daders hem iets aan zouden doen en uit de slachtofferverklaring volgt dat deze angst er nog steeds is. De rechtbank neemt verdachte zijn handelen zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte op 5 maart 2024 een strafbeschikking heeft gekregen voor een overtreding, maar verder niet eerder is veroordeeld.
Uit het rapport van de Raad van 19 maart 2025 volgt onder meer dat er verschillende zorgen naar voren komen. Het baart de Raad zorgen dat verdachte in meldingen voorkomt van incidenten waar geweld of dreiging met geweld een rol heeft gespeeld. Er zijn zorgen over de mate waarin groepsdruk verdachte beïnvloedt, dat hij geen openheid geeft over zijn gedachten en zijn sociale netwerk en zorgen over onverwerkt trauma. Dit vergroot het risico op recidive. [stichting] is reeds betrokken en probeert onder andere om samen met de verdachte te werken aan de (trauma gerelateerde) problematiek. De Raad acht het van belang dat dit proces ongestoord kan worden voortgezet nu de verwachting bestaat dat dit zal bijdragen aan het terugdringen van negatief gedrag en dus recidive. Ook begeleiding van de jeugdreclassering acht de Raad noodzakelijk. Verdachte heeft strikte kaders nodig. Om aan verdachte duidelijk te maken dat zijn gedrag ongeoorloofd is en consequenties heeft adviseert de Raad om aan verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke werkstraf. De Raad adviseert hierbij als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte:
* verplicht behandeling volgt voor zijn agressieproblematiek, zolang de behandelaar(s) of de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;
* verplicht behandeling volgt voor een eventueel onderliggend trauma, conform het behandelplan van Inara (of een soortgelijke instelling), zolang de behandelaar(s) of de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht(en);
* inzage geeft in zijn sociale netwerk aan de betrokken jeugdreclassering en/of door de jeugdreclassering aangewezen hulpverlening;
* verplicht wordt om zijn medewerking te verlenen aan (ambulante) begeleiding vanuit [stichting] , zolang de behandelaar(s) of de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht(en);
* zal meewerken aan, en zich positief inzetten voor, het vinden en behouden van onderwijs / een positieve dagbesteding en vrijetijdsbesteding;
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 2] 2008 te [plaats 1] ( [land] );
- [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag 3] 2009 te [plaats 2] ( [land] );
- [benadeelde] , geboren op [geboortedag 4] 2008 te [plaats 3] , zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht (behalve wanneer dit in het kader van een bemiddelingsgesprek wordt georganiseerd);
waarbij aan de Gecertificeerde Instelling, te weten Jeugdreclassering Brabant te Etten-Leur, de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden.
De strafoplegging
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon van verdachte. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank hierbij mee dat verdachten een mes hebben gebruikt en dat er sprake was van een plan van de groep waarvan verdachte deel uitmaakte. In het voordeel van de verdachte neemt de rechtbank zijn strafblad mee, waaruit blijkt dat behalve een opgelegde strafbeschikking, niet eerder is veroordeeld.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat zij gelet op de ernst van het feit niet anders kan dan overgaan tot het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke jeugddetentie van dertig dagen met een proeftijd van twee jaren passend en geboden is. Een voorwaardelijke jeugddetentie is nodig om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om begeleiding van de jeugdreclassering mogelijk te maken. De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad opleggen met uitzondering van een contactverbod met de medeverdachten. In de zaken van de medeverdachten is dit namelijk niet geadviseerd en niet opgelegd. In het geval verdachte als enige een contactverbod opgelegd zou krijgen, dan is dit om die reden lastig uitvoerbaar. Bovendien ziet de rechtbank de noodzaak niet (meer) gelet op het tijdsverloop. Wel volgt de rechtbank het advies om een contactverbod met [benadeelde] op te leggen. Dit mede gelet op de wens van [benadeelde] en uiteraard het advies van de Raad.
Omdat het belangrijk is dat de verdachte de gevolgen van zijn handelen ervaart en om hem die te laten voelen, legt de rechtbank naast een voorwaardelijke jeugddetentie ook een
onvoorwaardelijke werkstraf op van 80 uren, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie, indien verdachte deze straf niet of niet goed uitvoert.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.