Bijlage
Subsidieregeling ESF 2014-2020
Artikel 1 (Definities), voor zover relevant:
In deze regeling wordt verstaan onder:
‘Adviseur investeringsprioriteit B’: een natuurlijk persoon, niet zijnde een werknemer van de subsidieaanvrager, die in het kader van de uitoefening van zijn beroep of bedrijf als adviseur werkzaam is op het gebied van duurzame inzetbaarheid.
Artikel 4 (Aard van de projecten):
1. De minister verleent met inachtneming van deze regeling en onder het voorbehoud, bedoeld in artikel 65, eerste lid, van de Verordening (EU) nr. 1303/2013 subsidie ten behoeve van projecten op het gebied van:
bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede en discriminatie, nader uitgewerkt in de hoofdstukken I tot en met III in het kader van investeringsprioriteit A in bijlage 1, behorende bij deze regeling;
bevordering van sociale innovatie en transnationale samenwerking, nader uitgewerkt in hoofdstuk IV in het kader van investeringsprioriteit A in bijlage 1, behorende bij deze regeling;
bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit, nader uitgewerkt in de hoofdstukken V en Va in het kader van investeringsprioriteit B in bijlage 1, behorende bij deze regeling;
bevordering van duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid en ondersteuning van arbeidsmobiliteit, nader uitgewerkt in hoofdstuk VI in het kader van investeringsprioriteit C in bijlage 1, behorende bij deze regeling;
bevordering van het crisisherstel in de context van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van een groen, digitaal en veerkrachtig herstel van de economie, nader uitgewerkt in bijlage 1a in het kader van investeringsprioriteit D, behorende bij deze regeling.
2. De hoofdstukken, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b, c en d, en bijlage 1a, bevatten nadere regels in het verlengde van en met inachtneming van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1304/2013.
Artikel 12 (Subsidiabele kosten):
1. Ter uitvoering van de subsidiabele activiteiten van het project, vermeld in bijlage 1 of bijlage 1a, komen voor subsidiëring de volgende kostensoorten in aanmerking:
externe kosten;
directe loonkosten voor zover deze berekend zijn op basis van het aantal werkelijk gerealiseerde uren tegen een individueel berekend tarief op basis van het brutoloon, vermeerderd met een opslag van 32% van het brutoloon en waarbij het aantal werkbare uren per jaar is gesteld op 1.720 bij een voltijds dienstverband;
plaatsingssubsidies.
2. Ten behoeve van het beheer van het project komen voor subsidiëring uitsluitend de volgende kostensoorten in aanmerking:
externe kosten voor projectcoördinatie en -administratie;
directe loonkosten projectcoördinatie en -administratie voor zover deze berekend zijn op basis van het aantal werkelijk gerealiseerde uren tegen een individueel berekend tarief op basis van het brutoloon, vermeerderd met een opslag van 32% en waarbij het aantal werkbare uren per jaar is gesteld op 1.720 bij een voltijds dienstverband.
3. De directe loonkosten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en het tweede lid, onderdeel b, worden verhoogd met een opslag van 40% ter dekking van de overige subsidiabele kosten van het subproject.
4. Indien een medewerker op basis van een percentage van zijn arbeidstijd wordt ingezet voor uitsluitend projectactiviteiten, wordt ten hoogste 83% van dat percentage opgenomen in de financiële administratie.
5. Per subproject kan maximaal één kostensoort als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, b en c worden verantwoord.
6. Per project kan maximaal één kostensoort als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a en b worden verantwoord.
7. De in het tweede lid genoemde externe kosten van projectcoördinatie en -administratie of de directe loonkosten van projectcoördinatie en -administratie inclusief de in het derde lid genoemde opslag hierop, bedragen maximaal 10% van het totaal van de subsidiabele kosten, genoemd in het eerste lid, onderdeel a en b, inclusief de in het derde lid genoemde opslag, en onderdeel c.
8. In afwijking van het eerste en tweede lid zijn kosten gemaakt door verbonden organisaties slechts subsidiabel op basis van directe loonkosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of directe loonkosten projectcoördinatie en -administratie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.
9. Onder een verbonden organisatie als bedoeld in het achtste lid wordt verstaan een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie:
waarop de subsidieontvanger, dan wel een bij het project betrokken partij, direct of indirect een overheersende invloed kan uitoefenen;
die direct of indirect een overheersende invloed op de subsidieontvanger, dan wel op een bij het project betrokken partij, kan uitoefenen; of
die, tezamen met de subsidieontvanger, dan wel met een bij het project betrokken partij, direct of indirect onderworpen is aan de overheersende invloed van een andere organisatie uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of op haar van toepassing zijnde voorschriften.
10. Overheersende invloed als bedoeld in het negende lid wordt vermoed, indien een organisatie direct of indirect, ten opzichte van een andere organisatie:
de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de organisatie bezit;
over de meerderheid van de stemmen beschikt die aan de door de organisatie uitgegeven aandelen zijn verbonden; of
meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de organisatie kan benoemen.
11. De kosten, bedoeld in het eerste en tweede lid, zijn daadwerkelijk gemaakt en betaald, waarbij de kosten ten laste van het project zijn gebleven en rechtstreeks aan de uitvoering of het beheer van het project zijn toe te rekenen.
11. Onverminderd de subsidievormen, genoemd in het eerste lid, komen de volgende kostensoorten tevens voor subsidiëring in aanmerking:
standaardschalen van eenheidskosten;
lump sums;
forfaitaire financiering, bepaald door een percentage toe te passen op een of meer gedefinieerde categorieën kosten.
13. De minister stelt ambtshalve vast welke subsidievorm, bedoeld in het eerste of twaalfde lid, wordt toegepast, alsmede in hoeverre een eventuele combinatie van deze subsidievormen mogelijk is.
Artikel 13 (Niet-subsidiabele kosten):
Niet voor subsidiering komen in aanmerking:
onredelijk of niet noodzakelijk gemaakte kosten voor uitvoering van het project of een onderdeel daarvan;
kosten van het project die qua prijsniveau niet in een redelijke verhouding staan tot de overeengekomen prestaties of hetgeen gebruikelijk is;
loonkosten van een persoon die werkzaam is in een dienstbetrekking op grond van de Wet sociale werkvoorziening;
loonverletkosten;
kosten gemaakt buiten de projectperiode, die benoemd is in de beschikking tot verlening, met uitzondering van kosten voor de directe loonkosten projectcoördinatie en -administratie en de externe kosten projectcoördinatie en -administratie ten behoeve van het opstellen van de einddeclaratie tot aan het moment van indienen van het verzoek tot vaststelling.
kosten die reeds uit anderen hoofde worden gefinancierd ten laste van Europese subsidieprogramma’s;
dezelfde kosten die reeds uit hoofde van nationale subsidieprogramma’s worden gefinancierd zodanig dat de totale financiering van de subsidiabele kosten meer dan 100% bedraagt.
Artikel 15 (Administratievoorschriften)
De subsidieontvanger houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de uitvoering van het project en de in verband daarmee gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten. Deze administratie bestaat uit een projectadministratie, waaronder voor zover van toepassing een deelnemersadministratie, en een financiële administratie waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en ten behoeve van de vaststelling van de subsidiabiliteit zijn te verifiëren met bewijsstukken.
De volledige administratie is per project voor controle beschikbaar op één voor de subsidieontvanger vrij toegankelijke locatie.
De projectadministratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers dan wel in termen van geleverde producten of diensten.
De financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, de gerealiseerde opbrengsten en de wijze waarop deze kosten en opbrengsten aan het project worden toegerekend.
De deelnemersadministratie bevat het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project, geeft inzicht in de subsidiabiliteit van de individuele deelnemer zelf en de verrichte activiteiten en behaalde resultaten per individuele deelnemer.
Subsidieontvanger verstrekt desgevraagd aan door de minister dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen instanties inzage in of informatie uit de administratie. Tevens verstrekt hij de voornoemde instanties desgevraagd informatie over de projecten die voor monitoring en evaluatiedoeleinden gebruikt kunnen worden
Bijlage I van de Subsidieregeling ESF 2014-2020
1. Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel de bevordering van duurzame inzetbaarheid van werkenden door:
het verkrijgen van advies met een implementatieplan; of
het verkrijgen van begeleiding bij de implementatie van een advies, waaronder het in dialoog met de werkenden aanpassen van de organisatie van het werk.
2. Een project als bedoeld in het eerste lid is gericht op:
het bevorderen van gezond en veilig werken, waaronder een gezondere leefstijl het terugdringen van werkstress en ongewenst gedrag in de werksfeer;
het bevorderen van een leercultuur voor werkenden, waaronder het erkennen van niet-bedrijfsspecifieke kennis en vaardigheden;
het stimuleren van interne mobiliteit van werkenden, het anticiperen op individuele ambities en ontwikkelmogelijkheden en het begeleiden van werknemers naar ondernemerschap; of
het bevorderen van een flexibele werkcultuur, waaronder het invoeren van flexibel arbeidstijdenmanagement.
Artikel B6 (Specifieke eisen):
Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:
Het project past binnen het in artikel B4 omschreven doel, een toelichting bevat op de relevantie voor de aanvrager en een advies met implementatieplan oplevert of een verslag van de implementatie van een advies gericht op een van de thema’s of activiteiten uit artikel B4;
Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie tevens wordt aangetoond dat de aanvrager op het moment dat de projectactiviteiten werden uitgevoerd tenminste twee werknemers in dienst had;
De subsidiabele kosten worden gemaakt in een door de minister aangewezen periode. Deze periode start de dag na dagtekening van het besluit tot verlening van de subsidie en eindigt ten hoogste twaalf maanden daarna;
De aanvraag wordt voorzien van een projectbeschrijving, die bestaat uit een probleemanalyse, de concretisering van activiteiten die worden opgevoerd, het beoogde resultaat en de wijze waarop medewerkers worden betrokken bij het project;
De werkenden actief worden geïnformeerd over en betrokken bij de planvorming, implementatie en evaluatie van het project, en de wijze waarop dit is gebeurd wordt weergegeven in het advies met implementatieplan dan wel in het verslag van de begeleiding bij de implementatie van een advies;
Per adviseur investeringsprioriteit B twee referenties worden ingediend, afkomstig van twee verschillende opdrachtgevers. Deze hebben betrekking op de relevante kennis en ervaring van de beoogde adviseur investeringsprioriteit B op het terrein van duurzame inzetbaarheid. Ter vervanging van bovengenoemde twee referenties per adviseur investeringsprioriteit B, kan er ook één referentie van een O&O-fonds worden ingediend. Geen referentie hoeft te worden ingediend wanneer wordt aangetoond dat de beoogde adviseur investeringsprioriteit B in dienst is bij een O&O-fonds, dan wel een deskundige is als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit of als bedrijfsarts is ingeschreven in een erkend specialistenregister als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;
voor het project ten minste € 12.000,– aan subsidiabele kosten zijn begroot.
Artikel B8 (Subsidiabele kosten):
In afwijking van artikel 12 komen slechts voor subsidie in aanmerking de kosten van de door de adviseur investeringsprioriteit B werkelijk gerealiseerde uren voor ten minste een van de onderstaande activiteiten, aantoonbaar gericht op een of meer thema’s of activiteiten uit artikel B4:
het opstellen van een advies met implementatieplan;
het begeleiden bij het implementeren van een advies.
Artikel B8a (Niet-subsidiabele kosten):
Niet voor subsidiëring komen in aanmerking:
procesverbetering, met uitzondering van de activiteiten, bedoeld in artikel B4, tweede lid;
scholing;
technische innovatie;
activiteiten die plaatsvinden in het kader van een wettelijke verplichting;
n advies of begeleiding bij de implementatie van een advies, niet zijnde door de adviseur duidelijk toegesneden op de aanvrager en de werkenden middels maatwerk.
Artikel B10 (Einddeclaratie en subsidievaststelling):
In afwijking van artikel 18, eerste lid, dient de subsidieontvanger binnen zes weken na beëindiging van het project, een verzoek tot vaststelling in bij de minister.
Het maximale subsidiepercentage bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt vastgesteld op 0% indien bij het indienen, dan wel na het controleren van de einddeclaratie respectievelijk na overig onderzoek door daartoe bevoegde instanties, blijkt dat minder dan € 12.000,– aan subsidiabele kosten is gerealiseerd.
Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt opgenomen:
een vermelding van het aantal actief betrokken werknemers en zelfstandigen zonder personeel;
het door de adviseur investeringsprioriteit B opgestelde advies met implementatieplan of een verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies;
de bijlage met berekening van de subsidiabele kosten, de factuur of facturen van de adviseur investeringsprioriteit B met urenspecificatie op dagniveau en de bijbehorende algemeen aanvaarde betalingsbewijzen.
3. In het advies of het verslag, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt vermeld:
het projectnummer, de naam van het bedrijf en het bedrijfslogo;
de naam van de adviseur investeringsprioriteit B;
de aanleiding voor de subsidieaanvraag;
op welk thema of activiteit het project gericht is geweest;
welke activiteiten in het kader van het project zijn uitgevoerd en voor welke doelgroep;
op welke wijze de activiteiten hebben plaatsgevonden voor welke doelgroep en welke instrumenten zijn ingezet;
de inhoudelijke opbrengsten en conclusies van het project en in hoeverre de beoogde doelstellingen zijn bereikt op het gebied van duurzame inzetbaarheid van de betrokken werkenden;
op welke wijze werkenden geïnformeerd en betrokken zijn geweest bij de planvorming, implementatie en evaluatie van het project;
op welke wijze de organisatie het advies ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid van werkenden kan implementeren, dan wel vorm is gegeven aan de begeleiding bij de implementatie, en een toelichting op de relevantie voor de aanvrager;
met welke partijen binnen of buiten de organisatie is samengewerkt.
4. De minister kan de subsidieontvanger in het kader van de vaststelling van de subsidie verplichten de contactgegevens te verstrekken van twee werknemers die actief betrokken zijn bij het project en bereid zijn informatie te verstrekken aan door de minister dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen instanties voor controle en evaluatiedoeleinden.
5. In afwijking van artikel 18, eerste lid, is er geen sprake van deelnemers aan het project als bedoeld in Bijlage I van Verordening 1304/2013.
6. De minister beslist, in afwijking van artikel 18, vijfde lid, binnen dertien weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling.