ECLI:NL:RBZWB:2025:2035

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
24/3374 en 24/3375
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van de WOZ-zaak naar de heffingsambtenaar wegens schending van het hoorrecht

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de onroerendezaakbelasting (WOZ) van twee woningen in Tilburg. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk €128.000 en €235.000 per 1 januari 2022 en had een aanslag opgelegd voor het jaar 2023. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond zonder belanghebbende te horen. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase, wat een schending van het hoorrecht inhoudt. Belanghebbende had in zijn bezwaarschrift verzocht om te worden gehoord, maar de heffingsambtenaar heeft dit verzoek genegeerd. De rechtbank heeft daarom besloten om de uitspraak op bezwaar te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar de heffingsambtenaar. De rechtbank benadrukt dat de heffingsambtenaar belanghebbende deugdelijk moet uitnodigen voor een hoorzitting, waarbij duidelijk de datum, tijd en locatie vermeld moeten worden. De rechtbank komt niet toe aan een beoordeling van de waardebeschikkingen en de aanslag, omdat de procedure niet correct is verlopen. Tevens is bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van €51,- aan belanghebbende moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/3374 en 24/3375
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 april 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats 1], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [plaats 2] op 1 januari 2022 vastgesteld op €128.000. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres 2] te [plaats 2] op 1 januari 2022 vastgesteld op € 235.000. Met vaststelling van deze waarden is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelasting van de gemeente Tilburg voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 april 2025 op zitting behandeld. Namens de heffingsambtenaar hebben [naam 1], [naam 2] en [naam 3] deelgenomen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Hij is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 29 november 2024 aan belanghebbende naar het op het beroepschrift vermelde adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu de genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL blijkt dat de brief op 30 november 2024 aan belanghebbende is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd. De rechtbank heeft daarom de zaak behandeld buiten aanwezigheid van belanghebbende. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

Overwegingen

2.1.
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om te worden gehoord.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft een concept uitspraak op bezwaar aan belanghebbende verzonden. Het begeleidend schrijven vermeldt onder meer:
“Ik verzoek u om binnen 2 weken na dagtekening van deze mail/brief contact op te nemen met mevrouw [naam 4], telefonisch bereikbaar op [telefoonnummer] of mail naar [e-mailadres] om aan te geven welke keuze u maakt:
1. U bent niet akkoord met het advies van de taxateur. U wilt een afspraak maken voor een hoorzitting.
2. U bent akkoord met het advies. U ziet af van horen.
(…)”
2.3.
Belanghebbende heeft daarop schriftelijk aangegeven dat hij wil worden gehoord.
2.4.
De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan zonder belanghebbende te horen.
2.5.
Belanghebbende heeft naar aanleiding van de uitspraak op bezwaar telefonisch contact opgenomen met de heffingsambtenaar. Hij heeft aangegeven ten onrechte niet te zijn gehoord. De heffingsambtenaar heeft aangeboden om belanghebbende alsnog te horen. Belanghebbende heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
2.6.
De rechtbank stelt vast dat belanghebbende ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase en dat daardoor het hoorrecht is geschonden. Belanghebbende heeft, naar de rechtbank begrijpt, voor dat geval verzocht om terugwijzing van de zaken naar de heffingsambtenaar. De rechtbank wijst dat verzoek toe, omdat er nog verschil van opvatting bestaat over de feiten. Voor het passeren van het gebrek op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, zo de heffingsambtenaar heeft verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding. Dat de heffingsambtenaar na het doen van uitspraak op bezwaar nog inspanningen heeft verricht om belanghebbende alsnog te horen, is te laat.
2.7.
De rechtbank zal de uitspraak op bezwaar vernietigen en de zaak terugwijzen naar de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar dient belanghebbende, alvorens opnieuw uitspraak op het bezwaar van belanghebbende te doen, deugdelijk in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord. De rechtbank wijst de heffingsambtenaar er daarbij op dat de uitnodiging voor de hoorzitting duidelijk de datum, het tijdstip en de locatie van de hoorzitting dient te vermelden. Omdat de rechtbank de zaak terugwijst naar de heffingsambtenaar komt zij niet toe aan een beoordeling van de waardebeschikkingen en de aanslag.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de heffingsambtenaar op een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51,- aan belanghebbende moet vergoeden.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2025 door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier en wordt geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.