ECLI:NL:RBZWB:2025:203

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
11044586 \ CV EXPL 24-1843 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning wegens tekortkoming huurder

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Casade Woonstichting en een huurder. De zaak betreft de vraag of de huurder zijn hoofdverblijf heeft in de gehuurde woning. In een tussenvonnis werd overwogen dat de verhuurder voldoende bewijs had geleverd dat de huurder niet zijn hoofdverblijf in de woning had en deze in gebruik had gegeven aan derden. De huurder kreeg de gelegenheid om bewijs te leveren voor zijn stelling dat hij wel zijn hoofdverblijf in de woning had, maar de ingediende verklaringen waren onvoldoende om zijn standpunt te onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat de huurder tekort was geschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. De huurder werd veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en een gebruiksvergoeding voor de periode na de ontbinding van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen dan de persoonlijke omstandigheden van de huurder, waardoor de ontbinding en ontruiming gerechtvaardigd waren. De huurder moet de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis verlaten en de huurachterstand van € 1.957,62 betalen, evenals de proceskosten van € 879,38.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11044586 \ CV EXPL 24-1843
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
STICHTING CASADE WOONSTICHTING,
te Waalwijk,
eisende partij,
hierna te noemen: Casade,
gemachtigde: Reef Projectmanagement h.o.d.n. REEF geeft raad,
tegen
[huurder],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurder],
procederend in persoon.
De zaak in het kort
[huurder] huurt een woning van Casade. In het tussenvonnis is overwogen dat Casade in beginsel voldoende gesteld en onderbouwd heeft dat [huurder] niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning en dat hij deze in gebruik heeft gegeven aan derden. [huurder] is vervolgens in de gelegenheid gesteld om stukken in te dienen die zijn stelling onderbouwen, namelijk dat hij wel zijn hoofdverblijf heeft in de woning en dat hij daar samenwoont met zijn zoon. [huurder] heeft verklaringen ingediend, maar deze onderbouwen zijn standpunt niet voldoende. [huurder] heeft de stellingen van Casade hiermee onvoldoende gemotiveerd betwist. Dit heeft als gevolg dat vast komt te staan dat [huurder] niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning. [huurder] is daardoor tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Dat rechtvaardigt in dit geval een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. [huurder] zal de woning moeten verlaten. Ook moet hij de huurachterstand betalen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 oktober 2024 met de daarin genoemde stukken,
  • de op de rolzitting van 23 oktober 2024 ontvangen producties van [huurder],
  • de op 4 november 2024 ontvangen antwoordakte van Casade,
  • de op 7 januari 2025 ontvangen akte vermeerdering van eis met producties van Casade.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Casade kan op grond van artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering haar eis en gronden schriftelijk bij akte veranderen of vermeerderen. Door haar wijziging van eis en grondslag laat in deze procedure mede te delen, is de kantonrechter van oordeel dat de verandering en vermeerdering in strijd is met de eisen van een goede procesorde. De kantonrechter zal de op 7 januari 2025 ontvangen vermeerdering van eis van Casade dan ook buiten beschouwing laten.
2.2.
Volhard wordt bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 9 oktober 2024.
2.3.
In het tussenvonnis is [huurder] toegelaten om stukken in te dienen die zijn stelling onderbouwen dat hij zijn hoofverblijf heeft in de woning en dat hij de woning niet heeft onderverhuurd of in gebruik heeft gegeven aan derden, maar dat hij daar samenwoont met zijn zoon.
2.4.
[huurder] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en heeft op de rolzitting van 23 oktober 2024 stukken ingediend. Op deze stukken heeft Casade gereageerd.
2.5.
Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij wel zijn hoofdverblijf heeft in de woning en daar met zijn zoon woont heeft [huurder] 7 getuigenverklaringen overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat [huurder] met deze verklaringen onvoldoende heeft aangetoond dat hij zijn hoofdverblijf heeft in de woning. De kantonrechter legt hierna uit waarom dit onvoldoende is.
De verklaringen zijn niet genoeg
2.6.
Uit de verschillende verklaringen volgt dat de zoon van [huurder] (met name) in de weekenden in de woning verblijft en dat [huurder] dan (vaak) weg is. Dit verklaren zijn ex-partner, zijn zoon zelf, de vriendin van zijn zoon, een vriend van zijn zoon en de oma van zijn zoon. Zij zeggen echter allemaal niets over het (hoofd)verblijf van [huurder] in de woning. Daarnaast heeft zijn vriendin verklaard dat ze regelmatig op bezoek is geweest in de woning van [huurder], maar ook dit zegt niets over het hoofdverblijf. [huurder] heeft ook nog een verklaring overgelegd van [naam 1]. Hij verklaart dat hij [huurder] dagelijks heeft opgehaald op het adres van het gehuurde en dat [huurder] de afgelopen maanden meerdere keren op kantoor langs kwam, maar Casade heeft vraagtekens gesteld bij de betrouwbaarheid van deze verklaring. Zo is de verklaring gegeven door [naam 1], terwijl de e-mail is verstuurd vanuit de naam [naam 2], eigenaar van de [eenmanszaak]. Daarnaast vindt Casade het opvallend dat [huurder] werkzaam is (geweest) in de beveiliging en de verklaring afkomstig is van een schoonmaakbedrijf. De kantonrechter overweegt dat niet helemaal duidelijk is wat de relatie tussen [huurder] en ondergetekende precies is. Ook is niet duidelijk in welke periode hij [huurder] dagelijks heeft opgehaald op het adres van de woning. Nog los van de vraag hoe betrouwbaar deze verklaring is, kan uit deze verklaring ook niet worden opgemaakt dat [huurder] daadwerkelijk zijn hoofdverblijf heeft in de woning.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat [huurder] er niet in is geslaagd om voldoende onderbouwing te bieden van zijn stelling dat hij zijn hoofdverblijf heeft in de woning en daar samenwoont met zijn zoon. De kantonrechter oordeelt dat [huurder] de stellingen van Casade daarmee onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
Er is sprake van een tekortkoming
2.8.
In het tussenvonnis van 9 oktober 2024 is overwogen dat Casade in beginsel voldoende gesteld en onderbouwd heeft dat [huurder] niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning en deze in gebruik heeft gegeven aan derden. Hiermee komt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende vast te staan dat [huurder] niet zijn hoofdverblijf heeft in de woning en dat hij de woning in gebruik heeft gegeven aan derden. Hiermee heeft [huurder] in strijd gehandeld met zijn verplichtingen op grond van de huurovereenkomst (artikel 7.4. en 7.5. van de algemene voorwaarden) en dit levert een tekortkoming op.
Ontbinding en ontruiming is gerechtvaardigd
2.9.
Uit artikel 6:265 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt, dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
2.10.
Vastgesteld is dat er sprake is van een tekortkoming, zodat de door Casade gevorderde ontbinding – en daarmee samenhangende ontruiming – in beginsel kan worden toegewezen. [huurder] heeft verder geen omstandigheden aangevoerd die meebrengen dat hier sprake is van een uitzonderingssituatie. De kantonrechter overweegt dat de belangen van kinderen ook moeten worden meegewogen. Uit de verschillende verklaringen van familieleden en vrienden volgt dat de zoon van [huurder] weliswaar in de weekenden bij [huurder] verblijft, maar ook dat [huurder] dan zelf vaak weg is. Bovendien woont zijn zoon door de week bij zijn oma. De kantonrechter is van oordeel dat deze omstandigheid dan ook geen zodanige belemmering vormt voor de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen. De kantonrechter overweegt dat het verlies van de woning voor [huurder] uiteraard ingrijpend is, maar daartegenover staat het belang van Casade om er voor te zorgen voor een rechtvaardige verdeling van de schaarse sociale huurwoningen waarvoor Casade als woonstichting verantwoordelijk is. De kantonrechter is van oordeel dat de tekortkoming in dit geval de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter acht een ontruimingstermijn van twee weken een redelijke termijn.
Huurachterstand
2.11.
[huurder] heeft de huurachterstand van € 1.791,49 berekend tot en met september 2024 op de zitting erkend, zodat dit bedrag kan worden toegewezen. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 166,13 komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal – nu is voldaan aan artikel 6:96 lid 6 BW – worden toegewezen.
Gebruiksvergoeding
2.12.
Casade wil ook dat [huurder] wordt veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 876,15 te rekenen vanaf 1 oktober 2024 tot het moment van feitelijke ontruiming. Dit is de huurprijs per maand en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat [huurder] nog in de woning verblijft. [huurder] heeft deze vordering niet weersproken, zodat deze kan worden toegewezen. Voor zover [huurder] hiervoor al betalingen heeft verricht, hoeft hij dit uiteraard niet nogmaals te doen.
[huurder] moet betalen
2.13.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
1.791,49
- buitengerechtelijke incassokosten
166,13
Totaal
1.957,62
Proceskosten
2.14.
[huurder] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Casade worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
510,00
(2,5 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
879,38
2.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen,
3.2.
veroordeelt [huurder] om de woning gelegen aan [adres], met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste niet het eigendom van Casade zijn, binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen, en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Casade te stellen,
3.3.
veroordeelt [huurder] om aan Casade te betalen:
  • een bedrag van € 1.957,62 aan huurachterstand berekend tot en met september 2024 en buitengerechtelijke incassokosten,
  • een bedrag van € 876,15 voor iedere maand te rekenen vanaf 1 oktober 2024 tot de ontruiming van de woning,
3.4.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 879,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.5.
veroordeelt [huurder] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.