ECLI:NL:RBZWB:2025:2042
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- S. Hindriks
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens ontbreken spoedeisend belang in bestuursrechtelijke zaak
Op 28 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een huurder van een pand, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg, dat op 6 februari 2025 was genomen, en dat de sluiting van het pand voor de duur van vier maanden inhield. Verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelde dat er sprake was van spoedeisend belang, onder andere vanwege de opvang van zijn serval katten en de financiële gevolgen van de sluiting.
Tijdens de zitting op 28 maart 2025 waren verzoeker, zijn gemachtigde mr. G.J.P.M. Mooren, en de burgemeester vertegenwoordigd door mr. A.M.P. van Alphen en mr. F.M. Pecht aanwezig. De verhuurster had zich afgemeld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat er sprake moet zijn van onverwijlde spoed.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang was. De argumenten van verzoeker, waaronder de opvang van de serval katten en de financiële gevolgen, werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd. De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat verzoeker geen recht had op vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tevens werd aangegeven dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep openstaat.